Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Liturgie bij de reformatoren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Liturgie bij de reformatoren

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nu we gezien hebben, hoe de liturgie in de synagogen van de Joden is begonnen, gaan we dit keer naar de reformatie in de 16e eeuw. Daar ontmoeten we dan M. Luther, U. Zwingli, M. Bucer en J. Calvijn. Zij zijn allen intensief bezig geweest met de liturgie, en dan liturgie – niet allereerst als de orde van de dienst – maar als het totale gebeuren in de samenkomst van de gemeente. Daar is een aantal wezenlijke aspecten van aan te wijzen, zoals:

1. Een behoorlijke diversiteit
Elke reformator heeft zijn eigen liturgische visie en ontwerp. Dat hangt samen met de eigen houding tegenover het recente of meer latere verleden.

Zo Martin Luther. Hij kwam direct uit de Roomse Kerk en uit haar liturgische traditie. Hij heeft ook het meest daarvan meegenomen in zijn liturgie. Zeker, hij herstelde met kracht en overtuiging de Woord-dienst. Toen hij in 1544 de slotkapel in het plaatsje Torgau in gebruik stelde, zei hij, dat in Gods huis niets anders mag geschieden dan ‘dat onze lieve Heer zelf met ons spreekt door zijn heilig Woord en dat wij op onze beurt met Hem spreken door gebed en lofgezang’. Zo komt hij tot eerherstel van de prediking binnen de misliturgie. Hij wil de bestaande (mis)liturgie niet opheffen, maar weer tot zijn wezenlijke doel brengen. Want Gods Woord is het hart van de liturgie. Wel zal elke zondag de mis, het avondmaal, bediend worden, maar daarbij moet de hoofdzaak zijn, dat Gods Woord in werking treedt. Hij laat de misgezangen blijven als ook een aantal heiligenfeesten. Wierook, kaarsen, altaarboeken en beelden worden meegenomen.

Ulrich Zwingli doet het weer anders. Hij is radicaler dan Luther. Hij gaat in Zürich terug op de pronaus-dienst van de Late Middeleeuwen. Dit betrof een preek-dienst met af en toe een viering van het avondmaal toegevoegd. Hij kende geen gemeentezang als wezenlijk voor de kerkdienst. Hij streeft naar vereenvoudiging van de liturgie, met concentratie op de prediking.

De reformator Martin Bucer brengt in Straatsburg herstel van de Woord- en Avondmaalsdienst in de liturgie. Hij schaft de feestdagen af, een bijzonder priesterkleed is niet nodig, bij de doop moeten zalving, olie, kaarsen en zout weggelaten worden, en de beelden zullen (door de overheid) verwijderd worden. De liederen voor het zingen van de gemeente worden zoveel mogelijk uit Gods Woord geput en dan gebruikt in de samenkomsten.

En dan komt Johannes Calvijn. Hij probeert tijdens zijn eerste verblijf in Genève de pronaus- liturgie van Q. Farel om te buigen naar de misliturgie van de église ancienne (=de oude kerk) met haar twee-eenheid van prediking en avondmaalsviering. Hij past zich echter zoveel mogelijk aan bij de bestaande situatie in deze stad. Gaat hij daarna in Straatburg werken, dan mag hij met zijn kleine Franse vluchtelingengemeente elke maand het avondmaal gebruiken. Dat is behoorlijk naar zijn hart. Hier begint hij ook een Liedboekje voor de gemeentezang samen te stellen. Weer terug in Genève, zet hij zich er voor in de pronaus-liturgie om te buigen naar de misliturgie van de oude kerk met het volop zingen van de gemeente in de diensten, waarbij de kinderen voorop mogen gaan! Calvijn heeft dus meerdere liturgische ontwerpen nagelaten.
Zo zien we een behoorlijke diversiteit onder de reformatoren, waar het gaat om de liturgie.

2. Een duidelijke gemeenschappelijkheid
Maar over één zaak zijn allen het eens. Zij zeiden principieel ‘neen’ tegen misliturgie en de mis-praktijk bij Rome. Men verwerpt de visie van de toenmalige Roomse Kerk, dat de mis een offer is met verzoenende waarde, dat de kerk via haar geestelijken brengt aan God. De reformatoren nemen afstand van de transsubstantiatieleer, nl. dat brood en wijn van het avondmaal onder de zegenende handen en de gesproken instellingswoorden van de priester tot het lichaam en bloed van Christus worden. Vindt het breken van het brood en het vergieten van de wijn plaats, dan zou Christus weer geofferd worden. Dit betekent een noodzakelijke aanvulling van zijn kruisoffer, dat op zich niet genoeg is. De reformatoren zetten een definitieve streep door deze on-Bijbelse offergedachte in de mis.

Luther zet hiervoor in de plaats zijn consubstantiatieleer: Christus is met lichaam en bloed reëel present, verbonden aan ouwel en wijn, in de mis. Hij kán zo aanwezig zijn, omdat zijn menselijke natuur bij zijn hemelvaart overal tegenwoordig kan zijn, waar Hij wil. En dat wil Hij bij het avondmaal, omdat Hij zei: ‘Dit is mijn lichaam’ en ‘Dit is mijn bloed’. Hierin staat Luther echter alleen. Overigens zijn al de anderen het met hem eens, dat de mis geen verzoenend offer is.
Het gaat in de kerkdienst, in de liturgie, om de ontmoeting van God met zijn gemeente. Hij wil om het werk van zijn Zoon tot ons komen in zijn Woord en met zijn Geest. Daarin biedt Hij vanuit zijn eeuwige liefdewil alle heil in Jezus aan met de opdracht, dat de gemeenteleden, jong en oud, dit zullen aannemen. Calvijn zegt: God presenteert ons zijn genade in zijn beloften, onder bevel dat wij deze zullen accepteren in geloof. Zo vieren we de ontmoeting met Hem in de liturgie!

3. Een sterke gemeente-activiteit
Waar de reformatoren – de één wat meer dan de ander – voor pleiten is, dat de gemeente actief deelneemt aan de dienst.

Luther zet in Wittenberg het volk, mede vanuit het priesterschap der gelovigen (zie o.a. 1 Petrus 2: 5 en 9), weer aan het zingen in de diensten. In 1524 geeft hij zijn eerste Liedboek uit. Dit groeit door de jaren uit tot het Wittenberger Gesangbuch. Hij vindt dat God ons hart en gemoed vrolijk heeft gemaakt door zijn lieve Zoon, die Hij voor ons tot verlossing van zonde, dood en duivel gegeven heeft. Wie dit met ons gelooft, schrijft hij, kan niet nalaten om vrolijk en lustig te zingen, zodat anderen er op afkomen. Dit zingen is bedoeld tot eer van God en tot voordeel van onze naasten!

Ook Bucer wil, dat er in de diensten gezongen wordt. Hij beroept zich daarvoor op de Schrift. Hij schrijft in één van zijn liturgische publicaties: ‘Omdat wij weten, dat alleen de Geest van God de dingen van God kent en ook dat de Schrift alle goeds bevat, zo gebruiken wij in onze gemeente van God geen gezang noch gebed, dat niet uit de goddelijke Schrift is genomen’. Hij verordent, dat er in de landstaal, dat is voor hem: in het Duits, gezongen wordt.

Johannes Calvijn zet zijn Straatburgse gemeente aan het zingen, want hij vindt het zingen een wezenlijk bestanddeel van de samenkomsten. Hij begon daarom meteen iets voor de gemeentezang klaar te maken. Hij vervaardigt in 1539 een eerste Liedboekje Aulcuns Pseaulmes et Cantiques mys en chant (Enige Psalmen en Gezangen, bestemd door de zang). Het bevat 18 psalmberijmingen en 3 andere liederen (Lofzang van Simeon, de Tien Geboden en het Credo). Hij heeft dan enige Psalmen zelf berijmd en weet ook bewerkingen van liederen te bemachtigen, die later van de hand van Clément Marot blijken te zijn. Hij wil liederen die door heel de gemeente kunnen worden gezongen. De kinderen moesten op school ze eerst leren zingen en dan mochten zij ze de gemeente vóórzingen op zondag in de kerk. Calvijn dringt er bij anderen op aan hem te helpen zijn Liedboek aan te vullen. Dit doen Clément Marot en Theodorus a Beza. In 1562, twee jaar vóór zijn dood, zijn in elk geval de 150 Psalmen berijmd. En op melodie gezet. De melodieën laat hij door zijn organisten halen uit de bestaande Gregoriaanse zangen en uit de zangwijzen van de synagogen.

Zo bestaat de reformatorische liturgie uit: Schriftlezingen, prediking en avondmaalsviering naar plaatselijke frequentie mét de actieve deelname van de gemeente door o.a. het zingen van Bijbels georiënteerde liederen. Deze liturgie waaiert in de komende eeuwen uit naar vele landen, waar Lutherse en Calvinistische kerken ontstaan, ook naar Nederland.

T. Brienen
Dr. T. Brienen is emerituspredikant en woont in Hoogeveen.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 maart 2014

De Wekker | 24 Pagina's

Liturgie bij de reformatoren

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 maart 2014

De Wekker | 24 Pagina's