Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gestorven en opgewekt (II)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gestorven en opgewekt (II)

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Indien gij dan met Cliristus opgeluekt zijt, zoo zoekt de dingen, die boven zijn, waar Christus is, zittende aan de rechterhand Gods. Bedenkt de dingen dieboven zijn, —niet die op de aarde zijn. Want gij zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God. Col. 3:1—3.

Hoe noodzakelijk het is, zuiver te onderscheiden tusschen dood en leven,” blijkt vooral uit de beteekenis van het woord „indien” waarmede de Apostel zijne rede in dit hoofdstuk vervolgt. Dit woord wijst het voorwaardelijk verband aan, waarin de opwekking tot ons komt, om te zoeken en te bedenken de dingen, die boven zijn. In VS. 13 van het vorige hoofdstuk zien wij den grond voor deze Apostolische opwekking gelegd, en aan het slot van bovenstaande woorden herinnert de heilige schrijver er nogmaals aan met de woorden: „Want gij zijt gestorven, en uw leven is met Christus verborgen in God.” Om nu wel te weten tot welke vruchtgevolgen de geloofsgemeenschap met Christus leidt en tot welke geloofsoefeningen de Heere de Zijnen roept en door zijne genade ook in staat stelt, komt het persoonlijk, voor ons zelf, vóór alle dingen aan op de vraag: ben ik met Christus gestorven en opgewekt; — ben ik door een oprecht geloof met Christus vereenigd? Het antwoord op deze, voor de eeuwigheid beslissende vraag trachten wij op te maken uit kenteekenen, die aan Gods heilig Woord zijn ontleend. Laat ons daartoe slechts noemen: behoefte en werkzaamheid. In hoofdzaak zijn alle andere kenteekenen in deze beide begrepen. Wie met Christus is opgewekt, is niet meer dood, maar leeft, gelijk ook Christus leeft, nadat Hij uit de dooden is opgestaan. Nu is er geen leven denkbaar zonder behoefte. In alle natuurlijk — zoowel als in alle geestelijk leven blijkt, dat de mensch altijd en in alles afhankelijk is van God. Onafhankelijk is God alleen. Hebben we tot onderhouding van ons tijdelijk leven behoefte aan rust, aan voedsel en deksel, — ook alle geestelijk leven kenmerkt zich voortdurend door velerlei behoefte. Het leven in het zwakste kind en het leven in den sterksten man, hoe en waarin overigens ook onderscheiden, heeft dit in beiden met elkander gemeen; geen leven zonder behoefte en daarom in beiden gekenmerkt door behoefte. Die behoefte is niet alleen aanwezig, maar zij doet zich ook gevoelen. De wijze, waarop het kleine kind die behoefte openbaart, mag geheel anders zijn dan waarop de volwassene dit doet, maar verloochenen laat zich die behoefte in geen geval. En omdat behoefte, als eigenschap van het leven, zich gevoelen laat, kan het niet anders, of het leven moet zich nu ook naar buiten openbaren.
Zoo hooren Jezus schapen Zijne stem en zij volgen Hem. En waarom volgen zij Hem? Omdat zij Zijne stem kennen als de stem van den goeden Herder. Zij hooren met onderscheiding Zijn persoon, Zijn dienst. Zijn woord. Zijn volk, — alles wat van Jezus is, trekt hen aan. Jezus naam beteekent Zaligmaker, en die Naam is voor hen heerlijk en aangenaam als een uitgestortte, welriekende olie. Voor de met Christus opgewekten is Christus veel «schooner dan de menschenkinderen”. Hij is hun «als een appelboom onder de boomen des wouds”. De behoefte aan en de betrekking op Christus spreekt zich in den geloovige op allerlei wijze uit. Wie met Hem is opgewekt, ziet Christus in de belofte en in de vervulling, ja, die ziet Hem in al de heerlijkheid en noodzakelijkheid Zijner Middelaars-openbaring. En nu is wel het gevoel en de bewustheid der behoefte bij de zoodanigen niet altijd even levendig, doch dit kenmerkt mede den staat van afhankelijkheid in den geloovige. Geheel anders is het.bij hen, die niet met Christus gestorven en dus ook niet met Hem zijn opgewekt. Zij hebben wel een natuurlijk vermogen om te zien en te hooren, gelijk ook hun natuurlijk, hun Adamitisch leven zich kenmerkt door behoefte van allerlei aard, maar het geestelijk vermogen om te zien en te hooren, dat alleen eigen is aan ‘t leven uit en met Christus, ontbreekt. De wetenschap: »ik ben een zondaar of eene zondares”, is bij hen slechts eene historische. En zoo ook de wetenschap aangaande Jezus Christus en Dien gekruist. De Zaligmakende — ook wel geloofskennis genoemd, ontbreekt. Als gevolg daarvan spreekt men wel over zonde en ellende, maar zonder’ ware en oprechte behoefte om van de zonde verlost te worden. Men spreekt wel over Christus, maar zonder in waarheid behoefte te kennen en te gevoelen, om door Hem verlost en gezaligd te worden. Christus is alleen den geloovige dierbaar. En hoe dierbaar en onschatbaar Hij hun is, blijkt allerduidelijkst uit het voorbeeld van Paulus zelf. «Hetgeen mij gewin was,” getuigt hij ergens, «dat heb ik, om Christus wil, schade geacht”. Alle dingen achtte deze uitnemende Apostel schade te zijn, om de uitnemendheid van Christus Jezus zijnen Heere. — Wat dunkt u, geachte lezer! indien gij dan behoefte kent en gevoelt aan de verlossing, die in Christus Jezus is, — indien door Gods genade Christus voor u is geworden de parel van groote waarde, — indien de dienst van God u boven alles bekoort, — indien gij u aangetrokken gevoelt tot allen, die uit God geboren zijn, en indien gij, afkeerig van den dienst der zonde en der wereld, uit uwe behoefte werkzaam zijt om in den weg, door God aangewezen, vervulling te zoeken voor al uwe zielsbehoeften, waarom zoudt ge dan langer twijfelmoedig vragen: «ben ik wel met Christus gestorven en opgewekt” ? Geef dan geen voedsel aan het ongeloof. Misken de genade niet, aan u bewezen; maar tracht u te oefenen in geloof, in liefde en in heiligmaking, zonder welke niemand den Heere zien zal.
Wat voor het ongeloof en voor de geheele wereld een geheim, een onoplosbaar raadsel is, heeft de Heere aan u, gelijk aan al Zijne vrinden geopenbaard. En op de vraag «welke uwe eenige troost beide in leven en in sterven is”, zult ook gij, als een met Christus opgewekte kunnen antwoorden: «Dat ik niet mijn, maar mijns getrouwen Zaligmakers Jezus Christus eigen ben”.
Christus, verborgen voor het oog der wereld, leeft thans in heerlijkheid en zal geopenbaard worden in heerlijkheid. En uw leven, met Christus verborgen in God, zal evenzoo eenmaal geopenbaard worden als een leven vol heerlijkheid. Zoo dan, vertroost elkander met deze belofte!

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 april 1891

Het Wekkertje | 4 Pagina's

Gestorven en opgewekt (II)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 april 1891

Het Wekkertje | 4 Pagina's