Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van u zowel als van mij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van u zowel als van mij

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan het begin van zijn brief aan de gemeente van Rome spreekt Paulus zijn verlangen uit om de gelovigen in de hoofdstad van het Romeinse rijk te ontmoeten. Hij schrijft: 'Want ik verlang u te zien om u enige geestelijke gave mede te delen tot uw versterking, dat is te zeggen: onder u mede bemoedigd te worden door elkanders geloof, van u zowel als van mij'. Het bezoek aan Rome bestond wat Paulus betreft blijkbaar niet alleen uit 'geven', maar ook uit 'ontvangen'. Deze wederkerigheid is kenmerkend voor het missionaire werk van de kerk in de tijd van het Nieuwe Testament.

Het kan zijn dat de term wederkerigheid verkeerde gedachten oproept: alsof er bepaalde voorwaarden verbonden zouden zijn aan het zendingswerk en de apostelen alleen op pad gingen wanneer ze er van overtuigd waren dat ze er ook iets voor terug zouden krijgen. Dat is zeker niet het geval. Met in het achterhoofd de martelaarsdood van verschillende apostelen, kunnen we met een gerust hart zeggen dat hun missionaire werk niet werd gedreven door enige vorm van eigenbelang.

Maar toch was er sprake van wederkerigheid. Deze wederkerigheid was echter niet een voorwaarde of een motief voor het zendingswerk, maar juist de vrucht ervan. Bovendien stond deze wederkerigheid zelf weer in het teken van het zendingswerk. Zo kan Paulus de gemeente in Filippi danken voor de gaven die hij van de gemeente ontving, juist omdat hij met de ontvangen hulp zijn missionaire werk kon voortzetten. De wederkerigheid waarvan hier sprake is, beperkt zich overigens niet tot persoonlijke bemoediging en hulp bij het zendingswerk van de apostelen. De onderlinge bemoediging en hulp die kenmerkend is voor de zending van de kerk zien we op een nog veel diepere manier terug in de manier waarop de gemeente door haar missionaire werk een nieuw zicht krijgt op Gods handelen in deze wereld. ‘Wederkerigheid’ bestaat niet allermeest uit de onderlinge uitwisseling van allerlei materiële en geestelijke gaven, maar vooral in een verdiept begrip van het evangelie.

De ontwikkelingen in Antiochië als voorbeeld
Een sprekend voorbeeld hiervan vinden we in het boek Handelingen. Aan het begin van dit boek lezen we dat Jezus tegen zijn leerlingen zegt: ‘gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste der aarde.’ Deze ‘opdracht’ van Jezus lijkt helder te zijn, maar in de eerste zeven hoofdstukken van Handelingen horen we alleen maar van de kerk in Jeruzalem. Judea is nog niet in beeld, Samaria ook niet en de rest van de wereld al helemaal niet. Daar komt vanaf hoofdstuk 8 verandering in. We lezen daar dat Filippus voor het eerst de grenzen van Samaria oversteekt en het evangelie daar verkondigt. Opvallend is echter dat Lukas eerst (vers 4) duidelijk maakt dat de achtergrond van deze missionaire activiteit ligt in de vervolging die in Jeruzalem plaatsvond. Het was blijkbaar niet de gehoorzaamheid aan de ‘opdracht’ van Jezus die er voor zorgde dat de gemeente in Jeruzalem naar Samaria ging, maar de verdrukking die naar aanleiding van de dood van Stefanus plaatsvond.

Hetzelfde komen we in hoofdstuk 11 tegen. We lezen daar dat het evangelie voor het eerst verkondigd wordt in de wereldstad Antiochië. Nadrukkelijk vermeldt Lukas erbij dat het evangelie niet alleen verkondigd wordt aan de Joden, maar ook aan Grieks sprekende Antiocheners. Het evangelie doorbreekt naast de landsgrenzen ook de ethnische grenzen die er zijn. Maar ook hier lezen we dat de reden hiervan de vervolging is waarvan we aan het begin van hoofdstuk 8 lazen. De gemeente is trouw aan de ‘opdracht’ van Jezus, maar alleen omdat God haar daar door de vervolging als het ware toe dwingt.

In deze nieuwe stad betreedt het evangelie een geheel andere omgeving en cultuur. We kunnen ons voorstellen dat er met het tot geloof komen van niet-joden een geheel nieuwsoortige gemeenschap ontstond in deze wereldstad. Een gemeenschap die zich verzamelde rond het evangelie van Jezus Christus, maar tegelijk bestond uit een bonte verzameling van allerlei mensen met verschillende achtergronden. Het is dan ook niet verwonderlijk dat er vanuit Jeruzalem een afvaardiging gestuurd wordt om de situatie daar in ogenschouw te nemen. Ter bemoediging en ter controle. Aan de ene kant zal er blijdschap geweest zijn over de verspreiding van het evangelie, maar aan de andere kant zullen ze zich in Jeruzalem waarschijnlijk wel afgevraagd hebben hoe alles in Antiochië eraan toeging. Wellicht zullen ze de ontwikkelingen ook wel met de nodige zorg en argwaan gadegeslagen hebben. ‘Gaat het daar wel zoals het hoort?’

Wederkerigheid tussen Jeruzalem en Antiochië
Met dit soort overwegingen in het achterhoofd zal Barnabas zich op weg begeven hebben naar Antiochië. Maar als hij daar aankomt lezen we dat hij allereerst ‘de genade van God’ ziet. Barnabas zal best z’n wenkbrauwen gefronst hebben bij bepaalde gebruiken en gedachten die hij aantrof bij de christenen in Antiochië, maar het eerste waar hij op let is of God aan het werk is met zijn genade. Dat wil zeggen: Barnabas ziet dat God door al het gestumper en gehannes van mensen heen aan het werk is.

Deze houding van Barnabas is kenmerkend voor wat we in het vervolg lezen van de gemeente in Antiochië. In hoofdstuk 15 lezen we dat er juist naar aanleiding van de situatie in deze stad een conflict dreigt te ontstaan. Verschillende volgelingen uit Judea zijn van mening dat de gelovigen uit de heidenen zich moeten besnijden. Nu ontstaat er een omgekeerde beweging: een afvaardiging van de gemeente van Antiochië wordt naar Jeruzalem gestuurd om deze zaak te bespreken.

Tijdens de bespreking van deze ingewikkelde zaak staat Petrus op en spreekt de veelzeggende woorden: ‘Maar door de genade van de Here Jezus geloven wij behouden te worden op dezelfde wijze als zij’. Het is zaak hier op de volgorde te letten. Petrus zegt niet dat de heiden-christenen in Antiochië op dezelfde manier gered wordt als de Joodse christenen in Jeruzalem, maar andersom. Met andere woorden: voor Petrus is niet de situatie in Jeruzalem de norm, maar juist die in Antiochië. Mede naar aanleiding van deze woorden komt de gemeente in Jeruzalem tot de overtuiging dat God buiten de ethnische grenzen van het Joodse volk op een volstrekt nieuwe manier werkt.

Als deze ontwikkeling één ding duidelijk maakt, dan is het wel dat de gemeente in Jeruzalem door het zendingswerk, waartoe God haar als het ware gedwongen had, op een nieuwe manier leert zien hoe de Here werkt. De wederkerigheid die de gemeente in Jeruzalem ervaart, bestaat er uit dat zij door de gemeente van Antiochië in theologisch opzicht verder geholpen wordt.

Wederkerigheid in onze eigen Nederlandse context
De ontwikkelingen in de eerste eeuw zijn niet één op één te vergelijken met wat er vandaag de dag in het Westen plaatsvindt. Toch zijn er raakvlakken. Ook tegenwoordig kunnen we zien dat het evangelie zijn weg moet vinden in een totaal andere omgeving en cultuur. De tijd van het christendom is voorbij en het evangelie bevindt zich steeds meer in de marge van de samenleving. Het is overduidelijk dat ook de kerken met deze ontwikkelingen te maken hebben. Misschien kunnen we zelfs zeggen dat, zoals God de gemeente in Jeruzalem als het ware moest dwingen om trouw te zijn aan haar roeping, wij als kerken van vandaag ook door God gedwongen worden om in een nieuwe cultuur en omgeving opnieuw na te denken over hoe we trouw zijn aan de ‘opdracht’ van Jezus om zijn getuigen te zijn.

En: zou het kunnen dat, zoals de nieuw ontstane gemeente in Antiochië als een vooruitgeschoven post de bestaande gemeente van Jeruzalem voor nieuwe theologische uitdagingen stelde, we vandaag de dag de nieuwe zendingsgemeenten in ons eigen land als vergelijkbare vooruitgeschoven posten mogen zien, die ons als bestaande kerken voor nieuwe theologische uitdagingen stellen? Zou er niet juist op deze manier ook vandaag sprake kunnen zijn van wederkerigheid?

R.G. den Hertog
Ds. R.G. den Hertog is predikant van de kerk te Groningen

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 mei 2014

De Wekker | 20 Pagina's

Van u zowel als van mij

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 mei 2014

De Wekker | 20 Pagina's