Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

„Er is geschreven.” (IV)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Er is geschreven.” (IV)

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Matth. 4 : 4

De strijd, waartoe de christen op aarde geroepen wordt, is zwaar en moeielijk, Dit blijkt niet slechts uit het groote en sterke leger van vijanden, dat ons van buiten omringd, maar bovenal uit de macht, die de duivel in ons eigen hart, onder Gods toelating, weet te ontwikkelen. Immers, wat komt er uit dat booze hart al niet voort ? Wat al bedenkingen en raadslagen worden in dat hart gesmeed! In voorspoed is de mensch geneigd om God te vergeten, in tegenspoed wordt zoo licht Gods liefde verdacht. Onder hoon, laster en smaad zijn we zoo geneigd ons zelven te rechtvaardigen, en ook om als eigen rechter op te treden. Bij ervaring wordt geleerd, hoeveel genade en zelfverloochening vereischt worden, om zijn vijand lief te hebben en den vervolger nog wel te doen.
Toch heeft Christus, als de groote overwinnaar, het den zijnen geleerd en wekt Hij door Zijn woord en door Zijn eigen voorbeeld daartoe op. Maar is de strijd, waartoe Christus oprechte discipelen geroepen worden,zwaar en moeielijk, in de belofte der overwinning schittert de heerlijkste kroon ons voor oogen.
Jozef mocht, omdat hij de zonde weêrstond, tijdelijk in de gevangenis, de jongelingen in den oven, Daniël in den kuil der leeuwen geworpen worden, maar hoe heerlijk heeft God met vreê het einde Zijner knechten gekroond. Stefanus had zoo met het zwaard des Geestes geslagen, dat zijne vijanden hem steenigden, maar stervende ziet hij den hemel geopend en den Zone Gods staande ter rechterhand Gods. Hij sterft met een gebed voor zijne vijanden op de lippen.
De Apostelen dos Heeren en die gansche schare bloedgetuigen en geloofshelden, die om den naam en de getuigenis van Jezus zijn gedood, zij kenden en begeerden geen ander wapen in den strijd, dan alleen het Woord Gods. En ook die stillen in den lande, wier leven en strijd minder de aandacht van anderen trok, maar die in ‘t verborgene gestreden en geworsteld hebben ten bloede toe, zij hebben, hoe hoog de nood ook klom, zoo menigmaal juichend de aarde verlaten in de bewustheid :
«De Heer heeft zelf ons toegezegd ; «‘k Zal U, door macht en wijs beleid, uit Bazan weer doen komen ; — U zullen, als op Mozes beê, wanneer uw pad loopt door de zee, geen golven overstroomen.» Christus heeft met het zwaard des Geestes den duivel overwonnen en Hij zal door Zijne kracht al de Zijnen doen overwinnen. Bij de laatste, bij de volkomene overwinning wordt ge voor altijd van den strijd afgelost. Na den strijd volgt de kroon ; — Christus ging door de woestijn naar Golgotha en vandaar door het graf naar den Olijfberg. Als Koning, Aanvoerder en Beschermer zijner onderdanen roept Hij allen toe: «volgt mij !» En die Hem hier gehoorzamen en volgen in den strijd, zullen eenmaal, met Hem verheerlijkt, de volle zaligheid beërven.
«Er is geschreven.» Zoo heet het dan ten laatste : «Wat geen oog heeft gezien en geen oor gehoord, en wat in geen menschenhart is opgeklommen, dat heeft God bereid voor allen, die Hem liefhebben.

Bilderdijk zong:

«Uit Oost en West, uit Zuid en Noorden
Roept God Zijn keurbende op ten strijd,
De zee deinst rugwaarts in heur boorden,
Dat zij haar ‘t legerpad verwijdt ;
Zij staat gedoscht in ‘t schitt’rend wapen,
Met waarheids zeeg’rijk staal gegord ;
Do helm des heils ontvangt heur slapen
Met lichtpluimaadjen overstort.

Aanvaardt, o uit verkorelingen !
Het schild van ‘t zondedelgend kruis ;
En laat dan de afgrond n bespringen,
Met ijdeldavrend slachtgedruisch.
Hun moed, hun krachten zijn geweken, —
Hum kop’ren krijgeblazoen verstomt;
Gods donder zal hun arm verbreken,
De vuist om ‘t oorlogszwaard gekromd.

Ontplooi, gij hel ! uw veldbanieren,
Schaar duizend, duizend in ‘t geweer,
En vlei u vrij met zegevieren !
Eén oogwenk slaat uw hoogmoed neêr.
Eén oogwenk en de dorstende aarde
Ligt overstelpt in ‘t schuimend bloed,
En de arenden van Middel gaarde
Verzaden ‘t uitgehongerd bloed.

Dus klinken U de lofbazuinen,
O, Sions Vorst ! door zwerk en lucht;
Dan schudden Bazans hooge kruinen
En hupp’len van het juichgerucht!
Dan daalt de Hechter uit de wolken,
In glans, die de eng’lenglans verdooft,
En de aan het juk ontscheurde volken
Erkennen ‘t ongeschapen Hoofd !

Laat, Jezus ! laat dien heildag schijnen !
De Schepping zucht van ‘t barenswee,
Dat do aarde in stervensangst doet kwijnen ;
Verlossing, redding is haar bee.
Doch ja, Gij zult ze niet vergeten,
Wier boezem angstig te uwaart welt ;
De schakels van der jaren keten
Zijn in hun afloop haast volteld.

Rust midd’lerwijl, getrouwe zielen,
Die onder ‘t altaar nog versmacht!
God kent die voor Zijn heilwoord vielen!
Verbeidt gij ‘t loon, dat op U wacht ,-
Nog and’ren moeten met U deelen
En sprengen ‘t aardrijk met hun bloed.
Nog and’ren zal het moordzwaard heelen,
Eer ‘t reddingsuur verschijnen moet.»

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 januari 1891

Het Wekkertje | 4 Pagina's

„Er is geschreven.” (IV)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 januari 1891

Het Wekkertje | 4 Pagina's