Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Pastoraat rond het sterven (3)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Pastoraat rond het sterven (3)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De troost

Een nog vrij jong lid van de gemeente belde mij op. Hij was kennelijk helemaal overstuur. Met onderbrekingen vertelde hij me dat zijn broer op het werk plotseling door een ernstig ongeluk om het leven was gekomen. We praatten nog even door en toen vroeg hij ineens: ‘Dominee, hebt u misschien een woord van troost voor mij …?’ Ik heb nog wel wat gezegd, al weet ik niet goed meer wat. Maar de vraag herinner ik me nog als de dag van gisteren en ook het feit dat ik eigenlijk op dat moment niets wist te zeggen.

Het ongelijk van Calvijn

Pastorale zorg rond het sterven gaat door als degene die wij in de laatste fase van zijn leven hebben bijgestaan, overleden is. Die zorg richt zich dan met name op de naaste familie van de overledene, al mogen we die natuurlijk ook vóór zijn overlijden niet vergeten. Het is goed om in dit verband allereerst te benadrukken dat het verdriet rond het sterven er beslist zijn mag. Ik herinner me een markante uitspraak van een in de dienst vergrijsde pastor uit onze kerken: ‘Een van de ergste dingen die je kunt meemaken, is een begrafenis waar niet gehuild wordt, want dan was er geen liefde …!’

Nu is het van belang om de wettige plaats van verdriet bij rouw te onderstrepen omdat daarover binnen onze gereformeerde traditie wel eens al te terughoudend gesproken is. Als voorbeeld noem ik de preken van Johannes Calvijn (1509-1564) over de ontroerende klacht van David over de dood van Saul en Jonathan. (2 Samuel 1: 7-27). Daarin stelt de reformator dat David zich hier schuldig maakt aan overdrijving die voortkwam uit zijn bovenmatig en onbedwongen verdriet. Hij vervolgt: ‘Laten wij ons altijd herinneren, wanneer wij verdriet hebben, dat we onszelf in de hand hebben en moeten denken: helaas, is dit het wat God mij heeft laten zien – wat het dan ook is – ik moet volkomen onderworpen zijn aan Hem’.

Nu weet ik ook wel dat er verdriet is dat alle perken te buiten gaat en daarom ziekelijk genoemd moet worden. Maar daarvan is mijns inziens hier geen sprake. Het lijkt me toe dat Calvijn zich hier meer heeft laten inspireren door de filosofie van de Stoïcijnen dan door de Bijbel! Emotionele uitingen van verdriet en rouw worden in de Schrift namelijk niet afgekeurd. Het meest indrukwekkende voorbeeld daarvan is het verdriet van Jezus bij het graf van Zijn vriend Lazarus (Johannes 11: 35). De befaamde calvinistische theoloog uit Amerika Benjamin Warfield (1851-1921) heeft daarover in zijn artikel over het emotionele leven van de Heere Jezus aangrijpende dingen geschreven. In het geloof mogen Gods kinderen zeggen dat Hij – als de medelijdende Hogepriester - in al hun droefheid bedroefd is geweest (vgl. Jesaja 63: 9).

Het rouwproces

Maar hoe verloopt het proces van rouwen om een geliefde overledene precies? Ook over dat onderwerp is heel veel geschreven en pastores doen er goed aan zich daarin te verdiepen. In het vorige artikel ging het over de fasen in het stervensproces zoals die ontwikkeld zijn door Kübler-Ross.

Welnu, deze fasen worden – met enkele wijzigingen – door Polspoel ook toegepast op het rouwproces. Het verloopt dan zo: 1. Confrontatie (gevoel: het is niet waar; ontkenning); 2. Objectieve bewustwording (gevoel: strijd tussen vasthouden en loslaten); 3. Subjectieve bewustwording (gevoel: leegte, eenzaamheid en depressiviteit); 4 Integratie (gevoel: de rouw krijgt emotioneel een plaats).

Ook tegen deze ‘fasenleer’ zijn bezwaren gerezen. De echte beleving van de rouw is veel minder statisch en veel beweeglijker. Daarom heeft Van der Horst het rouwproces vergeleken met een doolhof. De rouwende komt voortdurend langs dezelfde plaatsen waar hij dezelfde verdrietige emoties opnieuw beleeft, al zwakt de heftigheid van die emoties na verloop van de tijd wel af. Het doolhofmodel maakt ook duidelijk waarom sommigen lang in de rouw ronddolen, terwijl anderen veel sneller de uitgang van de doolhof vinden. Mijns inziens vormen de twee modellen geen tegenstelling, maar vullen zij elkaar aan. De emotionele gevoelens van rouw die Polspoel noemt zijn heel herkenbaar. Maar het beeld van de doolhof laat ons zien dat de manier waarop zij (her)beleefd worden, heel verschillend kan zijn.

Geborgenheid en uitzicht

De eerste vorm van troost die iemand nodig heeft die rouwt om een overledene, is geborgenheid. In het verlies van de ander heeft hij in feite een deel van zichzelf verloren. Hij ‘weent om het verloren ik’ (Polspoel). Daarom voelt hij zich ontredderd en eenzaam in een wereld die hem niet begrijpt. Wat hij nodig heeft, is ‘een schouder om tegen uit te huilen’. Die kan een pastor (alleen) hem niet bieden. In letterlijke zin moet de pastor dat soms ook beslist niet doen, bijvoorbeeld bij vrouwelijke gemeenteleden. Het is goed als familieleden, vrienden of gemeenteleden deze taak gezamenlijk op zich nemen en ‘er zijn’ als het moeilijk is. Veel praten is dan meestal ook niet nodig, wél goed luisteren. Omdat de eerste periode van rouw doorgaans een tijd vol emotionele onzekerheid is, is het aan te bevelen dat de rouwende dan geen besluiten neemt die een ingrijpende verandering betekenen. We kunnen denken aan een verhuizing of aan het aangaan van een nieuwe relatie.

Troost betekent vervolgens ook dat er vanonder de stolp van verdriet langzaam weer uitzicht komt. Dat woord heeft meerdere kanten. De oudere schrijvers wijzen hier allereerst op het Bijbelse motief dat wij ‘niet bedroefd behoeven te zijn als anderen die geen hoop hebben’ (1 Thess. 4: 13), wanneer onze geliefden in de Heere sterven. In dat geval mogen wij heel concreet in herinnering roepen hoe zij in het geloof geleefd hebben en in vrede zijn heengegaan. Bovendien mag het ons tot troost zijn dat onze geliefden nu van veel ellende verlost zijn, omdat zij in de eeuwige heerlijkheid zijn opgenomen en altijd bij de Heere zijn. Maar het woord ‘uitzicht’ heeft bij de verwerking van rouw ook nog een andere dimensie. In de loop van de tijd krijgen rouwenden weer perspectief met betrekking tot hun eigen leven. Hun leven gaat verder en er wachten nieuwe taken. Andere mensen doen een beroep op hen en hebben hen weer nodig. Soms is het goed als een pastor hen daar ook uitdrukkelijk met het nodige invoelingsvermogen aan herinnert. Dat betekent niet dat hij het verdriet bagatelliseert, maar dat hij met de rouwenden naar nieuwe perspectieven zoekt. Want die nieuwe vensters van uitzicht werken troostend en helend. Een heel bijzondere vorm van uitzicht is wel wanneer de rouwenden mogen leven in de verwachting dat zij hun geliefden die van hen heengegaan zijn straks zullen weerzien. Hoe dat precies zal zijn, weten we niet (Vgl. 1 Joh. 3:2). Het zal straks in de hemelse heerlijkheid ook in de eerste plaats gaan om het aanschouwen van Hem ‘Die ons zo uitnemend heeft liefgehad’. Maar in Hem zal er ook sprake zijn van een nieuwe, volmaakte gemeenschap van heiligen en van de vreugde van de herkenning en de hereniging.

Wie troost?

Ten slotte gaan we nog even in op de vraag wie het is die rouwenden troost. In de Bijbel wordt nogal eens gezegd dat mensen elkaar troosten. Zij zoeken treurenden op in hun verdriet (vgl. o.a. Gen 37: 35; 2 Sam. 10: 2,3; Jer. 16: 7). En inderdaad, als mensen ons aandacht geven en ons bijstaan in onze rouw, kan dat van onschatbare waarde zijn.

Tegelijkertijd ontdekken we soms juist dan pijnlijk dat mensen ‘moeilijke vertroosters’ zijn (Job 16: 2). Ze stellen ons teleur, of zeggen veel woorden, terwijl ze beter kunnen zwijgen. Daarom wordt in de Schrift telkens weer benadrukt dat de Heere de eigenlijke Trooster van Zijn kinderen is. De troost die Hij biedt gaat alle menselijke troost ver te boven. Hij zegt immers dat Hij meer dan een moeder troost (vgl. Jes. 66: 13). Heel aangrijpend komt dat uit in de belofte dat God eens alle tranen van de ogen zal afwissen (Openb. 7: 17; 21: 4). Letterlijk staat hier ‘elke traan’: het is alsof de Heere speurt of er nog één traan overgebleven is en die wist Hij ook weg. Dat gebeurt in de grote toekomst voorgoed en volkomen, maar het begint hier al in het leven van de Zijnen. Dat mag een pastor in allerlei situaties vanuit het Woord laten zien, zeker ook in dagen van rouw. Hij mag als mens dichtbij de rouwenden staan, maar hij komt vooral bij hen namens zijn Zender, de Trooster bij uitstek. En dat is de diepste reden dat pastoraat ook echt troostpastoraat is, zelfs al heb je als pastor weinig of geen woorden!

Prof.dr. A. Baars is emeritushoogleraar van de TUA

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 augustus 2019

De Wekker | 20 Pagina's

Pastoraat rond het sterven (3)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 augustus 2019

De Wekker | 20 Pagina's