Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Contextueel preken?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Contextueel preken?

Enkele gedachten over de prediking in een missionaire context

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Verandert een missionaire situatie van de gemeente de manier van preken? Vraagt dit om andere accenten in de prediking? Wat doet het bijvoorbeeld met de verhouding van de drieslag ellende – verlossing – dankbaarheid? Dient er in zon situatie meer nadruk gelegd te worden op bevindelijke toe-eigeningsvragen of zou er juist meer nadruk moeten vallen op de heiliging van het leven?

Met deze vragen stelt de redactie wezenlijke vragen aan de orde. Misschien is het belangrijkste antwoord wel dat we ervoor dienen te waken om met te snelle antwoorden komen. Ten diepste zijn het vragen die te maken hebben met onze visie op de prediking: spreekt God door de prediking tot ons, of spreken wij over God in de prediking? Spreekt Hij zelf tot ons of brengen wij Hem ter sprake? Onderstaande bezinning bevat niet meer dan enkele hoofdlijnen.

Nee, natuurlijk niet
Wanneer ontkend wordt dat een missionaire situatie de manier van preken zou veranderen, dan gebeurt dat meestal vanuit de overtuiging dat de prediking van de apostelen en profeten wel allereerst op hun eigen tijd betrokken was, maar dat daarin woorden gesproken zijn met een zeggingskracht voor alle eeuwen. Die woorden zijn immers niet afhankelijk van een bepaalde tijd of cultuur. Deze zeggingskracht hebben deze woorden ten diepste alleen omdat ze klinken met het gezag van ‘Alzo spreekt de Heere’, met het gezag van Jezus Christus in wiens Naam de nieuwtestamentische prediking gestalte heeft gekregen. Wie de zeven brieven aan de missionaire gemeenten leest (Openbaring 2 en 3), weet dat er zeker specifieke dingen aan de orde gesteld worden per gemeente, maar dat deze brieven voor iedere gemeente wanneer en waar dan ook zeggingskracht hebben.

Of het van belang is te bedenken dat missionaire prediking trinitarische prediking is! In dat licht maakt het niet uit in welke context je preekt. Dat geldt allereerst de prediking zelf, maar ook de inhoud ervan. Met het eerste doel ik op de overtuiging dat preken niet een zaak is van mensen die over God spreken, maar dat de drie-enige God daarin Zelf tot ons komt en het Woord neemt en op de man af spreekt. Wanneer een eredienst – de gehele liturgie – staat in het licht van de ontmoeting met de Levende, dan hoeven we ons niet zo krampachtig op te stellen wat de boodschap betreft. Vervolgens kan de triniteitsleer er ook voor behoeden dat missionaire prediking niet meer is dan ‘Jezus-prediking’. Ik doel daarmee op een prediking die veel over Jezus zegt – hoe goed Hij was en wat Hij voor ons deed en ons voorgedaan heeft – maar van Wie ondertussen het beeld ontstaat dat Hij niet meer is dan ‘één van ons’. Er is geen Jezus die niet gezonden is door de Vader. Hij is Christus Jezus. Er is geen Jezus ‘los’ van verzoening door voldoening. Jezus is de Vervloekte bij uitstek, tot zonde gemaakt. Ook de Geest is nadrukkelijk verbonden met Jezus Christus en Hij werkt nooit buiten Hem om.

Toch weet iedere prediker dat de gemeente die voor hem zit aanwezig is in de prediking. Wanneer een herder met zijn preekwerk bezig is, ziet hij de schapen voor zich. Maar zelfs wanneer je als gastpredikant ergens voorgaat ‘doet’ een gemeente wat met je: hetzij dat ze lijkt je het zwijgen op te leggen, hetzij dat ze de woorden uit je mond trekken en er ‘afname’ is. Toegepast op een missionaire context – al is dat naar mijn stellige overtuiging niet een aparte context, maar deel van het geheel – betekent dit dat je de taal van de mensen kent, hun leefwereld en weet van er in de cultuur van de 21e eeuw aan de orde gesteld wordt. Verrassend genoeg blijkt dat bijvoorbeeld het thema ‘schuld’ te zijn. En dat terwijl dit wezenlijke aspect soms angstvallig verzwegen lijkt te worden in de kerk om vooral niet de indruk te geven dat we niet bij-de-tijd-zijn.

Ja, natuurlijk wel
Wanneer van een andere kant soms de indruk gewekt wordt alsof onze klassiek-gereformeerde uitdrukkingen – zelfs Bijbels geijkte woorden – natuurlijk onverstaanbaar geworden zijn en ongeschikt voor gebruik in een missionaire context, dan is dat maar zeer de vraag. Natuurlijk dienen ze ‘vertaald’ te worden en hebben we er rekening mee te houden dat ze soms een ‘stoffig imago’ hebben. Toch dienen we ons niet te laten leiden door mensen bij wie deze woorden allergische reacties oproepen. Dat is niet zelden zo bij mensen die eerder de kerk verlieten en deze woorden – waaronder schuld en genade – bestempelen als ‘niet meer van deze tijd’. Het is echter noodzakelijk te onderscheiden tussen de ‘ergernis van het Evangelie’ en de ergernis die een gestolde, levenloze traditie opgeroepen heeft.

Hierbij zou men inderdaad kunnen denken aan de drieslag ellende – verlossing – dankbaarheid. Dit ‘geloven in drievoud’ (A. de Reuver) biedt in enkele woorden een samenvatting van wat geloven volgens de Bijbel is. Naar mijn inschatting is er bij het vermijden van deze drieslag in een missionaire context dan vaak een soort angst dat het allemaal te omlijnd is en er te vaste kaders komen te staan. Dat (postmoderne) denken heeft ons meer te pakken dan we zelf vaak beseffen. Zeker, wanneer deze drieslag slechts functioneert als een soort mal waarin alles moet passen dan is er grondig wat mis. We preken geen schema’s, ook niet het schema dat er geen schema is trouwens. De concrete vraag was of een missionaire context wat doet met de verhouding ellende – verlossing – dankbaarheid? Ik geef daarbij graag het volgende in overweging:

– Laat ‘ellende’ niet slechts bestaan uit (psychische) pijn, verdriet, eenzaamheid, zorgen over … en dergelijke. Dat zijn wel symptomen, maar ongewild wordt soms de indruk gewekt of je eerst in de ‘kreukels’ moet zitten wil het Evangelie aantrekkelijk zijn. De ‘verlossing’ is vaak ook niet meer dan een psychologische bevrijding of de aanwezigheid van een teddybeer. Niet zelden is de ‘dankbaarheid’ over wanneer de oude problemen toch weer de kop opsteken.
– Laat vanuit de Bijbel zelf zien wat de drieslag inhoudt. De gelijkenis van de verloren zoon blijft een zeer welsprekende om ‘geloven in drievoud’ onder woorden te brengen. Daarbij kun je wel beginnen bij een ‘U mag weer thuiskomen bij God de Vader’, maar als je dat de verloren zoon verteld had toen hij aan het feesten was …? Het landt pas wanneer hij andere gedachten over zijn vader krijgt naar aanleiding van de misère waarin hij terechtgekomen is. Ik verwijs verder graag naar het boekje Spiegelverhalen van professor Baars voor deze en andere gelijkenissen.
– Iedere arts zal met pijn in zijn hart een diagnose stellen. Hij doet dat echter altijd vanuit een positieve houding, namelijk met het oog op de genezing. De pijnlijkste diagnose staat in dat kader. Laat daarom de toon van de prediking – zeker in een missionaire context – een positieve zijn. We dienen de allerbeste Koning, hebben de geduldigste Leraar en een allergenadigste Hogepriester.

Enkele bouwstenen
1. De prediking is ‘bediening der verzoening’; de theologie van de schuldvergeving is een onmisbaar element: Bij de opening van het academisch jaar heeft professor Selderhuis gewezen op het belang van het ter sprake brengen van schuld. Zeker, ‘Schuldig? Hoezo?’. Om het toe te spitsen op een punt: wanneer in een missionaire context bekend is dat er veel mensen zijn die opgegroeid zijn in een zogenaamde schaamtecultuur dan dient de vertaling ervan gegeven te worden via deze termen. Welnu, naming and shaming is in ons digitale tijdperk een gebruikelijk manier geworden om publieke schandpalen op te richten. Wat mij betreft biedt bijvoorbeeld Daniël 5 een treffende illustratie om schaamte en schuld te verbinden: het handschrift op de wand spreekt boekdelen in een schaamtecultuur, maar wordt nadrukkelijk in verband gebracht met schuld: je hebt je adem verkeerd gebruikt en er God niet mee verheerlijkt. We bewijzen onze geseculariseerde samenleving een dienst door de schuldvraag op de ‘agenda’ te zetten en dat heel persoonlijk ‘uw zaak wordt behandeld’ (tua res agitur) en collectief.

2. De prediking dient gevoed te worden door een theologie van het verlangen: Dit is in ons land onlangs nog weer eens onder onze aandacht gebracht door professor Herman Paul (o.a. Wapenveld, juni 2014). We leven in een ‘cultuur van het verlangen’. De theologie als oefening in wijsheid dient zich te bezinnen op een visie hoe verlangen naar God in de kerk kan worden gevormd te midden van vele misvormde verlangens. In de prediking dient er aandacht te zijn voor het ‘O Heer, mijn ziel en lichaam hijgen, en dorsten naar U …’.
Relationele prediking is daarvan een wezenlijk aspect. In de eerste ‘evangelisatietoespraak’ (J. van Eck) uit Handelingen 3 blijkt waar het om gaat: God zendt in de prediking Zijn Kind Jezus uit ‘om u hierin te zegenen dat Hij ieder van u zou afbrengen van uw slechte daden’ (Hand. 3: 26). De prediking is geen ‘verhaal over God’ houden, ook geen (achterhaalde) maatschappelijke analyse ten beste geven, maar het gebeuren waarin het God behaagt een ontmoeting tot stand te brengen. Preken heeft ook iets in zich van een ‘bemiddelend gesprek’, van een dialoog van Hogerhand. ‘Homiletisch past daar een relationeel en dialogisch model bij, waarbij de woorden van God en onze leefwereld voortdurend met elkaar in gesprek zijn.’(W. Dekker, Marginaal en missionair).

3. De prediking leeft bij de gratie van een theologie van de verwondering.
Zo zou men beide elementen kunnen samenvatten. Nee, een contextuele prediking is geen andere manier van preken op zichzelf, maar wel onderstreept de context de noodzaak van een doorleefde prediking. Als daarin niet meer doorklinkt dat onze woorden tekortschieten (1 Kor. 2: 7), dan wordt de prediking niet meer dan een mededeling van een stand van zaken op grond waarvan wij dan een bepaalde moraal die ‘goed voor u’ is, in praktijk moeten brengen. Dat heeft met heiliging weinig te maken. ‘En ik leef, doch niet meer ik, maar Christus leeft in mij’. Dat is het lied dat Paulus zingt na de woorden ‘Ik ben met Christus gekruisigd’( Gal. 2: 20).

M.J. Kater
Dr. M.J. Kater is universitair hoofdocent in Apeldoorn.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 september 2014

De Wekker | 24 Pagina's

Contextueel preken?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 september 2014

De Wekker | 24 Pagina's