Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

“Leiderschap in context”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

“Leiderschap in context”

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onze kerken hebben sinds 2004 in de Kerkorde de mogelijkheid opgenomen om zendingsgemeenten te vormen. Deze gemeenten zijn geroepen om het evangelie door te geven aan mensen die de God van de Bijbel niet kennen. Zij doen dat als pioniers, zoekend naar manieren om in aansluiting op de plaatselijke situatie (context), mensen te bereiken die door de bestaande kerken moeilijk bereikt worden. Leiding geven aan een zendingsgemeente is complex. Bezoekers en leden van zendingsgemeenten hebben heel verschillende culturele en maatschappelijke achtergronden. Gezag en dienstbaarheid worden verschillend beleefd en ingezet. Kennis van Bijbelse basisprincipes bij toetreders tot de gemeenten is beperkt.

Vanuit onze zendingsgemeenten komt de vraag op wat de gereformeerde theologie te bieden heeft voor de bezinning op het leiderschap in deze complexe gemeenten. Het is goed om bij vragen die uit de praktijk van (zendings)gemeenten opkomen eerst maar eens terug te gaan naar de Bijbel. Wat zegt de Bijbel over de gemeente, over het leiding geven aan die gemeente en over haar missionaire roeping? Als we deze lijnen helder op ons netvlies staan, kunnen we verder kijken. Hoe zijn in de gereformeerde theologie deze zaken doorvertaald naar ons denken over de gemeente?

Gemeente
In het Oude Testament is de ‘Qahal’ (in de Nederlandse Bijbelvertalingen vertaald als de ‘gemeente’) de aanduiding voor het volk Israël. De ‘gemeente’ is het uitverkoren volk van God, waarop God door Zijn verbond en Zijn geboden een aanspraak heeft en waaraan Hij zijn beloften geeft (o.a. Deut 5: 22 en 33: 4). Dit volk wordt opgeroepen zich van deze bijzondere positie bewust te zijn: ‘… gij zijt een volk, dat de Here, uw God, heilig is, en u heeft de Here uitverkoren om Hem een eigen volk te zijn uit al de volken, die op de aardbodem wonen.’ (Deut. 14: 2).

Maar Gods bemoeienis met de wereld beperkt zich niet tot Israël, noch tot de gemeente. De Bijbel begint met de schepping, als daad van God, waarmee Hij aanspraak maakt op heel de wereld en alle volken. Als Abraham wordt geroepen, en met zijn nakomelingen in een bijzondere verbondspositie tot God komt te staan, mogen alle volken delen in de zegen van die verkiezing (Gen 12: 3).
In de evangeliën van het Nieuwe Testament wijst de Here Jezus zijn leerling Petrus (en naar gereformeerde overtuiging met Petrus de overige leerlingen) aan als degenen op wie Hij Zijn ‘ekklesia’, Zijn kerk zal bouwen. Jezus geeft de kerk een geweldige belofte mee: ‘de poorten van het dodenrijk zullen haar niet overweldigen’ (Matt. 16: 18). De gemeente zal hebben te functioneren als gemeenschap van gelovigen, die elkaar mogen en moeten aanspreken op hun leven als volgeling van Jezus (Matt. 18: 15-17).

Aan het eind van het Evangelie naar Mattheus draagt Jezus zijn discipelen op: ‘Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes en leert hen onderhouden al wat ik u bevolen heb.’ En Jezus verbindt ook aan die opdracht Zijn belofte: ‘En zie, ik ben met u al de dagen tot de voleinding der wereld.’ (Matt. 28: 19-20). Jezus belooft de Heilige Geest om na Zijn hemelvaart de gemeente toe te rusten voor haar taak (Luc. 12: 12, 24: 49, Joh. 14: 16 en 26, 15: 26, 16: 7).
In het boek Handelingen lezen we prachtige woorden over de in Jeruzalem ontstane gemeente. Door haar ingetogen, eenvoudige levensstijl, haar vreugde door het ontvangen geloof, en haar trouw in haar samenkomen ten behoeve van onderwijs, gebed en viering van het avondmaal had deze gemeente een grote aantrekkingskracht (Hand. 2). Door de vervolging van de eerste christenen, en door de verkondiging van het evangelie door de apostelen ontstaan op veel plaatsen buiten Israël nieuwe gemeenten.
In de brieven worden de gemeenten telkens door de apostelen opgeroepen vast te houden aan het verkondigde evangelie, en het ontvangen geloof toe te passen in het leven als christenen onder elkaar, maar ook in de samenleving.
Het boek Openbaring tekent de spanning en de verdrukking, waaronder de gemeenten komen te staan, maar laat tegelijk zien dat het Christus zelf is, die de overwinning heeft behaald, en Zijn gemeente in de verdrukking zal bewaren. De gemeente wordt in prachtige beelden geschilderd als ‘bruid’ van Christus, die zich voor Hem gereedgemaakt heeft, ‘en haar is gegeven zich met blinkend en smetteloos fijn linnen te kleden’ (Openb. 19: 8).
Uit al deze Bijbelse gegevens blijkt de unieke positie die de gemeente mag innemen in het heilswerk van God in heel de wereld.

Verbond
Paulus neemt in zijn brieven de lijn van het Oude Testament op, dat de gemeente van Christus het uitverkoren volk van God is. Hij citeert daarbij teksten uit het Oude Testament (o.a. Lev. 26: 12 en Jer. 31: 9). En ook Petrus neemt de oudtestamentische lijn op, als hij schrijft: ‘Gij echter zijt een uitverkoren geslacht, een koninklijk priesterschap, een heilige natie, een volk (Gode) ten eigendom, om de grote daden te verkondigen van Hem, die u uit de duisternis geroepen heeft tot zijn wonderbaar licht.’ (1 Petr. 2: 9, met verwijzing naar Ex. 19: 6). De Apostelen trekken de verbondslijn uit het Oude Testament door naar de gemeente in het Nieuwe Testament. We vinden de lijn van verbond en verkiezing ook terug in de wijze waarop de gemeenten en de gelovigen in de brieven worden aangesproken, bijvoorbeeld als ‘in Hem (Christus- HC) uitverkoren voor de grondlegging der wereld’ (Efez. 1: 4), ‘door God uitverkoren heiligen en geliefden’ (Kol. 3: 12), ‘de uitverkorenen naar de voorkennis van God, de Vader’ (1 Petr. 1: 2), een ‘uitverkoren geslacht’ (1 Petr. 2: 9). In samenhang met deze verkiezing zijn de gemeente en haar gelovigen uit de wereld geroepen tot navolging van Christus (o.a. Rom. 1: 6, Rom. 8: 28).
De gereformeerde theologie heeft hierin de doorwerking van de oudtestamentische noties van verkiezing en verbond onderkend en doordacht voor de christelijke gemeente. Naar gereformeerde overtuiging bestaat de gemeente niet door menselijk handelen maar door het heilswerk van de drie-enige God. De gemeente leeft uit Gods beloften en in het perspectief van het Koninkrijk der Hemelen. Christus zelf is haar hoofd, de gemeente behoort Hem toe, Hij staat zelf voor haar in, en Hij leidt haar door Zijn woord en Geest naar haar doel en bestemming. (Zie o.a. Heidelberger Catechismus Zondag 21).

Leiderschap
Wat een gemeente ten diepste mag zijn wordt dus bepaald door haar positie in het heilshandelen van God. Voor het leidinggeven aan de gemeente geeft dit uitgangspunt een haast weldadige rust en tegelijk een grote verantwoordelijkheid. De term ‘leiderschap’, die bij ons al snel wordt verbonden met ‘management en organisatie’, mag worden vervangen door termen als ‘dienstbaarheid’, ‘roeping’ en ‘afhankelijkheid’. Leidinggeven in een (zendings)gemeente is in de eerste plaats besef hebben dat Christus Heer is van de gemeente, die door Gods heilshandelen samengebracht is, en door de Heilige Geest wordt toegerust. Dat geeft ontspanning (de gemeente is niet van ons, maar van Christus, Die voor haar instaat), maar ook een diep besef van verantwoordelijkheid (gewone mensen worden door Christus geroepen in Zijn dienst).

Missionair
Net zoals Gods heilswerk bepalend is voor het bestaan van de gemeente, is Gods Heilswerk ook bepalend voor de roep die uitgaat naar mensen die van God vervreemd zijn. De gemeente is de door God samengebrachte gemeenschap die, levend van Gods beloften, op weg is naar Gods toekomst, en onderweg Zijn getuige is en het Koninkrijk van God in de wereld laat zien. Zij is daarin afhankelijk van de Geest, die zich verbindt met de verkondiging van het evangelie in woord en daad.

In de specifieke context van onze zendingsgemeenten, en de vragen die daarbij aan haar leiderschap worden gesteld, mag het vertrouwen leven dat Christus zelf daadwerkelijk Heer is over de gemeente en haar missie. Dat ontslaat ons niet van inzet en creativiteit. Leidinggeven in zendingsgemeenten en het uitdragen van haar boodschap vraagt veel inlevingsvermogen en veel geduld. Maar Christus staat garant voor Zijn gemeente. Wie dat gelooft, kan in vertrouwen aan het werk!

Herman Carlier is predikant te Enschede-West, en schreef een masterscriptie over leiderschap in zendingsgemeenten.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 oktober 2012

De Wekker | 20 Pagina's

“Leiderschap in context”

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 oktober 2012

De Wekker | 20 Pagina's