Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

De tweede brief aan de Thessalonicenzen (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De tweede brief aan de Thessalonicenzen (2)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

In de eerste 12 verzen van hoofdstuk 2 gaat Paulus (met Silas en Timotheus) in op enkele aspecten van de wederkomst van Christus, onder andere op de vraag wanneer het zo ver zal zijn.

Is de tijd van de wederkomst al heel dichtbij?
Het antwoord is: ja! Al ongeveer 2.000 jaar lang is de dag van de wederkomst van Christus nabij. In de evangeliën lezen we dat de Heere Jezus zelf al opgeroepen had om waakzaam te zijn in verband met Zijn komst, en de apostelen schrijven er in hun brieven eveneens zo over. De “laatste dagen” zijn begonnen toen Christus Zijn werk volbracht had en de Heilige Geest op de Pinksterdag werd uitgestort (Handelingen 2:17).
Maar de Thessalonicenzen waren in verwarring gebracht door mensen die beweerden dat de dag van de wederkomst nu toch wel heel snel er zou zijn of zelfs al gekomen zou zijn! Zij beriepen zich onder andere op een “Geestesuiting”, een soort directe openbaring van God (vers 2).
Ook in onze tijd komt het wel voor dat er “profetieën” worden uitgesproken dat Christus nu toch wel gauw zal wederkomen. Wij moeten zulke “profetieën” rustig laten voor wat ze zijn, zoals ook de Thessalonicenzen zich niet door zulke dingen aan het wankelen moesten laten brengen; dat is wat de apostel hen voorhoudt. Het moet voor ons genoeg zijn dat de Bijbel, het geschreven Woord van God, ons oproept om altijd waakzaam te zijn. Maar is er toch niet iets meer over te zeggen? Ja, en dat doet de apostel dan ook in de volgende verzen.

De afval en de mens van de wetteloosheid
Paulus wijst in vers 3 op twee dingen – die overigens nauw met elkaar samenhangen – die vóór de wederkomst zullen plaats hebben. Het eerste is: de afval, namelijk de afval van het geloof op grote schaal. Niet dat de ware gelovigen ooit kunnen afvallen (daarover meer in de volgende Bijbelstudie naar aanleiding van de verdere gedeelten van deze brief), maar er is ook historisch geloof, tijdgeloof, wondergeloof, officieel lid van de kerk zijn en meer niet, enzovoort. Dan is afval zeker mogelijk; ook de Heere Jezus wijst daar al op in de gelijkenis van de zaaier.
Nauw daarmee samenhangend is het tweede, namelijk het optreden van de mens van de wetteloosheid: die zal de goede en heilzame Wet van God opzij zetten. Hij zal zelf als god vereerd worden (vers 4). De satan zal hem wonderen laten doen om de mensen te misleiden (vers 9 en 10).
Vers 4 zegt ook dat hij in de tempel van God gaat zitten. Daarmee wordt door Paulus op andere plaatsen de gemeente aangeduid, b.v. in 1Korinthe 3:16 en 17. Dan betekent het, dat binnen de kerk dwaalleer en afgoderij ingevoerd zullen worden. Afval van het geloof kan zich namelijk niet alleen uiten in het officieel de kerk de rug toe keren, maar ook in het invoeren van dwaalleringen binnen de kerk, opvattingen die in strijd zijn met het Woord van God. Om maar enkele voorbeelden te noemen: de ontkenning dat Jezus de Zoon van God is, één met de Vader; de idee dat we ook wel behouden kunnen worden zonder persoonlijk de toevlucht te zoeken in het verzoenende sterven van Christus in de plaats van zondaren; het goedkeuren van seksuele relaties anders dan binnen het huwelijk tussen een man en een vrouw, enzovoort. In de loop van de eeuwen zijn zulke dwalingen al vaak ingeslopen, en gelukkig ook nogal eens weerlegd en teruggedrongen.
Hoe ver is het nu? Is die grote afval al begonnen; en is die mens van de wetteloosheid er al? In ieder geval is “het geheimenis van de wetteloosheid” al ongeveer tweeduizend jaar lang in werking, namelijk al vanaf Paulus’ tijd, zoals hij in vers 7 schrijft. En in zekere zin is dat geheimenis al werkzaam sinds de zondeval!
Maar er is – in ieder geval: was (namelijk in de tijd van Paulus) – iets of iemand die deze mens een tijdlang nog tegenhoudt (of: tegenhield).

Wat of wie houdt hem nog tegen?
Uiteindelijk is het de almachtige God Zelf die hem tegenhoudt, maar wat (vers 6) of wie (vers 7) is daarbij het middel in Zijn hand? Minstens twee verklaringen worden daarvoor gegeven: ten eerste de macht van overheden die het kwaad door middel van wetten en door het toepassen van straffen beteugelen; en ten tweede de prediking van het evangelie, met inbegrip van de verkondiging van de goede geboden van God. Mogelijk geldt het van allebei en gebruikt de Heere die beide als “weerhouder” van de uiterste losbarsting van wetteloosheid en goddeloosheid.
De gemeente van Thessalonica wist waar Paulus op doelde (vers 6), maar wij weten het niet met zekerheid. Voor ons moet het blijkbaar voldoende zijn om te weten dat er een tijd – waarschijnlijk lange tijd – zou verlopen, vóórdat God de volle ontplooiing van het kwaad niet langer zou tegenhouden. Na die tijd kan de mens van de wetteloosheid dan zijn gang gaan, maar uit vers 8 krijgen we de indruk dat dit niet een lange periode zal zijn, want onmiddellijk wordt eraan toegevoegd dat Christus hem door de Geest (of: adem) van Zijn mond – dus zonder veel moeite – zal overwinnen.
Hoe het ook zij: als het goed is, zien wij wel uit naar Christus wederkomst, om dan altijd bij Hem te mogen zijn (“onze vereniging met Hem”, vers 2b), maar laten wij de tijd ervan rustig aan de Heere over.

Gespreksvragen
1. Hoort u / jij wel eens iets van voorspellingen over de tijd van de wederkomst, of andere overspannen verwachtingen in onze tijd?
2. Wat merkt u van afval van het geloof en van het toenemen van wetteloosheid?
3. Ziet u iets van dwaalleer binnen de kerken (in Nederland en / of wereldwijd)?
4. Waarom laat God afval van het geloof en dwaalleer toe? Zie vers 10b.
5. Wat kan het vreselijke gevolg zijn als wij het Woord van God blijven verwerpen of verdraaien? Zie vers 11 en 12.
6. Een persoonlijke vraag: Hoe staat het met uw / jouw uitzien naar de “vereniging met Hem”? Is dat sterk aanwezig, of een beetje, of zelfs helemaal niet? Wat zouden oorzaken daarvan kunnen zijn?

W.W. Nijdam
Ds. W.W. Nijdam is emerituspredikant en woont in Alblasserdam

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 juli 2015

De Wekker | 16 Pagina's

De tweede brief aan de Thessalonicenzen (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 juli 2015

De Wekker | 16 Pagina's