Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Waar ging het Luther in 1517 om?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Waar ging het Luther in 1517 om?

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als dit nummer van De Wekker uitkomt is het vijfhonderd jaar geleden dat Luther, aan de vooravond van Allerheiligen, op 31 oktober 1517, met 95 stellingen tegen de aflaat een steen in de kerkelijke vijver gooide die grote kringen zou gaan maken. Luther was er ook bewust op uit een brede discussie op gang te brengen. De 95 stellingen waren niet voor een discussie onder theologen bedoeld; dat was niet nodig, die discussie was al lang op gang.

Omdat het om ‘stellingen tegen de aflaat' ging heeft zich in de beeldvorming de gedachte gevestigd dat de Reformatie in eerste instantie vooral een protest is geweest tegen misstanden, en met name tegen de manier waarop de kerk van Rome de mens geld uit de zak klopte door middel van de aflaten. Maar dat beeld is op zijn minst eenzijdig.
In dit artikel wil ik daarom aandacht geven aan een geschrift dat Luther in maart 1517 uitbrengt. Het is zijn eerste werk van enige omvang in het Duits. Dus net als de 95 stellingen niet in het Latijn, de taal van de kerk, van de geestelijken en theologen, maar in de taal die iedereen spreekt. Daarmee geeft hij te kennen dat hij de ‘gewone mensen’ wil bereiken. Het is een boekje met een titel die precies aangeeft wat de lezer erin kan vinden: Uitleg van de zeven boetepsalmen. Al in de Vroege Kerk heeft men gezien dat in de Psalmen 6, 32, 38, 51, 102, 130 en 143 iemand aan het woord is die zich voor God verootmoedigt en tot Hem smeekt om genade. Sindsdien gold het – dagelijks – bidden van deze Psalmen als een belangrijk middel om boete te doen voor begane zonden.

Pastorale provocatie
Hoe ongevaarlijk en onschuldig het uitbrengen van een boek met deze inhoud in de taal van het volk vandaag ook mag lijken, het was destijds een dáád, om niet te zeggen: een provocatie. Luther gaf ermee te kennen dat hij de discussie over de boete niet als een interne theologenkwestie beschouwde, maar als iets wat iedereen aanging en waar klaarheid in gebracht moest worden.

Door een boekje over de boetepsalmen uit te brengen laat Luther een aantal dingen zien. Ten eerste, dat het hem er niet alleen of allereerst om te doen is, misstanden in de vorm van de aflaathandel aan de kaak te stellen. De aflaten staan natuurlijk wel op de achtergrond, maar Luther laat zien dat het hem gaat om de mensen zelf. Hij schrijft als pastor die hen de blijdschap van het geloof gunt.

Ten tweede laat Luther ook zien wat echt pastoraat is. Hij schrijft geen zelfstandige verhandeling over de boete en evenmin geeft hij wat vriendelijke woorden en raadgevingen ten beste. Hij legt de Schrift uit en wijst zo zijn tijdgenoten ook de weg naar het levende Woord van God.

Ten derde blijkt uit dit boekje dat hij zijn afkomst niet verloochent. Als monnik was hij in de dagelijkse gebeden geheel vertrouwd met de Psalmen. Hij laat nu zien hoe hij zelf in het bidden met de Psalmen heeft ontdekt waar het in het christelijk geloof om gaat en op aankomt. Dat is het noteren waard: het was niet alleen de Brief aan de Romeinen die voor hem openging, hetzelfde geldt van de Psalmen die hij als kloosterling dagelijks bad. In de jaren rond 1517 is hij intensief bezig met de vraag hoe we de Psalmen moeten lezen. Waar hij uitkomt, zegt hij meteen aan het begin van zijn uitleg van Psalm 143. Paulus en de Psalmen zeggen hetzelfde, stelt hij, want ‘alle Psalmen, heel de Heilige Schrift, roept om genade, prijst de genade, zoekt Christus en looft enkel en alleen Gods werk; alle werk dat een mens uit zichzelf doet verwerpt ze.’

Zonde hebben of voelen
Ik geef nu iets door van de inhoud van dit boekje, dat al spoedig de ene druk na de andere beleefde. Daaruit valt af te leiden dat de mensen begrepen wat Luther bedoelde en later dat jaar ook gesnapt zullen hebben dat je door zo naar de Bijbel te horen wel moet protesteren tegen de aflaatpraktijk.

In een boekje over boete of bekering gaat het vanzelfsprekend over zonde. Dankzij de brief aan de Romeinen had Luther begrepen dat het met de zonde anders was gesteld dan hij geleerd had. Hij was groot geworden bij de gedachte dat je je eigen zonden wel zag en wist waar je boete voor moest doen en je van moest bekeren. Maar dat ligt in werkelijkheid heel anders, had hij ontdekt. De mensen die erop los leven en dood liggen in de zonde zien hun eigen zonden niet. En dat is bij hen die menen geestelijke, nieuwe mensen te zijn niet anders! ‘Het is een wonderlijk iets’, merkt Luther in zijn uitleg van Psalm 38 op, ‘wie geen zonde heeft, die voelt ze en heeft ze wel, maar wie zonde heeft, voelt ze niet en heeft ze niet.’ Met deze korte en wat raadselachtige zin bedoelt hij, dat wie zijn vertrouwen alleen op Christus heeft, in zichzelf veel ellende en gebreken aantreft; maar die mens mag blij geloven dat al zijn zonden hem om Christus’ wil vergeven zijn. Maar wie die denkt het er redelijk van af te brengen of zichzelf als een geestelijk mens beschouwt, op wie de zonde dus nauwelijks nog vat heeft, is reddeloos verloren, althans zolang hem of haar de ogen niet opengaan.
Bij dezelfde Psalm 38 merkt Luther op dat het Gods aard is, iets uit niets te maken. Dat Hij Schepper is, heeft dus niet alleen betrekking op wat Hij gedaan heeft, toen Hij hemel en aarde schiep. Nee, de HERE is wezenlijk Schepper, het is zijn aard iets uit niets te scheppen, en dat zie je ook terug in de genade. Daarom kan de HERE niet terecht bij een mens, die zich nog verbeeldt iets te zijn. Daar ligt dus ons probleem. Wij mensen maken altijd iets uit iets anders. Dat doen we op alle terreinen, en we denken dat het met de rechtvaardiging net zo gaat. We menen dat we door middel van goede werken iets opbouwen. En als we het zo goed doen dat we méér goede werken hebben dan nodig is om in de hemel te komen, dan vloeien onze overtollige goede werken terug in de schat van de kerk. En de kerk kan uit haar schat dan weer doorgeven of verkopen aan wie goede werken tekortkomt voor de zaligheid. In zijn boekje laat Luther zien dat dat een jammerlijke vergissing is. De Psalmen 130 en 143 laten er geen twijfel over bestaan dat geen enkel mens kan bestaan als de HERE gaat kijken wie wij zelf zijn in en achter onze daden. ‘Daarom kan geen hoogmoedige heilige, wijze of rechtvaardige materiaal worden, dat God vormt, en voor elkaar krijgen dat God in hen werkt; zulke mensen blijven veeleer in eigen werk bevangen en maken een verzonnen, op de buitenkant bedachte, valse en gevaarlijke heilige van zichzelf, kortom: een huichelaar.’

Gods ‘daden’ en ‘werken’
Geeft Luther zijn lezers nu ook grond onder de voeten? Als je zegt dat wie bij zichzelf geen zonden ziet, er helemaal onder zit, maar dat wie beseft dat hij dood is door de zonde, in waarheid leeft – wat geef je de mens dan voor houvast? Als de dichter van Psalm 143 zegt dat hij ‘de werken van Gods handen overpeinst’, dan houdt dat volgens Luther in dat hij zichzelf ziet in het licht van Góds scheppend handelen. ‘De “werken van Gods handen” zijn de vromen, die Hij uit genade verwekt en schept. Dat gebeurt zonder enige bijdrage van hun kant; want zo zijn en worden ze nieuwe schepselen in Christus.’

Maar er is ook een ander ‘werken’ van God, namelijk in en door de gelovigen. Waar God mensen herschept, daar werkt Hij ook in en door hen. En dan zegt hij: ‘In dit werk zijn zij medewerkers.’ Dat laatste woord kan verbazing wekken: medewerkers?! Nu, Luther bedoelt er echt iets anders mee dan wanneer wij vandaag in een bedrijf een ‘medewerker’ zoeken. Het gaat hem er in dat woord om dat de mens God in en door zich láát werken. ‘Want het is niet mogelijk dat de mens in dit leven zichzelf leidt. De reden is: hij moet namelijk blind worden en zich in een recht geloof aan God overgeven. Het geloof ziet niets, het is de duistere weg.’ Luther wil er dus mee zeggen dat de gelovige niet een ‘kleine zelfstandige’ in het Koninkrijk der hemelen wordt, maar Gods handelen ondergaat en aan zich laat gebeuren. Bij Psalm 32 zegt hij in heel sterke bewoordingen dat het voor ons gevoel misschien helemaal misgaat, als het in ons leven of met de kerk heel anders verloopt dan wij denken dat het zou moeten gaan. Dan maakt hij zijn punt: ‘Maar het moet niet gaan overeenkomstig jouw gedachten, maar het moet boven jouw denken uitgaan.’ Abraham trok uit zonder te weten waar hij komen zou. ‘Hij gaf zich over aan Gods weten en liet zijn eigen gedachten over hoe het moest los, en hij is op de rechte weg tot het rechte doel gekomen. Kijk, dat is de weg van het kruis; die kun jij niet zelf vinden, maar daarop moet Ik je leiden als een blinde.’

Luthers ‘leeswijzer’
Op de laatste bladzijden van zijn boekje zet Luther in vier punten op een rij waar het hem in zijn uitleg van de boetepsalmen om te doen was. Hij gaat in op tegenwerpingen en vragen, waarvan hij kan verwachten dat ze zullen komen. Het zegt veel dat zijn eerste punt het mogelijke verwijt is dat hij maar één snaar op zijn viool heeft, niet wil weten van enige gerechtigheid, wijsheid en kracht bij de mens, en in de Bijbel alleen maar op zoek is naar de gerechtigheid en genade van God. Luther antwoordt, dat waar en wanneer hij in de Bijbel minder dan Christus heeft gevonden, hij er niet genoeg aan had. Wanneer hij echter meer vond dan Christus, heeft hij nooit het gevoel gekregen dat je zonder dat extra eigenlijk maar armoe lijdt, als je namelijk alleen Christus hebt. Het zegt volgens hem genoeg dat de Heilige Geest niets anders wil doen dan Christus in het licht stellen.

En het tweede moet er meteen bij gezegd: deze Christus, in Wie alle schatten van genade en wijsheid verborgen zijn, blijft niet op afstand van ons, maar is naar ons toe gekomen en verwarmt ons als de zon met haar stralen. Hier vinden we al in aanzet wat in het bekende boekje De vrijheid van een christen uit 1520 een centraal thema is, dat Christus met zijn gerechtigheid en leven in de zijnen is en ‘zalig’ met hen ‘ruilt’.

In zijn derde punt gaat Luther in gesprek met mensen die grif toegeven dat er zonder Gods genade geen goeds in ons te vinden is. Ze zeggen erbij: ‘wie weet dat niet?!’ Maar als je diezelfde mensen vraagt, wat ze van hun eigen gerechtigheid denken, dan antwoorden ze meteen: ‘Ja, dat zit wel goed.’ Het toppunt van hoogmoed is wel dat je durft te beweren dat je – door Gods genade – vrij bent van alle hoogmoed en boze neiging.
In zijn vierde en laatste punt richt Luther zich tot de mensen die denken dat de geneigdheid tot het kwaad pas zonde is, als het tot het doen ervan komt. Het probleem is dat we een ‘verkromde geest’ hebben, zegt Luther in zijn uitleg van Psalm 51. Bij alles krult die geest zich in zichzelf op en zoekt het eigen belang. Hij kán niet eens anders! We vergissen ons daarom jammerlijk, als we denken dat die ‘dagelijkse zonden’ wel door onze boete goedgemaakt kunnen worden. Er is helemaal geen mens die iets goed kan maken, we zijn als het van onszelf afhangt enkel maar ongeneeslijke zondaars!

Herdenken?
Wat voor zin heeft het de Reformatie te herdenken? Als gebeurtenis van wereld historische betekenis blijft 1517 van belang. Maar daar is het ons in de kerk niet om te doen. De Reformatie herdenken is voor ons niet een historische gebeurtenis herdenken, maar dankbaar zijn dat de Heilige Geest de kerk heeft teruggebracht bij Christus, bij het Woord. Herdenken is zelf in dít spoor verdergaan.

G.C. den Hertog
Prof. dr. G.C. den Hertog is emeritushoogleraar ethiek en systematische theologie te Apeldoorn

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 oktober 2017

De Wekker | 24 Pagina's

Waar ging het Luther in 1517 om?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 oktober 2017

De Wekker | 24 Pagina's