De grootheid en heerlijkheid van de werken Gods
Overal en op allerlei wijze wordt ons in dit schoone jaargetijde de grootheid en heerlijkheid van den Schepper gepredikt.
De stem der tortelduif wordt geboord, de bloemen worden gezien in don lande, de zangtijd is aangebroken en de winter is voorbij. Als uit den winterslaap herlevend, prijkt woud en struik met nieuw en jeugdig groen. Zie dat nieuwe grastapijt over de velden uitgespreid! Zie de runderkudden grazen in weelderige landouwen! Luister naar het lied dier kleine, schoon gevederde schepselen, die tusschen de takken van het dicht geboomte den lof van hun Schepper bezingen ! Als in den liefelijken lentemorgen de zon uit hare schuilplaats te voorschijn komt, en de dampen uit de aarde opstijgen, zie dan, hoe iedere grasscheut, met zilveren dauwdrop gekroond, u de heerlijkheid predikt van Hem, die het gelaat des aardrijks vernieuwt.
Millioenen schepselen, allen geschapen naar hun aard, roepen in den onmetelijken tempel van ‘t heelal Gods grootheid en heerlijkheid uit. De hemelen vertellen Zijne eer, de aarde roept Zijne grootheid uit; alles wat adem heeft looft den Heere!
Is de mensch van nature een vijand van God en van zijn naaste, en is des menschen hart in dien staat eene dorre en onvruchtbare aarde gelijk, — zoodra God almachtig, door zijn scheppend vermogen, dat hart heeft vernieuwd en zijne wonder-volle genade aan den zondaar heeft verheerlijkt, wordt ook hij gevormd en bekwaamd om God, zijnen Schepper, te verheerlijken.
Is de verandering groot, die thans in de werken der Schepping te aanschouwen is, niet minder groot wordt dan de verandering die zich ook in en bij ons zal openbaren. Het hart vernieuwd, de ooren doorboord, de oogen verlicht, de wil gebogen onder God, het verstand geheiligd, de hartstochten geregeld, kenmerkt zich de wedergeboren mensch als herschapen in Christus tot goede werken. En schooner nog dan in de werken der Schepping, blijkt in de werken der genade, hoe oneindig groot, heerlijk en almachtig de Heere der Heirscharen is, die alles doet wat Hem behaagt. Wat engelen en menschen, ja wat de gansche wereld onmogelijk was, is niet te groot voor Hem, Wiens raad zal bestaan en die al Zijn welbehagen volbrengt.
Looft de hemel Gods wonderen dag en nacht, ook op aarde zingt Gods geheiligd volk de glorie en de eere van hun God en Koning, in Wien al hun heil en hunne eere is.
En gij, mijn lezer ! wat doet gij ?
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 mei 1890
Het Wekkertje | 4 Pagina's