Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkverlating – een beproeving (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkverlating – een beproeving (3)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Met moeite was hun zoon nog te bewegen om naar de kerk te gaan. En als je naar hem keek terwijl hij daar zat, dan zag je aan heel zijn houding dat het hem niets meer deed. De catechisatie was ook al geen succes meer. Altijd wel een argument om niet te gaan - te veel huiswerk, proefwerk, een wedstrijd waarin hij moest spelen en die alleen nog maar op die dag kon worden gespeeld, een schoolfeest. En als hij er wel was, dan liet hij wel merken dat het voor hem niet meer hoefde.

Op een gegeven moment kwam het hoge woord eruit: “Pap, mam, ik zeg het maar eerlijk, ik geloof niet (meer). Het heeft geen enkele zin dat jullie me nog optrommelen om naar de kerk te gaan, naar catechisatie of een vereniging of gesprekskring. Ik wil het niet meer.”

Verschillende reacties
Je kon zien aankomen dat dit hoge woord een keer hardop zou worden uitgesproken. Maar het aan zien komen, voelt toch nog anders dan dat het rechttoe rechtaan wordt gezegd. Het staat in zo’n schril contrast met de beelden die je als ouders hebt van je kind toen het nog klein was. Het ging graag naar de nevendienst, deed enthousiast mee in het clubwerk van de kerk, jeugdvereniging. Maar bij het ouder worden, zag je het gaandeweg anders worden. En nu is het hoge woord eruit. Ik wil niet meer. Ik heb niets met het geloof.

Hoe ga je daar nu mee om? In het tweede artikel heb ik het gehad over bepaalde gevóelens die je kunnen overvallen, zoals verdriet, teleurstelling, schuldgevoel en zelfverwijt. In dit derde artikel stip ik mogelijke reácties aan die kunnen optreden als zoon of dochter m.b.t. kerk en geloof een andere weg inslaat dan hem/haar is voorgehouden.

Je kunt je verzetten tegen de beslissing van je kind. Al het mogelijke haal je dan uit de kast om het tij te keren en verder afglijden te voorkomen. Zoon of dochter dienen zich te houden aan de gang naar de kerk zolang ze nog in het ouderlijk huis wonen. Het levert soms heftige woordenwisselingen op, ruzies, en frustraties over en weer. Je bidt tegen de klippen op om verandering, maar er verandert niets, integendeel. Dat roept ook weer vragen op. Hoe zit het bijvoorbeeld met verhoring op het gebed?

Een andere reactie is een vorm van onderhandelen. Je probeert af te tasten waaraan het kind het meest een hekel heeft als het gaat om kerk en geloof. Je probeert de godsdienstoefening thuis zoveel mogelijk aantrekkelijk te houden voor de kritische zoon of dochter. Er ontstaat een sfeer van geven en nemen. Je laat dingen schieten in bijvoorbeeld de huisliturgie om het nog een beetje gezellig te houden.

In het verlengde daarvan wordt er soms ook gezocht naar alternatieven. Geijkte vormen bij de maaltijd zoals het lezen uit de Bijbel en bidden komen dan ter discussie. Ook de kerk doet daaraan mee. Jeugddiensten die in een zekere regelmaat worden gehouden zijn een oud fenomeen. In sommige kerken kent men de zogenaamde Tienerkerk, een eigen bijeenkomst van tieners tijdens de gewone kerkdienst. Dergelijke initiatieven leveren soms ook spanningen op in de kerkelijke gemeente.

Weer een andere reactie zou je acceptatie kunnen noemen. Dat gaat vaak niet van het ene op het andere moment. Daar is heel wat worsteling aan voorafgegaan waarbij de hiervoor genoemde reacties mogelijk een rol hebben gespeeld. Ouders komen uiteindelijk tot de conclusie: we hebben gedaan wat we konden en moesten doen. We hebben onze kinderen de nodige geestelijke bagage proberen mee te geven. Toen we hen lieten dopen, hebben we onze verantwoordelijkheid genomen. Maar nu komt het moment dat ze zelf moeten kiezen, in alle vrijheid en openheid. Als ze een andere weg kiezen dan wat van huis uit is meegegeven, dan is dat pijnlijk. Maar je hebt het maar te aanvaarden en we blijven open staan voor gesprek. Argumenten en gevoelens kunnen worden uitgewisseld als volwassen mensen onder elkaar. We schrijven niet meer voor wat het kind zou moeten doen.

Het kan ook zijn dat de andere weg die een kind inslaat niet als pijnlijk wordt gezien. Het hoort op de weg van het volwassen worden van een kind en je mag hopen en bidden dat een kind na een bepaalde periode zich opnieuw en bewuster op God zal richten. Maar als dat laatste uitblijft, kan er dan nog zo nuchter over gesproken worden?

Tussentijdse afweging
Het is niet mijn bedoeling om bovenstaande reacties te beoordelen. Ik ga ervan uit dat ouders ernaar streven om op de beste manier werk te maken van de geloofsopvoeding. Dat valt bij oudere kinderen, die op weg zijn om mondig te worden, niet altijd mee. Je komt erachter dat ouderlijk gezag begrensd is. Jongeren blijven niet meedoen om hun ouders een plezier te doen. Gezag van ouders houdt de kerkverlating van kinderen niet tegen. Druk uitoefenen is vaak heilloos en werkt op den duur meestal averechts. Er kunnen kramphoudingen ontstaan waarbij ook de ouders in een geloofscrisis verzeild kunnen raken. Er brokkelt zoveel af dat voor hun besef waardevol is. Er kan een gevoel van onmacht ontstaan dat gepaard gaat met onzekerheid over de kerk, de wereld en God. Geloven we zelf nog wel wat we onze kinderen hebben voorgehouden? Kortom: kerkverlating of een dreigende kerkverlating is een ware beproeving.

Wat ons zou kunnen helpen
Een laatste woord van wijsheid heb ik niet. Ik noem voorzichtig iets wat behulpzaam zou kunnen zijn om enigszins getroost deze crisis door te maken.

In Als kinderen andere wegen gaan* wijst ds. Margriet van der Kooi op de gelijkenis uit Lucas 15, die wij de gelijkenis van de ‘verloren zoon’ noemen. Het is verrassend dat de vader zijn zoon laat gaan. Geen geruzie, niet van: “als jij niet dit of dat … dan ben jij mijn kind niet meer.” Hij laat hem gaan, maar hij houdt hem wel in zijn hart. Daar gaat het om in deze gelijkenis. En omdat hij niet uit het hart van de vader is verdwenen, heet de vader zijn zoon ook weer welkom als zijn zoon, al vindt die zoon dat hij dat niet meer waard is.

We kunnen wat van deze vader leren. Er komt een tijd dat we kinderen moeten loslaten, hoe moeilijk dat ook kan zijn. Maar ‘uit het oog’, betekent niet ‘uit het hart’. We laten los, maar niet in het luchtledige. We mogen met gevouwen handen hen brengen bij de hemelse Vader van wie de gelijkenis spreekt, in het geloof dat God trouw is aan het verbond. Wijzelf en onze kinderen moeten het hebben van de barmhartigheid van de Vader. En het is niet aan ons om onze kinderen al bij voorbaat als ‘verloren’ te bestempelen, ook niet als ze een weg gaan uit het huis van de Vader. Uit het oog betekent bij Hem zeker niet uit het hart. We mogen de namen van onze kinderen in zijn handen leggen en hen dan ook in die handen laten. Gevouwen handen voor onze kinderen, dat is gelovig loslaten, hopend en liefhebbend.

Gevouwen handen én, niet te vergeten, open armen. Ze blijven welkom en er is ruimte voor hun verhaal. Dat mogen we leren van de Vader die onvoorwaardelijk liefheeft. Het kan soms schuren, als de cultuur en levenswijze van een kind misschien anders is geworden dan wat het van huis uit heeft meegekregen. Het vraagt om wijsheid om hiermee goed om te gaan.

Ik noem hier ook de betekenis van de kerkelijke gemeente. Een teken van meeleven (kaartje o.i.d.) na een doop- of belijdenisdienst aan ouders/grootouders van wie een kind een andere weg is gegaan, kan troostvol zijn; gebed in de eredienst voor jongeren die hun weg nog zoeken in het leven. In één of meer gespreksavonden, speciaal voor betrokkenen (ouders, grootouders, broers, zussen, vrienden) kan kerkverlating een thema zijn. Pijn en moeiten, onzekerheid en machteloosheid, vragen en twijfels kunnen dan onbeschroomd worden gedeeld. Dat is troostend en bemoedigend. Het werkt ook bevrijdend. Moeiten en lasten die zwaar kunnen wegen in het gemoed, worden zo met elkaar gedragen. Dat verlicht en geeft ruimte.
Als vanzelf zal in zo’n kring ook het gebed ontstaan waarin ieders hoop en vrees, geloof en twijfel, kwaliteit en tekort bij de hemelse Vader wordt neergelegd. Dan brengen we onszelf in al onze kwetsbaarheid bij Hem die niet met verwijten komt, maar ons wil schenken wat we nodig hebben. Dat is leven van genade, waar wij en onze kinderen het van moeten hebben.

* Margriet van der Kooi en Wim ter Horst, Als kinderen andere wegen gaan, Heerenveen 2009

J. Groenleer
Ds. Jan Groenleer is emerituspredikant te Leiden

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 2018

De Wekker | 28 Pagina's

Kerkverlating – een beproeving (3)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 december 2018

De Wekker | 28 Pagina's