Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Het Woord verkondigen in een visuele maatschappij

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het Woord verkondigen in een visuele maatschappij

Enkele overwegingen rond de prediking in een beeldcultuur

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

'Eén beeld zegt meer dan duizend woorden', zo luidt een bekend slogan. In de reclamewereld? Misschien ook wel in de kerkenraadskamer. Maar zou het ook kunnen zijn dat we vergeten dat 'Eén woord meer zegt dan duizend beelden'? Om even onze gedachten richting te geven deze vraag: weten wij hoe Jezus eruitzag (beeld) of weten wij wat Hij gezegd heeft (Woord)?

We proberen aanwijzingen op te vangen vanuit het Woord die ons een weg kunnen wijzen voor de prediking in onze cultuur die vaak getypeerd wordt als beeldcultuur. Vaak staat daarbij beeldcultuur tegenover woordcultuur. Over welke beelden zal het gaan? Er is immers een onderscheid tussen bijvoorbeeld fysieke beelden (houtsnijwerk, stenen beelden, schilderijen) en digitale beelden (statisch of dynamisch). Als we spreken over beeldcultuur denken we meestal aan de digitale beelden. Daar ligt dan ook de nadruk op. Deze beelden geven vervolgens te denken voor onze denkbeelden en woordbeelden.

Bijbel en beeldcultuur
Misschien moeten we eerst eens met elkaar eens afspreken in de kerk dat we niet achter de feiten aan gaan lopen. In de samenleving is al weer duidelijk het verlangen aanwezig naar ‘ont-beamering’ en een informatiedieet en verschijnen boeken over de grote nadelen van een leven in flitsende beelden en one-liners. Evenmin is het juist te denken dat we vandaag voor het eerst in een visueel ingestelde maatschappij leven. Er zijn studies in overvloed die erop wijzen dat de ontwikkeling van het modernisme sinds de 17e eeuw gepaard ging met zien als hoogste zintuigelijke waarneming.
Daarnaast is ook aan te tonen dat de positie van Israël ten opzichte van de omringende volkeren opvallend is: zij moeten het allereerst en allermeest doen met de Stem van de levende God (Deut. 4: 12), terwijl het visuele – zeker in de religieuze sfeer – bij de omringende volkeren heel nadrukkelijk aanwezig was. Hetzelfde geldt voor ontwikkelingen, met name vanuit de Griekse cultuur sinds Aristoteles, in de eeuwen rond het begin van onze jaartelling, ook in de eerste eeuw. Jezus en de apostelen verkondigden het Evangelie in een visuele cultuur. Daarmee is niet gezegd dat er geen verschillen zijn tussen de beeldcultuur in onze tijd en in de eeuwen waarin de Bijbelse boodschap vorm en inhoud heeft gekregen. Die zijn er zeker als we denken aan bijvoorbeeld de ‘flitsende’ beelden gepaard met een ‘taalarmoede’. Maar we moeten de zaak niet overdrijven, lijkt me.

Beslissend is of we denken vanuit de beeldcultuur van vandaag alsof dat een onomkeerbaar gegeven is (bijna een noodlot) of dat we geloof hebben en houden in de sprekende God, het spreken van God.
Om dit laatste gaat het. Mooier is daarom om te denken vanuit een positief perspectief. Wie de Bijbel leest, komt in aanraking met het Woord. Men kan gerust spreken over de prioriteit van het Woord in de openbaring van God. Zonder een al te grote tegenstelling te maken tussen de Hebreeuwse en Griekse cultuur (die werd immers steeds meer vermengd), kan de Joodse cultuur getypeerd worden als de cultuur van het woord.
Er was ten tijde van het OT de mondelinge overlevering, het doorvertellen van generatie op generatie (Deut. 6: 4-6) en ook wat op Schrift kwam, moest allereerst en steeds weer gehoord worden. Het voorlezen van de Wet en de Profeten (in de synagogen) is een theologisch gebeuren. God is aan het Woord. En dan gebeurt er wat. Het zijn scheppende woorden (o.a. Ps. 33: 9, Jes. 55: 10).
Ook in het Nieuwe Testament ligt de nadruk op horen naar woorden. Met een beroep op Romeinen 10: 17 kun je niet iedere discussie het zwijgen opleggen. Maar het is nog steeds de Bijbelse en daarom gereformeerde overtuiging dat het geloof uit het gehoor is. En dat ‘gehoor’ is het ‘gehoorde’, de prediking. De Vader wijst ons vanuit de hemel wat we te doen hebben als Hij wijst op Zijn geliefde Zoon: ‘luister naar Hem!’ (Matth. 17: 5, 2 Petr. 1: 16- 21). Zeker, onze God kan op talloze manieren spreken, maar Hij is er niet onduidelijk over wat de route is die Hij verkiest om Zijn schepselen aan te spreken: in woorden.

Weer in de kinderschoenen
Nu wordt nogal eens tegengeworpen dat in het OT ook duidelijke sprake is van visualisering. Te denken is dan aan de tempel en de offerdienst en aan de zogenaamde symbolische handelingen van de profeten. Met een beroep daarop wordt dan aanbevolen om ook in onze erediensten dingen uit te beelden, hetzij door middel van een ‘toneelstukje’ en animatiefilm of gewoon plaatjes via de beamer. De vraag is of er terecht een beroep op deze dingen gedaan kan worden.
Ik ga voorbij aan het grote verschil tussen verbeeldingen die we aantreffen in de Bijbel en de videoclips en ‘platte’ beelden van onze huidige cultuur. Daar zou natuurlijk ook nog wel een en ander over te zeggen zijn. Het ene beeld komt echt anders binnen, zeker wat ‘diepte’ van inwerking betreft. Er is wel gewezen op de indoctrinatie door beelden vergeleken met de vrijheid van het woord. Denk alleen al hoe anders het kijken naar een DVD over de Kameleon anders ‘werkt’ dan het (voor) lezen ervan.
Bij bovenstaand beroep op het OT in ieder geval twee kanttekeningen:

a. De betekenis van het 2e gebod
Het tweede gebod wijst het maken van beelden en verbeeldingen af om door middel daarvan de HEERE te eren. Prachtig is de verwoording van onze Heidelbergse Catechismus: God wil ons niet onderwijzen door de stomme beelden, maar door de levende verkondiging van Zijn Woord. Beschermt het tweede gebod ook niet tegen het gevaar dat onze verbeelding gaat overheersen? God wordt heel gemakkelijk een verlengstuk van ons denken en dan hebben we een afgod. Beelden die wij vervaardigen hebben een ontwerp dat de route volgt van binnen naar buiten. Ze komen uit onze koker. Het gevaar is dat heel gemakkelijk allerlei subjectieve emoties zo de plaats in gaan nemen van de christelijke vroomheid die ontspringt aan het Woord. Dat Woord brengt een ontwerp van buiten naar binnen. Bij de interpretatie van beelden wordt veel aan de verbeelding overgelaten. Dat wordt dan eigenlijk een soort ‘innerlijk woord’ dat onze instemming heeft, terwijl het spreken van God het Woord ‘van buiten’ (verbum externum) is dat ons ook kan tegenspreken. Ver-beelding is ongetwijfeld een gave van onze Schepper. Het is soms een beetje wild paard dat bij de teugel genomen moet worden van het Woord. Verwijzen naar de tabernakel of tempel lijkt me niet zo’n goede weg. Immers daar bepaalt het Woord het beeld. God Zelf bepaalde de afbeeldingen (Ex. 25: 8-9)!

b. Heilshistorische voortgang
Het is vervolgens opvallend dat er in het NT veel minder sprake is van visualiseringen door middel van afbeeldingen en uitbeeldingen. En dat terwijl de cultuur van de tijd waarin het Evangelie vanuit Jeruzalem verkondigd wordt in alle hoeken en gaten van het Romeinse rijk uitermate visueel was ingesteld. Waarom huurde Paulus het amfitheater niet af in Efeze, bracht hij het Evangelie niet aan de man door middel van drama? Dan had hij naadloos aan kunnen sluiten bij een groot deel van de volkscultuur. Vorm van slechte strategische marketing, of zat daar toch wat anders achter?
Een beroep op het OT zonder dit gegeven te verwerken, is een terugkeer naar de kinderschoenen, terwijl het de tijd geworden is van mondige kinderen (Gal. 4). Willen we echt weer terug naar de tijd van het Oude Testament na Pinksteren? Realiseren we ons voldoende waarom we bijvoorbeeld geen tempel(s) meer hebben? Jawel, we wijzen meteen op het offer van Christus, maar waarom wordt dat niet langer meer verbeeld in een sacrale ruimte? Dat heeft alles te maken met wat wel genoemd wordt de heilshistorische voortgang die we aantreffen in de overgang van Oude naar Nieuwe Testament. Ik weet niet zeker of dit soort aspecten altijd meegenomen worden in de besprekingen op de kerkenraden als het gaat over het visuele element in onze erediensten.
De incarnatie gebruiken als onderbouwing voor het goed recht van beeldmateriaal lijkt me misplaatst: a. het doet te kort aan de uniciteit van de Zoon en het éénmalige karakter van dit heilsfeit, b. het leven van de Zoon: wie kan bijvoorbeeld de ogen van de Zoon zó verbeelden dat we Zijn hart erin zien? Dat geldt zeker waar het gaat over beeldvorming in de vorm van ‘naspelen’.

Preken in beelden?
Worden hiermee alle beelden of verbeeldingen afgewezen? Onze beeldcultuur dient ons juist te stimuleren om te preken in beelden. Het gaat om het maken van vensters in de preek door middel van het gebruik van beelden. Het gaat om het echte zien. Dat is niet het zien van het beeld als zodanig, maar van de werkelijkheid die door dat beeld zichtbaar wordt als door een venster. Te denken is in dit verband aan het woord dat voor profeten gebruikt wordt: ziener. In dit verband is ook aan gelijkenissen te denken die werken met woordbeelden uit het dagelijks leven. Woordbeelden zijn vaak krachtiger dan dingbeelden. Bij het laatste loopt je het gevaar van verplatting en infantilisering nog het meest (alsof ballonnen oplaten op een Hemelvaartsdag iets bijdraagt aan het verstaan van dat heilsfeit).
‘Welsprekendheid is grotendeels een kwestie van de juiste geestesgesteldheid’ volgens Quintilianus in zijn handboek van de retorica, de leer van de welsprekendheid. Daar kun je wat op afdingen, maar zouden dienaren van het Woord toch deze uitspraak niet ter harte moeten nemen? Het gaat wel om een levende verkondiging van het Woord en dat vraagt alles. Een prachtig voorbeeld hiervan is wat Paulus schrijft in Galaten 3: 1. Hij schrijft daar dat in de prediking Jezus Christus hen voor ogen is geschilderd op zo’n manier dat ze als het ware op Golgotha aanwezig waren. Zo is er een prediking niet alleen met woorden, maar in betoning van Geest en kracht (1 Thess. 1: 5). Er zal gesproken worden met persoonlijke betrokkenheid, doorleefd, eerlijk en op de man af. Dan is preken iets van je hele bestaan. Ook op deze manier is de prediking allereerst een zaak van ontvangen. Waar de Geest zo het Woord neemt, zal Hij harten in beslag nemen en werkelijk laten horen en zo laten zien wat de schatten Zijn van het Koninkrijk van God. Vooral: Wie het is die met ons spreekt, onze hoogste Profeet en Leraar Jezus Christus.
In dát kader verstoort het vertonen van sheets en beelden het karakter van de prediking als het middel waardoor God met ons en onze kinderen in gesprek is. Het is niet normaal als we in gesprek met onze kinderen dat via een beamer willen doen… We maken heel gemakkelijk van de prediking niet meer dan een soort informatieoverdracht. In een leersituatie, zoals op de catechisaties, kan een combinatie van horen en zien zeker wel effectief werken. Als het hart en de affecties maar niet verdwijnen achter wat geprojecteerd wordt. De discussie zou allereerst moeten gaan over de aard van de prediking en van de samenkomst (!) van de gemeente waarin het gaat om de ontmoeting tussen God en Zijn gemeente.

Boven iedere verbeelding!
Wie is bijvoorbeeld in staat in beelden te vatten wat Gods barmhartigheid is? Je zult toch zelfs bij het beroemde schilderij van Rembrandt van de verloren zoon de woorden nodig hebben van het Woord. En zou wanneer God aan het Woord is niet vreselijk storend zijn om er een plaatje tussen te schuiven? Communiceren met behulp van (digitale) beelden kan zo gemakkelijk de intimiteit, de directheid van Zijn spreken verbreken. Is er dan niet een beeld in woorden dat veel meer zegt? Als ons hart erin meeklinkt, omdat het hart van de Vader vol innerlijke ontferming erin doorklinkt: ‘en kuste hem’ (Luk. 15: 20). Het uitspreken van die woorden – en dan is je hele ziel en lichaam als het ware de klankbodem – doet meer dan duizend beelden. ‘O, diepte van rijkdom, zowel van wijsheid als de kennis van God, hoe ondoorgrondelijk zijn Zijn oordelen en onnaspeurlijk Zijn wegen!’ (Rom. 11: 33).
Omgekeerd, wie alles wil zeggen, spreekt boven zijn macht en maakt de woorden wellicht juist daardoor dood. We kunnen misschien wel goed bezwaren formuleren tegen de verstoring van de werkelijke communicatie door er een beamer tussen te schuiven, maar laten we ook eerlijk zijn inzake onze woorden. Wat ‘praten’ we soms veel. Juist als het gaat over Wie God is, zegt één woord vaak meer dan talloze woorden. Preken kunnen ook nodeloos lang zijn. Het lijkt me wel zaak dat iedere prediker zich bewust is van het feit dat de leefwereld van onze hoorders wel extra veel vraagt van de dienst van het woord ten dienste van het Woord. Misschien gewoon weer leren vertellen. Vertellen wat je ziet als het Woord open gaat. ‘Open mijn ogen en laat mij aanschouwen de wonderen van Uw wet.’ (Ps.119: 18).

M.J. Kater
Prof. dr. M.J. Kater is hoogleraar praktische theologie aan de Theologische Universiteit te Apeldoorn.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 2017

De Wekker | 24 Pagina's

Het Woord verkondigen in een visuele maatschappij

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 september 2017

De Wekker | 24 Pagina's