Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Kerkverband en synode: een zegen?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kerkverband en synode: een zegen?

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Laten we wel wezen: het lijkt in deze maanden een avontuur om in De Wekker het woord ‘zegen’ te verbinden aan het kerkverband en aan de generale synode. Velen liepen er toch al niet warm voor, en bij velen zakt de moed in de schoenen, lettend op de kerkelijke verwikkelingen. Laat staan als dat vraagteken boven dit artikel door een uitroepteken zou worden vervangen … Toch wil ik met u en jou de Bijbel openen om te zien of we daarin een goede slag kunnen maken.

Hoe werkt ons kerkverband?

Hoe steekt ons kerkverband in elkaar? Hoe komen wij tot regelgeving in de kerkorde en hoe hanteren wij die? Dat gaat in een Rooms-Katholieke Kerk heel anders dan in een gereformeerde kerk, en daar gaat het weer anders dan in evangelische gemeenten. De Bijbel geeft ons daar geen concrete voorschriften voor. En dus is het zoeken naar een opzet waarin de Bijbel tot zijn recht komt. Beter gezegd: waarin de regering van Christus tot haar recht komt.

De kerk van de Reformatie heeft zich daar van meet af aan mee beziggehouden en is gekomen met een structuur waarin twee ‘brandpunten’ (zo noem ik ze graag) zijn: de kerkenraad enerzijds en de bredere kerkelijke vergaderingen (classis en synode) anderzijds. Zo doet men recht aan zowel het feit dat in het Nieuwe Testament elke gemeente als volwaardig lichaam van Christus wordt benoemd (lees de brieven van de apostelen), als aan het feit dat in de Bijbel die gemeenten aan elkaar worden verbonden. Met een duur woord heet deze vorm van kerkregering ‘presbyteriaal-synodaal’. De kerkenraad (het presbyterium) voorop, de synodes daaraan dienstbaar. En dat is wel fundamenteel. De kerkenraden hebben de grootste plaats in alle beslissingen, de andere kerkelijke vergaderingen helpen hen daarbij. En sámen beslissen zij over zaken die over het gezamenlijk welzijn gaan. Daarbij spreken zij af dat zij zich in en uit principe aan deze beslissingen zullen houden (of: zich daarin zullen voegen), een beroep op de Bijbel daargelaten – dat spreekt vanzelf. U vindt het in onze kerkorde (K.O.), art. 87.

Kenmerken van deze structuur

De classis of synode helpen dus het plaatselijke kerkelijke leven; zij zijn daaraan dienstbaar, zij heersen er niet over. Dat is vanouds een grondprincipe in ons kerkelijk samenleven en het is uitdrukkelijk vastgelegd in art. 85 K.O. Het komt ook uit in het feit dat de kerkelijke vergaderingen qua samenstelling met elkaar verweven zijn: de classis wordt bemand door kerkenraadsleden van de gemeenten in het ressort, evenzo de particuliere synode door leden van de classes en de generale synode door leden van de particuliere synodes. In de generale synode komen dus de kerken allemaal samen via getrapte afvaardiging.

Met deze constructie willen we belijden dat we de wijsheid plaatselijk niet in pacht hebben, en daarom verbinden we ons aan elkaar. Dat doen we om elkaar te helpen met zaken die we plaatselijk niet klein kunnen krijgen, die onze plaatselijke mogelijkheden te boven gaan. We doen het ook om elkaar te bewaren bij het rechte Bijbelse spoor in allerlei onderwerpen, omdat het onderzoek van de Schriften nu eenmaal iets is dat veel geestelijke kennis en wijsheid vergt. Door de veelheid van raadgevers komt immers iets tot stand (Spr. 15: 22); daarin ligt de overwinning (Spr. 24: 6).

Daarom maken we over een aantal zaken gezamenlijke afspraken, waarbij we ons ook aan die afspraken houden. Dat laatste staat zo nu en dan onder spanning, maar het hoort principieel bij onze afspraken. Dat helpende karakter kan soms betekenen dat het bij een kerkenraad pijn doet. Vergelijk het met een huisarts: die heb je om je te helpen wanneer het je niet lukt je eigen gezondheid in de hand te houden. Soms komen daar pijnlijke stappen uit voort. Maar je voegt je daarin omdat je weet: het is goed voor mij; als ik mij er niet in voeg, gaat het de verkeerde kant op. Daarom is een kerkenraad ook niet autonoom. We hebben ons immers aan elkaar en aan de afspraken die we samen maken, verbonden. Wat hebben die afspraken anders voor waarde? Dat hoort toch ook bij het ‘een gemeenschap vormen met elkaar’ en zo aan elkaar gegeven zijn?

Bijbelse fundering

De vraag komt natuurlijk op: Wordt hier in de Bijbel normerend over geschreven? De constructie is immers vrij ingewikkeld: je moet bij wijze van spreken voortdurend een ‘pendelbeweging’ maken tussen de plaatselijke gemeente en het kerkverband in zijn synodale beslissingen. Ik schreef al: nergens in de Schriften wordt ons een samenleven van kerken voorgehouden dat onze kerkstructuur concreet voorschrijft. Maar wel degelijk zijn er lijnen in de Schrift te vinden die een kerkelijke structuur als de gereformeerde rechtvaardigen. Anders gezegd: in de gereformeerde kerkstructuur wordt een vorm van samenleven nagestreefd waarbij belangrijke elementen uit de Schrift tot hun recht komen.


‘De classis of synode helpen het plaatselijke kerkelijke leven’


Kijk naar het Oude Testament. Het gaat daarin om Gods ene volk, dat Hij verkiest. Die eenheid wordt sterk benadrukt (Israël is als Gods volk één geheel), maar ook de delen hebben hun eigen rechtmatige plaats: denk aan de twaalf stammen van Israël; en denk aan de plek, maar ook de verantwoordelijkheid van de tweeënhalve stam in het Overjordaanse in relatie tot de overige stammen (Jozua 1: 11-18); denk ook aan het pijnlijke en geestelijk onmogelijke van de scheuring tussen het Twee- en Tienstammenrijk (Ez. 37). Beide pijlers, gemeente én kerkverband, tekenen zich op die manier al in het OT af.

En dan het Nieuwe Testament. Na de uitstorting van de Geest bloeien plaatselijke gemeenten op. Dat begint al in Handelingen 2, waar de gemeente samenkomt rond onderwijs, avondmaal, gebed en onderlinge gemeenschap. Er is sprake van diaconaat (Hand. 6). In de brieven vinden we de herkomst van herders en leraars, opzieners en diakenen, om de gemeente als lichaam van Christus op te bouwen. Een bekend voorbeeld is Efeze 4. Tegelijk zien we dat deze gemeenten met elkaar in contact staan: er is sprake van een geestelijke samenhang, die bijvoorbeeld uitkomt in de onderlinge zorg die gemeenten aan elkaar geven. In 2 Korinthe 8: 1 gaat het bijvoorbeeld over de genade Gods die aan de gemeente in Macedonië geschonken is, namelijk dat zij deelhadden aan het dienstbetoon voor de heiligen, door middel van een gehouden collecte. Een vroege voorloper van onze ‘kas voor onderlinge bijstand en advies’! Verder worden er wederzijdse groeten uitgebracht, er worden algemene rondzendbrieven door apostelen geschreven (Petrus), er worden zeven brieven aan zeven gemeenten geschreven. Het blijft uiteindelijk gaan om Gods ene volk. Uiteindelijk komt er straks een bruiloftsmaal met één grote, feestvierende menigte!

Christus regeert

Het is hierbij van principieel belang dat we in het oog houden om Wie het nu feitelijk gaat bij de gemeente en dus ook bij haar regering. Niet dat ménsen haar zullen regeren, maar dat Christus regeert. Hij is het hoofd van het lichaam, hij is de Koning van de kerk. Wij leven in een Christocratie! Alles wat wij besluiten, en de wijze waarop, is daaraan dienstbaar. Kerkrecht wil in wezen niets anders doen dan doorgang verlenen aan de heerschappij van Christus. En daarom staat niemand boven de ander, geen dominee boven een ouderling, geen synodevoorzitter boven een diaken, maar wij zijn allen broeders, waarbij Eén onze Meester is. De Heere, die zijn kerk regeert, bewaart en onderhoudt, geeft ons zo aan elkaar. En zó ontvangen wij elkaar en zijn elkaar gevend en ontvangend tot zegen.

En zo is het in principe niet moeilijk om op de manier waarop wij dat geregeld hebben (net zoals vele andere gereformeerden over de hele wereld) ‘als broeders samen te wonen’ (Psalm 133). Wie zal immers zo eigenwijs zijn om te denken dat hij wel zóveel inzicht en wijsheid van de Heere heeft ontvangen dat hij daar niemand anders bij nodig heeft? En wie zal zo eigenwijs zijn om te denken dat hij om wat voor reden dan ook een streepje voor heeft bij de Heere, zodat hij zich in heerschappij boven een ander zou mogen stellen?

En toch … En toch … is dat soms spannend. Ik kan er natuurlijk in dit artikel niet omheen om daar iets over te schrijven. Het synodejaar is begonnen met veel kerkelijke spanning. Ik heb vroeger meermalen betoogd dat in de CGK spanning en synodejaar altijd al elkaars tweelingbroertjes lijken te zijn.


‘Vermaan werkt niet op het horloge, maar is uit op de welaangename tijd’


Dit jaar is dat wel extra het geval. Vrouw en ambt, de positie van de samenwerkingsgemeenten (rond dit thema, maar ook rond de afvaardiging naar de classicale vergaderingen) – het vraagt om veel wijsheid van de 52 synodeleden. Wat is nu het springende punt? Dat ligt ongetwijfeld daar, waar verschillen van inzicht in de kerken op principiële punten terug te voeren zijn. Waar thema’s uitdrukkelijk vanuit de Schriften genormeerd worden, zullen de kerken in synodaal verband niet anders kunnen dan dit te benoemen en er heldere conclusies uit te trekken. En dan kunnen de plaatselijke kerken dat niet negeren. Maar waar dat níét het geval is, zal het kerkverband in zijn uitspraken behoedzaam zijn.

Ook dat lezen we in de Bijbel. In Handelingen 15 staat een ‘verslag’ over een kwestie die de kerk in Jeruzalem dreigde te splijten: moeten de heidenen wel of niet besneden worden? Die vraag stond op scherp: ziel en zaligheid werden eraan verbonden, met de Schrift in de hand (vers 1). Een kerkelijke twist was het gevolg (vers 2). En een commissie van wijze mannen van buiten (wij zouden vandaag zeggen: uit het kerkverband) werd samengesteld om Bijbels recht te spreken. De uitkomst was: geen juk opleggen dat niet te dragen is (vers 10); alleen datgene dat door de afgoden besmet is moet gemeden worden (vers 20 en 29). Opdat de prediking van de ene Naam goede voortgang hebbe (vers 21). En zó kon men die hoge woorden spreken: ‘Het heeft de Heilige Geest en ons goedgedacht …’ (vers 28).

Binding waar het principieel moet, vrijheid waar het principieel kan. Zo alleen kan een bredere kerkelijke vergadering – dus ook een generale synode – aan de kerken dienstbaar zijn. Zo alleen zal het voor de plaatselijke gemeenten duidelijk zijn dat zij wil helpen om samen werkelijk kerk van Christus te zijn. En zo alleen zal de vrede in de kerken bewaard worden.

Die vrede

Dat Bijbelse woord wilde ik tot het laatst bewaren. Want het is het meest belangrijke woord. Het recht van de kerk is in wezen het recht van de vrede. Als Paulus het heeft over wanordelijkheden in de gemeente van Korinthe, dan wil hij dat uit de weg ruimen door te stellen: ‘God is geen God van wanorde, maar van vrede’ (1 Kor. 14: 33). En dáárom, omwille van die vrede, zullen alle dingen ‘op een gepaste wijze en in goede orde’ geschieden (vers 40). Die vrede hangt direct samen met het kruis van Christus (Jes. 53: 5). Dááruit leeft de gemeente en dáár vinden de gemeenten elkaar in eenparigheid. Zo zoeken die gemeenten elkaar op, in synodaal verband. Op het bewaren van die vrede zijn zij uit. Dat betekent soms dat er principiële piketpaaltjes moeten worden geslagen, maar alleen daar waar dat Bijbels geboden is. En het is de dure roeping van een synode om daar zorgvuldig onderzoek naar te doen. Het is ook spannend: welke uitleg van de Schriften is verantwoord en welke niet? Dat mag tijd kosten. Want dat bewerkt zegen. En dan kan een eventueel vermaan ook vruchtbaar zijn.

Dat woord vermanen klinkt nogal eens in allerlei artikelen de laatste maanden. Het is een Bijbels woord (1 Thess. 5: 11 en 14 bijv.). In onze Nederlandse vertalingen wordt dat vermanen ook wel oproepen, bemoedigen, troosten genoemd. Het is een heel warm woord in de Schriften! Je neemt er dan ook de tijd voor, je hebt geduld, je weet van wachten. Vermaan werkt niet op het horloge, maar is uit op de welaangename tijd. De zaak van de eenheid van de kerken is dat meer dan waard: het gaat immers om de vrede die door bloed geschonken is? Hij die dat bloed van zijn lichaam gaf, schonk zijn Kerk ook het ‘Onze Vader’. Geen enkelvoud, maar meervoud: ónze Vader! Dat willen wij zo lang mogelijk sámen blijven bidden. En zo alleen kan het vraagteken in de titel van dit artikel een uitroepteken worden.

Ds. D. Quant is emeritus predikant van de Christelijke Gereformeerde Kerken en woont in Houten

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 september 2019

De Wekker | 24 Pagina's

Kerkverband en synode: een zegen?

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 september 2019

De Wekker | 24 Pagina's