Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Doorwerking van interkerkelijke eenheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Doorwerking van interkerkelijke eenheid

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het laatste inhoudelijke besluit dat de synode 2013 in haar derde zittingsweek nam, was meteen ook het lastigste. Het ging om de vraag of het principieel en kerkordelijk mogelijk is niet-christelijkgereformeerde ambtsdragers van samenwerkingsgemeenten af te vaardigen naar classisvergaderingen.

Deputaten kerkorde en kerkrecht én deputaten eenheid gereformeerde belijders hadden zich in de afgelopen periode over die vraag gebogen. En de synode was op grond van hun rapporten van oordeel dat dit op zich inderdaad mogelijk is. Maar … toch vond de synode het op dit moment niet wenselijk deze deur te openen. En de oorzaak daarvan ligt, zo werd geformuleerd, in ‘de reeds langer bestaande moeite met de doorwerking van de samenwerking op bovenplaatselijk vlak, welke onder andere blijkt uit het nog niet invoeren van het federatief groeimodel’.

Zoals gezegd: het was het laatste besluit dat genomen werd. En dat kwam ongetwijfeld door de weerbarstigheid van de materie. Het duurde lang voordat commissie 4 (de synodale commissie die de zaken van eenheid moest voorbereiden voor plenaire bespreking) met haar voorstellen kwam; er was echt mee geworsteld. En tijdens die plenaire bespreking werd door de synodeleden aangevoeld dat er op zich wellicht best een definitief besluit genomen zou kunnen worden. Maar dat zou dan toch een geforceerd besluit geworden zijn, naar welke kant het ook zou uitvallen. En dat zou niet geestelijk zijn. Daarom werd op voorstel van een aantal synodeleden besloten tot een soort ‘pas op de plaats’: op dit moment geen beslissing op dit punt nemen, maar tegelijk zowel intern als met andere kerkverbanden een gesprek aangaan waar de vragen en aarzelingen over dit punt echt besproken zullen gaan worden. Dat gesprek moet – wat het kerkelijk interne deel betreft – gevoerd worden op de kerkelijke christelijke gereformeerde vergaderingen en deputaten eenheid krijgen hulp van deputaten vertegenwoordiging (het oud-moderamen van de synode) om dat op gang te brengen.

Waar gaat het precies om?
Het is goed om helder te krijgen wat het eigenlijke punt is. Toen de interkerkelijke eenheid in onze kerken inhoudelijk gestalte ging krijgen (dat was in 1965, dus bijna 50 jaar geleden!) is daarbij telkens geformuleerd dat een tussen plaatselijke kerken(raden) gevonden eenheid ‘zuiver plaatselijk’ is. Het draagt een ‘voorlopig karakter, in afwachting van de verdere ontwikkeling ten aanzien van de toenadering tussen beide kerkverbanden’. En zo ontstonden verbintenissen tussen plaatselijke christelijke gereformeerde kerken en gemeenten van de NGK, GKv, GB in de PKN, en in een pril stadium ook met de HHK.* Die verbintenis is in een aantal situaties zó hecht geworden dat er sprake is van één gemeente, die we dan een samenwerkingsgemeente noemen. De kerkenraad van zo’n samenwerkingsgemeente heeft bevoegdheid om alles te doen wat tot het welzijn van die gemeente nodig is. Dat is immers met álle kerkenraden het geval. Alleen … die kerkenraad heeft niet de bevoegdheid om naar de classicale vergadering af te vaardigen wie hij maar wil. In die bevoegdheid is hij beperkt: hij mag slechts christelijke gereformeerde ambtsdragers naar de classis afvaardigen. Reden: een classis is een ‘meerdere’ vergadering; zij draagt een bovenplaatselijk karakter en we hebben nu eenmaal afgesproken dat we de eenheid ‘zuiver plaatselijk’ zullen houden, tot nader aankondiging. De samenwerkingsgemeente behoort formeel ook tot beide (of alle drie, als daar sprake van is) kerkverbanden.

Maar het is te begrijpen dat dit op een gegeven moment gaat wringen: een kerkenraad wordt op dit punt in zijn plaatselijke bevoegdheden ingeperkt. Met andere woorden: precies op het snijvlak van de kerkenraad enerzijds en de meerdere vergaderingen anderzijds gaat het spannen; de lastbrief die de kerkenraad voor de classis gereedmaakt, mag alleen namen van christelijke gereformeerde ambtsdragers bevatten. Die spanning wordt nog vergroot omdat de GKv en de NGK een dergelijke beperking níet kennen: daar zijn christelijke gereformeerde afgevaardigden van samenwerkingsgemeenten volledig bevoegd om als lid van de classis c.q. regio toe te treden. Het gebeurt zelfs wel dat een christelijke gereformeerde predikant verkozen wordt tot (secundus-)lid van de synode.

Een noodzakelijk gesprek
Onze synode heeft aangevoeld dat hier toch zaken helder moeten worden. Al bijna 50 jaar lang worstelen we met de vragen rond de eenheid van de ‘eigen’ kerken enerzijds en de eenheid met andere kerken anderzijds. Die vragen komen vaak tot uiting op classisvergaderingen, bijv. als het gaat om een aanvraag voor het aangaan van een zusterkerkrelatie met een andere gemeente van gereformeerd belijden. Maar … nadat dat volgens de regels van de kerkelijke kunst behandeld is, gaan de broeders weer uiteen, de een dankbaar, de ander teleurgesteld. De synode heeft gezegd: we moeten nu toch echt eens door die geestelijke en kerkelijke vragen heen kruipen; we kunnen ze niet altijd maar ‘vergadertechnisch’ behandelen: er zit een probleem onder. En dat probleem moet een keer op tafel komen, want het is schadelijk om het te blijven ontwijken.

Hoe? De synode heeft o.a. uitgesproken dat er een gesprek op gang gebracht zal worden binnen eigen kerkverband op het punt van de verhouding van de eenheid tussen kerkverbanden enerzijds en de eenheid binnen eigen kerkverband anderzijds. Hoe is dat te organiseren? Ik lever daar enkele lijnen voor aan.

Een mogelijkheid
Het ligt voor de hand om dit gesprek op de classicale vergaderingen te voeren. Dáár ontmoeten de plaatselijke gemeente en het kerkverband elkaar immers. En daar zit die klem van het niet ongehinderd kunnen afvaardigen van ambtsdragers uit de samenwerkingsgemeente. Nu vinden wij het in het algemeen nog niet zo gemakkelijk om op een classis een gesprék te houden. We hebben een agenda, er worden bij de agendapunten enkele vragen gesteld en er wordt een besluit genomen. En zo vervolgens. Vaak is het helemaal geen probleem om die werkwijze te volgen. Maar als de classicale verhoudingen spanning opleveren, dan zit er toch iets onbevredigends in: er is geen werkelijke ontmoeting … In de 21e eeuw hebben we als generale synode geleerd hoe heilzaam het is als die ontmoeting echt plaatsvindt. Dan gaat men elkaar anders zien en kunnen geestelijke openingen ontstaan. Ga na meditatie en gebed in gesprek met elkaar, zonder notulen etc. En open wederzijds uw harten: wat hindert ons nu aan de ontmoeting met een niet christelijke gereformeerde ambtsdrager uit een samenwerkingsgemeente? Is die zoveel anders van instelling dan die andere ambtsdrager die wél tot ons kerkverband behoort? Maakt het uit of hij NGK-er is of HHK-er is (al zijn we met hen nog niet zo ver)? Maar is dat dan geen wantrouwen? En anderzijds: waarom vinden we het zo belangrijk dat het kan? En … welke ruimte voor een andere insteek geven we de ander om wille van de broederschap? En: wat betekenen onze ruime openingen naar andere kerkverbanden (het zijn er heel wat zo ondertussen) wanneer we ons, als het gaat om de verwerking daarvan in het kerkverband, toch weer terugtrekken op ons christelijke gereformeerde ‘eiland’? Wat voor kerkbegrip zit daar achter

Een oproep
De deputaten voor eenheid van de gereformeerde belijders zullen zich, geholpen door het oud-moderamen van de synode, de komende tijd buigen over de vraag hoe het gesprek dat hierboven is aangeduid het beste gevoerd kan worden. Zij zullen de kerkelijke vergaderingen daar dan over benaderen. En die zullen de oproep van de synode dan vast en zeker serieus nemen en op welke manier dan ook tot onderling gesprek komen. Daarnaast is het niet verkeerd wanneer kerkenraden er ook intern over spreken. Natuurlijk, het is niet gemakkelijk; we spreken gemakkelijker met ‘gelijkgestemden’ dan met hen die net een wat andere ‘stem’ hebben. Maar dat is in de kerk geen maatstaf: we zijn kerkelijk aan elkaar gegeven door niemand minder dan de Here zelf, en we zullen elkaar dan ook in oog en hart houden. De christelijke gereformeerde kerken hebben altijd bekend gestaan om het feit dat men daar elkaar vast wil houden, zelfs bij grote inhoudelijke variatie. Zou die geestelijke kracht – die van Boven komt! – ons dan niet helpen om over de kerkmuren heen te kijken, en waarlijk katholiek te willen zijn?

* NGK: Nederlands Gereformeerde Kerken; GKv: Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt); GB in de PKN: Gereformeerde Bond in de Protestantse Kerk in Nederland; HHK: Hersteld Hervormde Kerk.

D. Quant
Ds. D. Quant is preses van de (nog niet gesloten) generale synode 2013 en predikant te Huizen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 januari 2014

De Wekker | 24 Pagina's

Doorwerking van interkerkelijke eenheid

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 januari 2014

De Wekker | 24 Pagina's