Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Zeespiegel

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Zeespiegel

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nam ik vleugelen des dageraads, woonde ik aan het uiterste der zee; Ook daar zou Uw hand mij geleiden, en Uw rechterhand zou mij houden. (Psalm 139: 9-10)

Het leven is een leugenaar. Wie op een mooie zomeravond langs het strand wandelt, geniet. De temperatuur is aangenaam, een briesje waait door je haren. De zee is eindeloos. En achter de zee zakt de rode bol van de zon – zo lijkt het – de golven in. Dan is geloven niet moeilijk. De macht van God en de harmonie van de natuur zijn zo dichtbij. Dan lijkt het ook ineens minder moeilijk om alles wat je bezighoudt in Gods handen te geven.

Maar als je thuiskomt en de sleutel in het slot van je huis steekt, overvalt je de angst, de beklemming. Het hele leven komt met zijn zorgen en zonden op je af. Weg geloof. Als een zandkasteel dat door één grote golf wordt weggespoeld.

Bedreigen
Heeft David zich laten bedriegen? Hij zingt vol vertrouwen over Gods handen die hem leiden en redden. Ook in de grootste angst. Want dat klinkt in het beeld van de zee. Dat is meer dan een denkbeeldige emigratie. Het einde van de zee staat tegenover daar waar de zon opkomt, de dageraad, het oosten, waar het dag wordt. Het einde van de zee, dat is het verre westen, waar het donker wordt.

De lucht straalt maar de afgrond gaapt (vers 8). Zo verwarmt de zon maar de zee geeft een rilling. Het is de zee waarover Sil de Strandjutter zegt: de zee geeft, de zee neemt. De zee als macht, vol onvoorziene uithalen, duister soms. Zelfs voor ons, die achter de dijken wonen en die de zee vooral van een dagje uit kennen. Want hoe lang houden die dijken het eigenlijk nog? De zee stijgt. Centimeters per jaar, maar het is een dreiging die de kranten regelmatig vult. De zee, dat is het beeld voor alle krachten die mijn bestaan overspoelen en wegvagen. Zeeën van aanvechting, van aanvallen, zeeën van tegenspoed en oordeel die ik over mezelf heb afgeroepen (Jona!).

Bedriegen
Is het dan grootspraak als David zingt dat hij ook in die wereld vol angst en aanvechting door God geleid wordt? Nee, David spreekt uit ervaring. God heeft hem uit de klauwen van zijn vijanden gered (Psalm 138).
David heeft Gods handen gevoeld. De hand wordt in de Bijbel vaak gebruikt als beeld van macht. En de rechterhand is dan de overtreffende trap van macht, almacht, de hand die grijpen kan, houden, redden van de afgrond. David gaat zijn weg door het leven. En op die weg weet hij Gods handen om zich heen. Zoals het kind dat over de evenwichtsbalk loopt. Toch niet bang, want vaders handen zijn beschermend om haar heen. Klaar om haar te grijpen.

Het bemoedigt me dat de koning dit heeft gezongen. Blijkbaar wilde God hem helpen. Dan kan ik proberen mee te zingen: woonde ik aan het uiterste der zee, ook daar zou uw hand mij geleiden. Maar is het niet de bemoediging van die oude zuster die zegt: volhouden, mij heeft de Heere ook doorgeholpen? Mooi natuurlijk, maar wat heb je eraan als je naar adem hapt en geen reddingsboei ziet?

Behouden
Ik denk aan de discipelen aan wie Jezus verschijnt (Lukas 24). Zij schrikken van Hem. Onveilig, overspoeld door golven van verdriet en uitzichtloosheid. Jezus was toch niet de Messias. En dan staat er ineens een verschijning in hun midden. Een geest. Jezus bewijst dat Hij het zelf is. Hoe? Door hen zijn handen te tonen: Ziet mijn handen. Het zijn de handen waarin de littekens van het lijden zichtbaar zijn. Jezus’ handen zijn het bewijs dat Hij leeft. Almachtig. Teruggekeerd uit de dood, opgekomen uit de afgrond van de hel, vanachter de duisterste macht die er is: de dood.

Hij wil mijn leven in Zijn handen nemen. Dat gaat aan mijn overgave vooraf. Ik hoef mijzelf niet te behouden, kan mijn hoofd ook helemaal niet boven water houden. Ik mag ondergaan in het water van de doop. Hij komt onder mij, is dieper geweest dan ik ooit komen kan. Hij schenkt mij nieuw leven. Dat is het verschil met de anderen. De vijanden van David spreken anders, schandelijk (vers 20). Ze stellen hun vertrouwen op Gods vijanden.
En wanneer Jezus dan naar de hemel gaat, zijn het dezelfde handen die de discipelen zegenen. Hij laat hen niet alleen, maar regeert vanuit de hemel door Zijn woord en Geest. Zijn handen zijn om Zijn kerk.
Omdat Jezus die afstand overbrugd heeft, van de hemel naar de hel, van de dag naar de nacht van ons mensenbestaan heb ik gegronde reden om mee te zingen met David.

Het leven liegt. God is trouw.

D.J.T. Hoogenboom
Ds. D.J.T. Hoogenboom is predikant te Siegerswoude- De Wilp.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 2012

De Wekker | 16 Pagina's

Zeespiegel

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 augustus 2012

De Wekker | 16 Pagina's