Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Tweemens (2)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Tweemens (2)

De kracht van de inwonende zonde

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Was Lot een kind van God? Als we het hadden moeten doen met de informatie die het boek Genesis over hem geeft, hadden we die vraag wellicht niet durven beantwoorden. Gelukkig dat Petrus nog even op deze man terugkomt en hem de rechtvaardige Lot noemt (2 Petr. 2: 7). Waren Jeftha en Simson ware gelovigen?

Hier stuiten we op hetzelfde probleem als bij Lot. Wat we in Richteren van beiden lezen doet voornamelijk onze wenkbrauwen fronsen. Gelukkig: de Hebreeënschrijver noemt beiden in de galerij van de geloofshelden als voorbeelden van het volhardend vertrouwen op Gods genade (Hebr. 11: 32).
Lot, Jeftha en Simson: alle drie gered door genade. Maar ook alle drie duidelijke voorbeelden van mensen met een sterke oude mens. Mensen die behept waren met de inwonende zonde.

Paulus’ worsteling met zichzelf
Iemand, die in de Bijbel heel eerlijk het probleem van de inwonende zonde in zijn eigen leven beschreven heeft, is de apostel Paulus. Als we het slot van Romeinen 7 in dat licht verstaan, wijzen we dus de exegese van sommigen af die aannemen dat Paulus hier over zijn ‘eertijds’ schrijft. Nee, hier ontmoeten we Paulus ná zijn bekering. En hij heeft een strijd te voeren, die hij zonder Gods genade nooit had kúnnen strijden: die tussen de oude en de nieuwe mens. Het is duidelijk wat echt zijn hart heeft, sinds de Heere hem te sterk werd: ‘Ik zelf dien wel met het gemoed de wet Gods’ (vs. 26a). ‘Want ik heb een vermaak in de wet Gods, naar de inwendige mens’ (vs. 22).
Intussen is er sprake van een stoorzender in Paulus’ leven. Een ‘andere wet in mijn leden’ noemt hij het. Door die wetmatigheid is de apostel verre van volmaakt. ‘Ik dien met het vlees de wet der zonde’, schrijft hij (vs. 26b). Let wel: het gaat niet om twee gelijkwaardige grootheden. Dit is geen mens die hinkt op twee gedachten. Paulus’ diepste wens is: God gehoorzamen. De inwonende zonde gooit steeds roet in het eten. Dat levert behalve strijd ook verdriet op. Het brengt tot de klacht: ‘Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen uit het lichaam dezes doods?’ (vs. 24) Nogmaals: zo’n klacht uit een onbekeerde niet. Die voelt zich hooguit slecht over de gevolgen van de zonde, niet over de zonde zelf. Waar God liefde uitstort in het hart, komt er droefheid naar Hem over de zonde. Omdat je God met je zonde op Zijn hart hebt getrapt …

John Owen over de inwonende zonde
In het vorige artikel viel reeds de naam van John Owen. Diens boek over de inwonende zonde start met Romeinen 7. Vers 21 vormt het opschrift: ‘Zo vind ik dan deze wet in mij; als ik het goede wil doen, dat het kwade mij bijligt’. Op typisch puriteinse wijze ontrafelt Owen het probleem van de inwonende zonde. Hij beschrijft het om te beginnen als iets wat latent aanwezig is in het hart van een kind van God. Een houding, die als ze de kans krijgt, een mens een afkeer laat hebben van alles wat met God en Zijn dienst te maken heeft. Is een gelovige niet alert genoeg op dit smeulende vuurtje in zijn hart, breekt de inwonende zonde zomaar uit in allerlei openlijke vormen van opstand tegen de Heere.
Owen geeft heel praktische aanwijzingen waar de gelovigen bedacht op moeten zijn. De inwonende zonde heeft de neiging om onverwachts haar kans te grijpen. Daarbij maakt zij gebruik van allerlei boze begeerten die in het hart schuilgaan. Vervolgens is het zo dat de aanvallen van de inwonende zonde elkaar onafgebroken opvolgen. Vergelijk het met de branding: ‘Valt zij de ziel aan? Sla haar aanvallen af; ze komt toch weer terug. Bestraf de zonde door de kracht van de genade; ze kruipt een ogenblik in haar schulp, maar keert weerom!’ (Works, VI, blz. 199, vert. dr. A. Baars). Ten slotte wijst Owen erop dat de aanvallen van de inwonende zonde zich vooral richten op het gevoelsleven van de mens. Onze emoties, zoals vreugde, verdriet en verlangen, zijn gemakkelijke invalspoorten voor het kwaad. Daarom moet daar met name de doding van de zonde plaatsvinden.

Heb ik mij niet vergist?
Iemand heeft eens opgemerkt dat Owens beschrijving van de (door)werking van de inwonende zonde de meest huiveringwekkende bladzijden uit het puriteinse oeuvre vormen. Owen spreekt van ‘het ontketenen van oorlogen’ en ‘de roes der razernij’. Wie oppervlakkig denkt over de zonde(macht) noemt dat overdreven. Wie er persoonlijk op stuit, schrikt soms van zichzelf. En wordt moe van zichzelf. En ook wel eens bang voor zichzelf. Een opmerking van één van onze eigen oudvaders: ‘De bekeerden vinden nog veel van de oude Adam in zich, zien dat ze gedurig vallen, ja wel enige tijd liggen blijven in de zonde, en dat de zonde hen gevangen neemt hen houdt. Daardoor bezwijkt zeer licht hun geloof, vrezende dat de zonde in hen nog heerst’ (W. à Brakel, Reedelijke Godsdienst, I.XIV. xxii.6).

Een pastorale handreiking
Kun je nog wel weten hoe het geestelijk met je zit, als de zonde weer eens de overhand kreeg? Volgens À Brakel wel: ‘Als de verdorvenheid de overhand heeft, dan is de gelovige niet blij en vrolijk, gelijk een onbekeerde, als hij zijn lust botvieren mag zonder schade en schande; maar hij leeft vol verdriet en hartzeer, hij kwijnt en verteert zijn leven in droefheid, omdat hij om die zonde Gods gemeenschap moet missen, de vrede en het gevoel van verzoening moet derven (II.LIII.vii.3)’ En de Dordtse vaderen schrijven in hun Leerregels wat de voortgaande ontdekking aan de inwonende zonde moet en mag opleveren: ‘… om zich voor God te verootmoedigen, hun toevlucht tot de gekruisigde Christus te nemen, het vlees hoe langer hoe meer door de Geest van het gebed en heilige oefeningen der godvruchtigheid te doden, en naar het eindperk der volmaaktheid te zuchten …’ (D.L. V.2)

A. van der Zwan is predikant te Dordrecht

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 december 2016

De Wekker | 24 Pagina's

Tweemens (2)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 december 2016

De Wekker | 24 Pagina's