Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gebedsverhoring (of niet)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gebedsverhoring (of niet)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De HERE hoort ons als wij bidden. Die troostvolle zekerheid klinkt al in het Oude Testament. De Psalmen leren het ons zingen: ‘Ik roep U aan, omdat Gij, o God, mij antwoordt’ (Ps 17: 6). En diezelfde zekerheid klinkt in het Nieuwe Testament, in woorden van de Here Jezus als: “Bidt en u zal gegeven worden” (Math 7: 7) en “wat gij ook vraagt in mijn naam, Ik zal het doen” (Joh 14: 13).

En toch ... zoveel dingen waar wij oprecht om bidden, gelovig, het van God verwachtend, ontvangen we níet. Dingen ook waarvan we zouden denken dat het ons zou helpen om onze plek in Gods Koninkrijk in te nemen, en om Hem te eren. Hoe moeten we dat zien, in relatie met die sterkte teksten over verhoring? En wat is passend om te bidden, ook als er menselijkerwijs niet zo veel meer te verwachten is?

Het zijn niet de makkelijkste vragen, die de thema-redactie meegaf voor dit artikel. Maar het zijn wel vragen die op momenten in ons leven heel dichtbij kunnen komen. En vragen waarbij God ons in Zijn Woord richting wijst. Een paar lijnen die misschien kunnen helpen.

‘in mijn naam’
Allereerst is het goed om te letten op het verband waarin die teksten over verhoring spreken. Joh 14: 13, 14 zegt: “wat gij ook vraagt in mijn naam, Ik zal het doen, opdat de Vader in de Zoon verheerlijkt worde. Indien gij Mij iets vraagt in mijn naam, Ik zal het doen”. En Joh 15: 16: “... opdat gij zoudt heengaan en vrucht dragen en uw vrucht zou blijven, opdat de Vader u alles geve wat gij Hem bidt in mijn naam” (vgl. ook Joh. 16: 23–27).

Bidden in Jezus’ naam, dat is méér dan ons gebed besluiten met ‘om Jezus’ wil’. Dan bedoelen we dat we de verhoring van ons gebed verwachten van de verdienste van Jezus’ offer aan het kruis. Maar bidden in Jezus’ naam wil eigenlijk zeggen: zo bidden, dat Jezus’ eigen stem erin gehoord wordt, dat Hij er in mee komt, dat Hij het gebed tot het Zijne kan maken. Bidden op zijn gezag.

Dat ligt dichtbij wat in 1 Joh 5: 14 bedoeld wordt, als daar staat dat God ons verhoort ‘indien wij iets bidden naar zijn wil’ (vgl. ook 1 Joh 3: 21, 22). Wat God wil, ligt vast in Wie Jezus is. Bidden naar Gods wil, dat is een bidden dat in het teken staat van gelovige overgave aan de naam van Jezus, aan hoe Hij Zich geopenbaard heeft. De belofte van verhoring past dus niet zomaar op ieder gebed waarin wij onze verlangens uitspreken.

Pleiten op beloften
Het gaat om een zo dicht bij de Here leven, een zo in Zijn woorden thuis raken, dat we gaan aanvoelen welk gebed de Here Jezus tot het Zijne kan maken. Een zo zoeken naar Gods wil, dat we gaan bidden naar Zijn wil. In zulke gebeden zullen we vaak terugvallen op zekere beloften die er in het Evangelie liggen. Beloften van vergeving, van genade, van Gods zorg voor ons. Beloften van de Here Jezus, zoals: “Komt tot Mij, allen, die vermoeid en belast zijt en Ik zal u rust geven” (Math 11: 28). Als we op zulke beloften biddend pleiten, dan is er de zekerheid van de verhoring.

Maar als ik ziek word, ligt er dan een zekere belofte van God dat ik beter zal worden? Kan ik bidden in de naam van Jezus dat ik genezen word? We lezen in het Nieuwe Testament dat de Here Jezus zieken genas, als teken van Zijn Messiaanse heerlijkheid. En dat Hij de macht om zieken te genezen ook gaf aan zijn discipelen. Maar dat is niet alles wat er te zeggen is. Ook in het Nieuwe Testament zijn niet alle zieke gelovigen genezen. Denk alleen maar aan Paulus, van wie het lijden niet werd afgenomen, ondanks zijn gebed (2 Kor 12: 7–9).

Gelovig bidden
Op grond van Gods Woord kunnen we niet zeggen dat er een persoonlijke belofte ligt van genezing op het gebed. Bidden in geloof is in dat geval veel meer: geloof in Gods macht om wonderen te doen, geloof in Zijn vaderlijke zorg, Zijn plan, Zijn wijsheid. Maar gelovig bidden is dan ook: overgave, aan Gods zorg, aan Gods plan, aan Gods wijsheid. En de uitkomst in Gods handen leggen. Het is ook een leren zeggen: niet mijn wil, maar Uw wil ... En dan kan het zo zijn, juist in de gelovige omgang met de Here, dat de richting van je gebed verandert.

Paulus bad driemaal om het lijden van hem weg te nemen. Hij deed dat vast ook met het oog op zijn werk in Gods Koninkrijk. En dat ‘driemaal’ zegt iets over de voortdurende en indringende manier waarop hij dat deed. Maar de Here zei: ‘mijn genade is u genoeg, want de kracht openbaart zich eerst ten volle in zwakheid’. Paulus liep op tegen een grens in zijn bidden. En het staat er niet hóe God dat aan Paulus liet weten, maar het zal vast niet buiten het gebed om gegaan zijn. In zijn prachtige boekje over gebed zegt prof. Versteeg: ‘alleen al biddend stuiten we op de grenzen van het gebed’¹.

Wat ‘passend’ is om te bidden, dat is eigenlijk alleen uit te maken in de persoonlijke omgang tussen de Here en de zieke zelf. Veel gelovigen kunnen ervan getuigen, dat er een moment kan komen dat je zegt: ik geloof dat de Here wonderen kan doen, en ik wil er ook om blijven vragen, maar er mag ook iets van aanvaarding van Gods weg zijn. En dan is gelovig bidden ook: wilt U mij ín deze weg van ziekte, van moeite, nabij zijn, mij kracht geven, en mij toerusten voor wat U van mij wilt.

Gericht op Gods Koninkrijk
Uiteindelijk heeft het aanvaarden van Gods weg veel te maken met het besef dat we hier op aarde nog leven in een wereld die gebroken is, en dat we hier geen blijvende stad hebben, maar op weg zijn naar een beter vaderland. Enerzijds mogen we verlangen naar herstel, genezing, heling, en anderzijds is er het diepe besef dat het daadwerkelijk zo is dat dit aardse leven broos is en verdriet kent, en dat we uitzien naar Gods rijk van vrede en vreugde.

In dat kader staan ook de genezingen in het Nieuwe Testament. Als tekenen van Gods Koninkrijk wijzen ze twee kanten op: ze onderstrepen het in Christus gekomen zijn van dat Rijk, en tegelijk wijzen ze vooruit, naar de toekomst, wanneer dat Rijk er in alle volkomenheid zal zijn. En ze wijzen er niet alleen héén, ze zijn er ook dienstbaar aan.

Als wij ons leven in dat perspectief gaan zien, dan gaat dat ook onze gebeden bepalen. Dan komen onze wensen en verlangens in een ander licht te staan. Niet langer wat ík graag wil en wat mij goed lijkt, maar een zoeken naar wat in het licht van Gods Koninkrijk belangrijk is dat ik vraag. En verhoring is dan niet alleen dat God geeft wat ik verlang, maar verhoring is dan ook dat God Zijn wil en weg laat zien, en de kracht geeft om die weg te gaan. Ook al zou het precies het tegenovergestelde zijn van wat ik verlang. Het is ook gebedsverhoring als je kunt zeggen: wat Uw weg ook is, geef dat Uw naam verheerlijkt wordt in mijn leven.

‘het goede’
Onderweg komt het eropaan dat we de Here vertrouwen. Ook als Zijn leiding niet zo duidelijk is, en we de bedoeling van het lijden niet begrijpen. Ook als mensen om ons heen het wél precies denken te weten wat de oorzaak van ons lijden is, of wat Gods bedoeling ermee is. Juist rond tere dingen als lijden en verhoring kunnen mensen heel hard zijn. Denk maar aan de vrienden van Job, hoe ze ernaast zaten, maar denk ook aan David, die juist van mensen om hem heen de vraag krijgt waarom hij eigenlijk in zijn omstandigheden het van God blijft verwachten (Psalm 4).

En soms weten mensen precies te vertellen waar ons lijden wel goed voor zal zijn. Maar het is niet waar, dat we dat altijd te weten komen, zelfs niet achteraf. Uiteindelijk wordt ons door de Here Jezus verzekerd dat door God altijd op het gebed ‘het goede’ wordt gegeven (Math 7: 11). Dat is een uitdrukking met oudtestamentische achtergrond, waar het op één lijn staat met het heil dat God beloofd heeft (Jes. 52: 7). Het zijn niet zomaar allerlei goede dingen die God belooft, het is het heil dat in Christus gekomen is, dat Hij toezegt aan allen die Hem daarom vragen. Verzoening, vrede, vreugde, veiligheid… we mogen het nú al ontvangen, om vol te houden onderweg.

Eigenlijk zoals David zong, midden in de moeite: “De Here is mijn Herder. Mij ontbreekt niets”.

Noot
¹ Dr. J.P. Versteeg, Het gebed volgens het Nieuwe Testament, Amsterdam 1976, blz. 111

Miranda Renkema
Drs. M. Renkema-Hoffman is theologe en lid van de redactie van De Wekker

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 september 2015

De Wekker | 24 Pagina's

Gebedsverhoring (of niet)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 september 2015

De Wekker | 24 Pagina's