Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Liturgie is niet alles, maar alles is wel liturgisch

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Liturgie is niet alles, maar alles is wel liturgisch

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer je iets schrijft over de liturgie in de christelijke gemeente, kun je eigenlijk altijd op reacties rekenen. Iedereen heeft wel een mening over wat wel en wat niet kan. Sommigen vinden dat we niet genoeg gebruikmaken van de mogelijkheden die Schrift en traditie ons aanreiken. Anderen zijn van mening dat we met allerlei liturgische vernieuwingen veel te ver gaan.

Bijbel en reformatie
Deze problematiek wordt in belangrijke mate veroorzaakt door het feit dat het Nieuwe Testament ons geen precieze blauwdruk geeft voor de orde van de zondagse kerkdienst. Uiteraard worden hier wel een aantal ijkpunten genoemd. Zo wordt uit Handelingen 2: 42vv. en andere teksten duidelijk dat het in de eredienst in elk geval gaat om het volgende: (1) de lezing van de Schriften (1 Thess. 5: 27; Kol. 4: 10-16); (2) de prediking van het Woord of van de leer (1 Tim. 4: 11,13, 16; 2 Tim. 4: 2); (3) De bediening van de sacramenten, met name het Heilig Avondmaal (Hand. 20: 7); (4) Het uitspreken van (dank)gebeden (Hand. 4: 24-31; 1 Kor. 1: 2); (5) Het zingen van de gemeente (Kol. 3: 16; Ef. 5: 19; (6) Mogelijk bestaan er al vroeg belijdenisformules die ook uitgesproken worden (Fil. 2: 6-11; 1 Tim. 3: 16). (7) De dienst van de offeranden (1 Kor. 16: 2; 2 Kor. 8). Tegen de achtergrond van deze vaste punten ontstaan in de loop van de eeuwen verschillende liturgische “families” waarin aan de eredienst op onderscheiden manieren wordt vormgegeven. De belangrijkste liturgische familie in de kerk van het Westen is de rooms-katholieke viering van de mis die zich in de loop van de Middeleeuwen ontwikkelt en op het concilie van Trente (1545-1563) haar definitieve vorm krijgt.

Nu laat Brienen in zijn artikel ‘Liturgie bij de reformatoren’ zien hoe de reformatoren op de misliturgie reageren. Dat gebeurt op een verschillende manier. Onder de vooraanstaande reformatoren is op dit punt sprake van een behoorlijke diversiteit. Niettemin stemmen zij op zijn minst op twee punten in hun kritiek op Rome overeen. Zij zijn van mening dat het hart van de eredienst niet in de eerste plaats gevormd wordt door het avondmaal, maar door de bediening van het Woord. Dat neemt overigens niet weg dat de viering van het avondmaal bij alle reformatoren een belangrijke plaats inneemt. Bovendien moet de gemeente volgens hen veel actiever bij de eredienst worden betrokken dan tot dusver het geval is (o.a. door het zingen van de gemeente).

Voor de ontwikkeling van de liturgie in de Nederlandse Kerken is met name de visie van Calvijn van fundamenteel belang. Zijn eigen visie kan hij het beste ontwikkelen in de periode dat hij in Straatsburg dient (1538-1541). Zo is hij zelf voorstander van de wekelijkse viering van het Heilig Avondmaal. In Straatsburg kan hij dat iedere maand bedienen, maar in Genève moet hij genoegen nemen met een viering eens in de drie maanden. In deze stad is hij namelijk gebonden aan plaatselijke gewoonten en aan de voorschriften van de overheid. Een belangrijk verschilpunt tussen de Straatsburgse liturgie van Calvijn en die van Genève is ook dat de eerstgenoemde orde van dienst aan het begin een openbare of gezamenlijke schuldbelijdenis kent. Deze wordt gevolgd door een genadeverkondiging door de predikant en door het zingen van de (berijming) van de tien geboden (ellende – verlossing – dankbaarheid).

Versobering
Als het calvinisme in de 16e eeuw in de Nederlanden vaste voet aan de grond krijgt, sluit men zich in liturgisch opzicht in grote lijnen bij de visie van de reformator van Genève aan. Niettemin is ook sprake van een zekere versobering. Zo volgen de Nederlandse kerken Calvijn niet in zijn pleidooi voor een wekelijkse avondmaalsviering. Zij kiezen voor de praktijk van de kerk van Genève: het avondmaal wordt eens in de drie maanden bediend. Aanvankelijk is in de Nederlandse gereformeerde kerkdienst ook sprake van een openbare schuldbelijdenis en genadeverkondiging. Maar deze worden door de synode van Middelburg in 1581 afgeschaft. De synode is van mening dat de oproep tot schuldbelijdenis en de toezegging van vergeving ‘genoegzaam in de predicatie des Woords geschiedt’ (Zond. 31 HC).

Van groot belang is dat Petrus Dathenus (1531/1532-1588) de psalmen in het Nederlands berijmt. Hierbij leunt hij sterk aan tegen de Franse berijming uit Genève. Wanneer de tweede uitgave van deze berijming in 1566 verschijnt, bevat zij naast de psalmen de berijming van enige gezangen, de vertaling van de Heidelbergse Catechismus, enkele formuliergebeden en het formulier voor de kinderdoop en de bediening van het avondmaal. De formulieren zijn een bewerking van de formulieren van de Pfalz die in hoofdzaak door Olevianus zijn samengesteld. Door de uitgave van 1566 staat Petrus Dathenus aan het begin van het gereformeerde kerkboek, zoals dat eeuwenlang dienst gedaan heeft en in veel kerken nog doet. Uiteraard is in de loop van de tijd de psalmberijming van Datheen vervangen door de Staatsberijming van 1773 (de zogenaamde ‘Oude berijming’).

Bovendien ontstaat in de tijd van de Afscheiding van 1834 de zogenaamde ‘gezangenkwestie’. Leidinggevende figuren uit de afscheidingsbeweging verwerpen de gezangenbundel die in 1806 is gepubliceerd. Zij achten verschillende gezangen volstrekt ongereformeerd. Dat kan echter zeker niet van alle gezangen in deze bundel gezegd worden. Het gevolg is echter wel dat in de kerken die voortkomen uit de Afscheiding tientallen jaren lang geen gezangen gezongen zijn, met uitzondering van een beperkt aantal ‘enige gezangen’ aan het slot van het klassieke psalmboek. Hetzelfde kan gezegd worden van de liturgie in de behoudende gemeenten van de Nederlands Hervormde Kerk.

Pas in de loop van de vorige eeuw is er sprake van een toename van het zingen van Bijbelliederen, gezangen en opwekkingsliederen in diensten binnen de breedte van de Gereformeerde Gezindte. Hierbij moeten we wel aantekenen dat men vooral in behoudende kerken die tot de gereformeerde gezindte behoren, verzet aantekent tegen deze tendens. Daar houdt men zich in grote lijnen aan de liturgie, zoals die vastgesteld is tijdens de synode van de Gereformeerde Kerken te Middelburg in 1933. Deze orde van dienst is te vinden achter in de kerkboeken met de Statenvertaling en de oude berijming van de psalmen.

Ruimte
Hoeveel ruimte is er binnen deze sobere traditie voor liturgische veranderingen of vernieuwingen? Uiteraard vraagt deze kwestie om een breder en grondiger antwoord dan ik in het kader van dit artikel kan geven. Om deze reden beperk ik mij tot een aantal korte opmerkingen.

1. In de eerste plaats is ieder die zich in onze traditie bezint op de vormgeving van de liturgie verplicht om grondig historisch onderzoek te doen. Concreet gezegd: We dienen ons af te vragen waarom liturgische gewoonten onder ons deze vorm gekregen hebben. We zullen niet onmiddellijk en zeker niet eenzijdig de vraag moeten stellen: ‘Hoe was de liturgische vormgeving in de derde eeuw na Christus?’ of: ‘Hoe deed Calvijn het in zijn Straatsburgse periode?’ We zullen ook onder ogen moeten zien: ‘Waarom is in onze traditie bezwaar aangetekend tegen de liturgische acten van schuldbelijdenis en genadeverkondiging?’ en ‘Wat is nu het werkelijke theologische gehalte van de bezwaren tegen het zingen van gezangen?’ Onze eigen traditie zal eerlijk gewogen moeten worden, als we vragen naar meer ruimte.
Wat betreft het kerkelijk lied is dat bijvoorbeeld gebeurd in de brochure Eenstemmig die door onze synode van 1980 is uitgegeven. Een dergelijke bezinning op andere liturgische vragen is mijns inziens vandaag ook broodnodig.

2. Dit alles spitst zich met name toe als het gaat om de roep om visualisering in de liturgie. In verschillende kerken wordt gebruikgemaakt van de beamer tijdens de eredienst. Als dat dient ter ondersteuning van de verkondiging – bijvoorbeeld doordat de tekst van de Schriftlezing of van de te zingen liederen wordt getoond – is daar moeilijk een principieel bezwaar tegen in te brengen. Toch is ook op dit punt nadere bezinning niet overbodig. Gemeenteleden kunnen naar de kerk komen zonder een Bijbel mee te nemen, omdat ze de tekst toch via de beamer zien. Dan is het dus niet meer mogelijk om vooruit of terug te bladeren als de dominee naar andere teksten verwijst. Dat acht ik geen winst. Moeilijker vind ik het als via de beamer ook beelden of zelfs filmclips vertoond worden. We zullen ons dan serieus moeten afvragen in hoeverre dat nog spoort met het Bijbelse beeldverbod en de nadruk op het feit dat het geloof uit het gehoor is (Rom. 10: 17vv.; 1 Kor. 2; Zond. 35 HC). Ook moderne auteurs stellen met nadruk dat beelden bij de verkondiging – en trouwens ook bij de catechese – een heel sterke impact op onze gevoelens hebben, die ook gemakkelijk van het gepredikte Woord afleiden en ons theologisch en geestelijk op het verkeerde been zetten (G.D.J. Dingemans). Laten onze voorgangers dus vooral maar preken: Schriftuurlijk, concreet, beeldend en geestelijk! Mijns inziens zijn dan allerlei vormen van visualisering niet direct nodig!

Toch is dat niet mijn allerlaatste woord. De liturgie moet – naar Bijbelse en oer-reformatorische opvatting – ook gestalte krijgen in het leven van de gemeente. We worden aan het einde van de eredienst de wereld in gezonden onder de zegende handen van God. Bovendien zegt Paulus dat onze ‘redelijke eredienst’ (volgens Noordmans: ‘onze sobere eredienst’) bestaat in een heilig en dienstbaar leven midden in de barre werkelijkheid van onze samenleving (Rom. 12: 1). Het is voor mij de vraag of we die spits in onze ‘liturgische discussies’ vandaag voldoende beseffen. Liturgie is immers bepaald niet alles. Maar alles is wel liturgisch: heel ons leven dient gestempeld te zijn door de leitourgia, de lof van God!

A. Baars
Prof.dr. A. Baars is emeritushoogleraar aan de TUA.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 maart 2014

De Wekker | 24 Pagina's

Liturgie is niet alles, maar alles is wel liturgisch

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 14 maart 2014

De Wekker | 24 Pagina's