Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Avondmaalsmijding

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Avondmaalsmijding

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat betekent dat woord?
Toen de redactie van De Wekker mij vroeg een artikel te schrijven over avondmaalsmijding, was de eerste vraag die ik mijzelf stelde: kent men in de breedte van onze kerken dat woord nog? En vervolgens: hoeveel gemeenten hebben nog te maken met het probleem dat met dit woord wordt aangeduid?

Een ervaring kan duidelijk maken wat ik bedoel.
Het is enkele decennia geleden dat ik een ‘vrije zondag’ gegeven had aan een gemeente. Ik kreeg het verzoek om op de betreffende zondag een voorbereidingspreek te houden met het oog op het heilig avondmaal. In de week, voorafgaande aan de betreffende zondag, belde een ouderling uit die gemeente mij. Hij had in zijn dagen een brede plaats in onze kerken. Hij kende mij en wist wel ongeveer hoe ik preekte. Hij wist dus ook dat in mijn voorbereidingsprediking het nodigende element een duidelijke plaats had. Zijn advies was: zo hoef je bij ons niet te preken, want alle belijdende leden nemen deel aan het avondmaal. Je kunt hier beter de vraag stellen: Weet u wel wat u doet wanneer u avondmaal viert? Toen die vraag inderdaad doorklonk in de prediking, zei de kerkenraad na de dienst: Zulke preken zijn wij hier niet gewend!
In een gemeente waar deelname aan het Avondmaal vanzelfsprekend is, ligt avondmaalsmijding niet voor de hand. Maar daar mag inderdaad de vraag gesteld worden, of we beseffen wat wij doen wanneer we onze hand uitsteken naar brood en wijn, waarmee de hemelse Gastheer zegt: “Ik voor u, omdat u anders de eeuwige dood had moeten sterven”.
Vergis ik mij wanneer ik denk dat die automatische avondmaalsgang in onze kerken is toegenomen?

Wat bedoelen we met avondmaalsmijding?
Met het bovenstaande wil echter niet gezegd zijn, dat het probleem van de avondmaalsmijding in onze kerken tot het verleden behoort. Er zijn gemeenten waar slechts een beperkt aantal belijdende leden aan het avondmaal gaat. Daar is niet in alle gevallen sprake van avondmaalsmijding. Er is ook een schroom bij broeders en zusters die wel begeren deel te nemen aan het avondmaal maar die niet durven en menen niet te kunnen. Op dat punt moeten in het bijzonder de ouderlingen goed onderscheiden. Ik kom daar aan het eind op terug. Maar er zijn ook mensen die wel belijdenis hebben gedaan, wel meeleven in alles met de gemeente, wel hun kinderen laten dopen, maar die het vanzelfsprekend vinden dat zij wegblijven van de tafel van de Heere. Zij horen wel de nodiging van de Gastheer: “Komt, want alle dingen zijn gereed”. Maar ze komen niet. En als de Heere opdraagt: ‘Doet dat tot Mijn gedachtenis’, dan leggen zij dat bevel naast zich neer. Of ze zeggen: ‘Dat is niet voor mij.’
Zij mijden het avondmaal. In ieder geval in hun gedachten. Of in hun houding die laat zien dat ze in de avondmaalsdienst slechts toeschouwer zijn. Maar ook wel letterlijk door tijdens de avondmaalsdienst thuis te blijven of elders te kerken. Soms denkt men net zo goed in de bank een zegen te kunnen ontvangen als aan de tafel. Eeuwenoud is het Bijbelse voorbeeld dat men wel gebruikt om aan te tonen dat het allebei kan. Men wijst dan op de hoofdman van Kapernaüm, die zichzelf onwaardig acht om Jezus in huis te ontvangen. En anderzijds Zacheüs, de tollenaar van Jericho, die Jezus met blijdschap in huis ontvangt. Beiden kregen deel aan het heil.

Waar komt dit verschijnsel vandaan?
Wie de Schriften leest, zal ontdekken dat avondmaalsmijding niet naar Gods bedoeling is. De Koning in de gelijkenis van het koninklijke bruiloftsmaal zegt immers, dat Zijn huis vól moet worden. Wanneer de genodigden niet komen, laat Hij Zijn gasten halen uit de kring van de bedelaars en de daklozen, onwaardigen in zichzelf. In tijden van geestelijke opwekking is dat de diepe vreugde geweest, die zorgde voor volle avondmaalstafels. We zien dat in de eerste tijd na de uitstorting van de Heilige Geest. We horen er opnieuw van in de tijd van de grote opwekking, de reformatie. Van Luther en Zwingli lezen we over heel bijzondere avondmaalsdiensten die zich uitstrekten over meerdere dagen vanwege het grote aantal avondmaalsgangers. Niet voor niets heeft Calvijn het iets duivels genoemd, dat men maar eenmaal per jaar avondmaal wilde vieren. Hij wilde aanvankelijk wekelijks, en later in ieder geval maandelijks het avondmaal bedienen. Vanwege de zwakheid van de gelovigen heeft hij er zich ten slotte bij neergelegd dat het avondmaal viermaal per jaar zou staan aangericht.

Al vroeg in de Middeleeuwen horen we klachten over traagheid in de deelname. In een tijd waarin dagelijks de eucharistie werd bediend, klaagde Augustinus er al over dat het merendeel van de leden hoogstens eenmaal per jaar deelnam. Toen in 1215 het Lateraans Concilie uitsprak dat brood en wijn bij het Avondmaal veranderen in het lichaam en bloed van Christus, werd de afstand tussen sacrament en kerkleden nog groter. Het was immers ‘Onze lieve Heer’ Zelf. Het was veiliger om daar op een afstand naar te kijken dan brood en wijn met hand of mond aan te raken. Eenmaal per jaar was voldoende en veilig.

In de kerk van de reformatie in ons land nam pas aan het eind van de zestiende en het begin van de zeventiende eeuw het aantal kerkleden dat belijdenis deed en avondmaal vierde toe. Dat had te maken met de politieke ontwikkelingen in de Nederlanden en de gevolgen daarvan voor de burgers. Leden van de kerk van de reformatie genoten voorrechten, die het de moeite waard maakten om lid van de kerk te zijn. In diezelfde tijd ontstond de beweging van de nadere reformatie die aandrong op doorwerking van de leer van de reformatie in het leven van kerk en samenleving. Dat had ook gevolgen voor de omgang met het heilig avondmaal. Enerzijds werd liefelijk en dringend genodigd tot de tafel. Willem Teellinck, de vader van de nadere reformatie, schrijft in een boek over het avondmaal: ‘De Heere meent het toch zo goed met ons.’ Anderzijds werd ook sterk aangedrongen op de waarachtige zelfbeproeving, waartoe het klassieke avondmaalformulier oproept. Er zijn preken van Smijtegelt, waarin hij heel scherp onderscheid maakt tussen wie wel en wie niet tot het avondmaal mag gaan. Bekend is de geschiedenis van ds. Jodocus van Lodenstein, predikant in Utrecht, die zijn kerkenraad vroeg hem te ontheffen van de verplichting om het avondmaal te bedienen. Hij kon het niet langer verwerken om aan te moeten zien wie er allemaal aan het avondmaal kwamen en hoe ze kwamen.

Deze prediking heeft in verschillende delen van ons land een spoor getrokken. Er waren dorpen en streken, waar het avondmaal niet of nauwelijks werd bediend vanwege het gebrek aan avondmaalgangers. De sporen daarvan zijn soms tot op de dag van vandaag zichtbaar. Ondanks het feit dat de kerken van de Afscheiding en ook onze kerken na 1892 goede en evenwichtige uitspraken hebben gedaan over de verhouding van openbare geloofsbelijdenis en toegang tot het avondmaal, is mijns inziens juist op dit punt te merken dat onze leden een heel verschillende achtergrond hebben. Ik noem een paar concrete voorbeelden. Enerzijds denk ik aan die jonge moeder, die op haar sterfbed haar kinderen bezwoer: kinderen ga maar nooit aan het avondmaal, dan kun je je er ook niet aan bezondigen. De broeder die me dat vertelde, vertelde ook van de strijd die het hem gekost had voor het zover kwam dat de Heere hem te sterk werd. Anderzijds denk ik aan een groep belijdeniscatechisanten, die werd toegesproken door een ouderling. Die broeder sprak over het belijdenis doen dat binnenkort zou plaats vinden en over het avondmaal, dat de zondag daarop zou worden bediend. Hij zei te verwachten dat ze op de avondmaalszondag als groep samen aan de eerste tafel zouden plaatsnemen. Toen hij na zijn toespraak wegging, liet hij een groep mensen in verwarring achter. Een deel had een andere kerkelijke achtergrond en was er echt niet aan toe om naar het avondmaal te gaan. Verbijsterd vroeg een deel aan mij: ‘Moet dat?’
We hebben er samen aan de hand van het avondmaalsformulier over doorgepraat.
Ik hoop dat de tijd achter ons ligt, waarin helemaal niet of zelfs in negatieve zin over de gang naar het heilig avondmaal gesproken werd tijdens de belijdeniscatechisatie. Tegelijk hoop ik dat we bewaard worden voor een automatische avondmaalsviering in het spoor van een neo-calvinistisch kuyperianisme. Een halve eeuw geleden koos onze synode ervoor om bij het belijdenis doen, dat immers inhoudt dat iemand toegang vraagt tot het heilig avondmaal, die band te verwoorden met de vraag: ‘Begeert gij ’s Heeren dood te verkondigen tot versterking van uw geloof?’ Dit is de Bijbelse en confessionele lijn van reformatie en afscheiding. Is er een begeerte, die mogelijk niet onmiddellijk vervuld wordt, maar wel uitdrijft naar de Heere.

Mijding of schroom
Met het oog op het pastoraat is van groot belang dat we onderscheiden tussen mijding en schroom. Ambtsdragers moeten de oorzaak en het verschil van één en ander weten. Bij mijding zal er sprake zijn van vermaan: De Heere roept: kom … eet … drink … doe dat.
Merken wij dat iemand begeert de dood van de Heere te verkondigen, maar niet durft en meent niet te mogen, dan is het goed de oorzaak van die houding te ontdekken. Kerkelijke afkomst kan een verklaring zijn. Ouders die nooit de gang durfden te maken, kunnen een belemmering vormen. Een verkeerde visie op avondmaal en avondmaalsgangers kan een rol spelen. Een ambtsdrager moet luisteren en dan op een pastorale manier bij de hand nemen. Nooit forceren, want dat levert slechts schade op. Stal de Heere Jezus uit, zoals ons klassieke – in mijn ogen onmisbare en onvervangbare – avondmaalsformulier zo heerlijk doet. En onderstreep dan die prachtige zinnen: ‘Wij komen niet tot dit avondmaal om daarmee te betuigen dat wij in onszelf volkomen en rechtvaardig zijn; maar integendeel, aangezien wij het leven buiten onszelf in Jezus Christus zoeken, zo bekennen wij daarmee dat wij midden in de dood liggen.’ Dat is een avondmaalsganger: een bedelaar die in de dood ligt en het leven in Christus zoekt. Hoort u goed, beschroomde broeder en zuster: Wie het leven in Christus ZOEKT, mag het aan de tafel vinden.

J. Westerink
Ds. J. Westerink is emerituspredikant en woont op Urk

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 december 2014

De Wekker | 20 Pagina's

Avondmaalsmijding

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 december 2014

De Wekker | 20 Pagina's