Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Uit de Pers

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Uit de Pers

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Als aanhangsel en »toegift” op hetgeen wij schreven in zake het bekende ‘reglement van 1869, willen we nog enkele stemmen van anderen onzen lezers doen hooren, en sluiten dan daarmede onzerzijds het debat.
In de N. R. C. las men dezer dagen desaangaande het volgende:
»Verscheidene maanden geleden bood de Kerkeraad der Christelijke Gereformeerde gemeente te Tzummarum, in onze burgerlijke gemeente Barradeel, aan nu wijlen den Koning een adres aan, waarbij ter voldoening aan Art. 1 der wet van 10 Sept. 1853 (Staatsblad No. 102), als bepalingen betreffende de inrichting en het bestuur dier kerk werden ingezonden: gedrukte exemplaren van de Dordtsche Kerkenorde, zoomede van eene Belijdenis des geloofs en van een Catechismus. Door den Minister van Justitie is hierop thans, ingevolge hem indertijd door den Koning verstrekte machtiging, eene beschikking genomen. Daarbij is overwogen, eensdeels, dat de ingezonden »Belijdenis des geloofs” en »Catechismus” niet inhouden bepalingen betreffende de inrichting en het bestuur der Kerk, als bedoeld bij gemeld wetsartikel, en daarvan derhalve geene mededeeling aan de regeering wordt vereischt; anderdeels: 10. dat meergemelde Kerk, blijkens het schrijven van haren kerkeraad, zich beschouwt als eene op zich zelf staande gemeente; 20. dat de ingezonden Dordtsche Kerkenorde voorschriften bevat voor eene Kerk, uit meerdere gemeenten bestaande. Op grond van ‘een en ander is aan den kerkeraad te kennen gegeven: 10. dat van voormelde »Belijdenis des geloofs” en »Catechismus” om bovengenoemde reden geen mededeeling aan de regeering wordt vereischt; 20. dat voormelde »Dordtsche Kerkenorde” op den mede hierboven vermelden grond niet kan worden aangenomen als »bepalingen betreffende inrichting en bestuur der Christelijke Gereformeerde kerk te Tzummarum”.
En wat zegt Dr. Kuyper nu hierop, denkt ge?
Hoor ‘s mans getuigenis uit „de Heraut”: a. dat »deze beslissing van den Minister van Justitie ten deele onjuist is, want de D. K.” zegt hij, »bevat geene voorschriften voor eene Kerk uit meerdere gemeenten bestaande”; b. dat deze ministeriëele uitspraak van gewicht is, »omdat er uit volgt, dat de Regeering, zoo de Chr. Ger. Kerk eenvoudig met schrapping van heel het reglement van 1869, de D. Kerkenordening als reglement inzond, deze zou aanvaarden”.
Geheel anders is het oordeel van den heer J. H. Donner. Deze geeft in zijn »Christelijk Weekblad” den Minister gelijk en verzekert, dat de Dordtsche Kerkorde wel degelijk bestemd is voor eene Kerk uit meerdere gemeenten bestaande. En waar zeker niemand ons zal betwisten, dat het oordeel van een man als Ds. Donner in dezen waard is gehoord en wel overwogen te worden, hoore men wat Z.Eerw. omtrent deze belangrijke zaak opmerkt.
»Zoover mij bekend is,” schrijft Ds. D., »is Tzummarum de eerste gemeente der Christelijke Gereformeerde Kerk, die gepoogd heeft, met overlegging van de Dordtsche Kerkenorde, de Belijdenis des geloofs en den Catechismus, bij de Regeering bekend te wezen als plaatselijke Christ. Geref. gemeente, volgens de Wet van 10 Sept. 1853.
Ik denk, M. Vr., dat die kerkeraad dit gedaan heeft om op deze wijze een stap nader te komen tot de Ned. Geref. gemeenten, zonder dat het evenwel in zijne bedoeling lag zich van de Christ. Geref. Kerk af te zonderen. En hoewel ik het van dien kerkeraad niet goedkeur dit gedaan te hebben — misschien zonder voorkennis en raadpleging met de Classicale vergadering, die deze broeders zeker beter ingelicht zou hebben — kan evenwel hun doen nog van nut. zijn voor andere kerkeraden en gemeenten, die niet genoeg op de hoogte zijn van de kwestie over het Reglement van ‘69.
Het antwoord der Regeering aan den kerkeraad der gemeente te Tzummarum kan zulke gemeenten of kerkeraden dienen tot inhchting, ten eerste wat niet en wat wel volgens Art. 1 der Wet van 10 Sept. 1853 bij de Regeering moet ingediend worden, den ten tweede, dat, om als plaatselijke gemeente bij de Regeering bekend te zijn, de Dordtsche Kerkenorde hiertoe niet kan dienen, omdat die Kerkenorde bepalingen bevat voor eene Kerk uit meerdere ge- meenten bestaande, wat naar ons oordeel door de Regeering goed gezien is.
De Dordtsche Kerkenorde is ontegenzeggelijk een Kerkenorde voor eene veelheid van gemeenten, maar die, op grond van hare Formulieren van Eenigheid, één geheel, één kerkelijk lichaam zijn, in classicale, particuliere en algemeene vergaderingen en Synoden georganiseerd.”
Ten laatste voegen we hier nog aan toe, wat Ds. Beuker hierbij aanteekent in het Aprilnummer van de „Vrije Kei’k.”
„Wat ons aangaat,” zoo lezen wij daar, „wij zien ook hier weer wat er aan is van Dr. Kuypers beweringen. Reeds op de Conferentie met Chr. Geref. Kerkeraadsleden in Frascati te Amsterdam op 10 April 1888, hebben wij — zie de „Vrije Kerk” jaarg. 1888, pag. 223/238 — met andere broeders den Ned. Geref. broederen over deze dingen te woord gestaan. Men leze vooral punt 3 op pag. 234, alwaar wij den democratischen, independentischen zuurdeesem van Dr. K., die tegen het beginsel der D. Kerkorde ingaat, hebben bestreden. En als men art. 36 der Kerkorde leest, dan behoeft men niet meer te vragen, of de Minister ook gelijk heeft.
En dat Dr. K. ook nu nog niet zal er- kennen, dat ons reglement van ‘69 geen „statuut”, maar slechts een kennisgeving van ons bestaan aan de Regeering is, is wel te vreezen. Ongelijk erkennen schijnt voor hem nu eenmaal eene onmogelijkheid te zijn, al blijkt ook van alle zijden, dat hij ongelijk heeft. In zijne bestrijding van de „Zaanbode” in No. 688 van de „Heraut”, blijkt wel, dat Dr. K. nog van dezen zuurdeesem niet gereinigd is.”
Is er veel over het reglement van 1869 geschreven, naar wij meenen, is, als resultaat daarvan, onzerzijdsch duidelijk geworden wat men met de opheffing van dit reglement bedoelt, n.l. de opheffing en slooping van de Christelijke Gereformeerde Kerk.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1891

Het Wekkertje | 4 Pagina's

Uit de Pers

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 mei 1891

Het Wekkertje | 4 Pagina's