Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Muzikale finale

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Muzikale finale

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Psalm 150

In een muziekstuk is het slot vaak het hoogtepunt. In de slotakkoorden doen alle instrumenten mee. Gaat het tempo omhoog. Zwelt het geluid aan. En zo ontwikkelt zich een machtige finale. In het boek van de Psalmen is Psalm 150 de finale. En die Psalm wordt helemaal beheerst door de aansporing tot lofprijzing. De lofprijzing als slotakkoord.

Muziek en stem
Het boek van de Psalmen begint met Psalm 1 – het lied van de twee wegen. Daarmee wordt de toon gezet voor de rest van het Psalmboek. Wie de Heere gelooft heeft het leven, wie Hem ongehoorzaam is, zal het leven niet zien.
Daarna volgen 148 Psalmen die inhoudelijk een grote verscheidenheid kennen. En dat loopt dan uit op het laatste lied: Psalm 150. Een lied dat een herhaalde en krachtige aansporing aan Gods volk bevat om de Heere te loven. Vooral vanwege Zijn werk en Zijn grootheid (vs. 2).

Die lofprijzing wil allereerst klinken in de tempel (vs. 1) – dus op de plaats waar de levende God Zijn volk ontmoet. De aanbidding van de Heere maakt de samenkomst van de gemeente tot eredienst. Maar daarna wil de lofprijzing ook het hele leven doortrekken.
Die lofprijzing krijgt gestalte door het gebruik van allerlei muziekinstrumenten. Psalm 150 spreekt over snaar-, slag- en blaasinstrumenten. Muziek is immers een gave van God en mag volop meedoen in de dienst van de Heere (vgl. 2 Kron. 5). Maar het belangrijkste ‘instrument’ is toch de menselijke stem. ‘Laat alles wat adem heeft de Heere loven’, zo zegt de Psalm in het laatste vers (vs. 6). ‘Alles wat adem heeft’ – dat is een Bijbelse manier om te zeggen: ieder die leeft. Ieder die een levensgeest van God, de Schepper, heeft ontvangen. Heb ik adem? Mag ik leven? Dan maakt de Heilige Geest hier duidelijk wat de roeping van mijn leven is: het loven van de Heere om wie Hij is en om wat Hij doet.

Motief
Waarom is de lofprijzing zo belangrijk voor gemeente en enkeling? De Bijbel noemt daarvoor twee redenen. Allereerst omdat de Heere er recht op heeft. Jazeker, God heeft recht op de aanbidding van Zijn naam. ‘Het volk dat Ik Mij geformeerd heb, zal Mijn lof verkondigen’, zegt de Heere in Jes. 43: 21. Het is dan ook zonde dat wij God de lof onthouden die Hem toekomt. Vroeger werd een zondaar wel getypeerd met het woord ‘eerrover’. Dat is een rake typering. We beroven de Heere niet alleen van Zijn eer als we Zijn geboden overtreden, maar ook als we Hem niet met ons hele hart prijzen.

Daarnaast is de lofprijzing belangrijk omdat daarin de diepste zin van ons leven ligt. De diepste zin van ons leven ligt niet allereerst in het ontplooien van onze talenten of het bereiken van onze idealen, maar in de lof op God. ‘De levende, de levende zal U loven’, zegt Hizkia in Jes. 38: 19. En dat had hij goed gezien. We zijn geschapen tot de lofprijzing van de Heere, die Schepper en Verlosser is. Vandaar: alles wat adem heeft, love de Heere.

Mogelijk?
‘Ja’, zegt u misschien, ‘dat is wel erg hoog gegrepen. Is dat wel mogelijk? Nee, dat is niet mogelijk. Tenminste, als we vanuit de mens denken. Door de zonde is de lofprijzing op de Heere uit ons hart verdwenen. En toch: de Heere vraagt erom. Meer nog: de Heere werkt het ook. Hoe? Door het werk van de Heere Jezus Christus en door Zijn Geest.
Dan neem ik u even mee naar de bovenzaal in Jeruzalem waar Jezus met Zijn leerlingen op de avond van de witte donderdag de lofzang heeft gezongen. Ja, zo staat het er: als afsluiting van de Paasmaaltijd en bij de instelling van het avondmaal zingen Jezus en de jongeren ‘de lofzang’ (Math. 26: 30). Met de woorden van Psalm 115-118 – het zogenaamde ‘Grote hallel’ – prijzen ze de Heere. Hoor, Jezus zingt! Niet alleen met Zijn mond. Maar vooral met Zijn hart. En Hij zingt plaatsvervangend. En zo gaat Jezus de nacht van het lijden in en het kruis tegemoet. En daarom is Hij de enige die ons de lofzang kan leren en voortdurend in die lofzang wil oefenen.

Hebben we Hem zó nodig gekregen? Zoeken we Hem om herschapen te worden tot de eer van Zijn naam? En om daarin te volharden? De Geest doet niet liever dan de ‘snaren’ van het hart aanraken. En dan is het waar: hoe dichter bij Jezus, hoe sterker de lofprijzing. Ook als het ons aan van alles ontbreekt. ‘k Zal Zijn lof zelfs in de nacht, zingen daar ik Hem verwacht’ (Ps. 42).

Daarom: alles wat adem heeft, love de Heere. Halleluja.

G. van Roekel
Ds. G. van Roekel is predikant te Bennekom-Oosterbeek

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 juli 2014

De Wekker | 16 Pagina's

Muzikale finale

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 juli 2014

De Wekker | 16 Pagina's