Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Ter overdenking (XXIII)

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ter overdenking (XXIII)

Uit het dagboek van een nog levenden grijsaard

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een meisje lag in ‘t Ziekenhuis; en daar zij op eigen gerechtigheid steunde, zeide de leeraar, bij het afscheid: „Juffrouw! ik wensch U veel onrust.” Zij was hierdoor beleedigd. Later werd het haar, door ontdekkend licht des Geestes, tot een zegen. Ik heb haar leeren kennen. Bij haar sterven had zij nog inwendige kennis en bet laatste woord, dat zij verstaanbaar uitsprak was het woordje: „onbepaald.” In het tweede vers van Psalm 68 zingt Gods volk met vreugde dit woord.

Eens zag een schilder ‘t werk der spin.
Hij nam hierop, uit menschenmin,
Penseel en verven in de hand,
En maalde een armbus aan den wand,
Waarop een spin meetkunstig ‘t net
Tot eigenbaat heeft neergezet. - -
Een schoone les voor ‘t hart, dat koud
De liefdehand gesloten houdt.
Hoort, vrienden! waar ge een armbus ziet,
Och, weiger daar uw giften niet,
Maar steek er blij de handen in,
Want.... anders komt de booze spin!...

Een scheepsdokter vertelde van een reisje in Indië, waar hij kwam in eene hut, waar aan den haard twee mandjes met versche vruchten stonden, en bij ieder een brandend lampje. Hij vraagde, wat dit beduidde. De Indiaan zei: ,.Wij offeren aan den kwaden God!” De dokter antwoordde hem: „En wij bewijzen eer aan den goeden God!” Dat is verkeerd, zei de Indiaan. Van den goeden God hebben wij niets te vreezen, maar van den kwaden wel. De dokter dacht: ‘t zullen geen Abelsoffers zijn!”

Een jong knaapje van een boerenhofstede was ‘s avonds te water geraakt, en lag daarin angstig te spartelen. Een boerenknecht reed daar te paard juist voorbij, toen het dier eensklaps stil stond en hevig brieschte. Zijn, berijder kon hem niet voort krijgen, maar zag, dat het dier naar ‘t water keek. Bij het licht der maan zag hij iets in lt water liggen. Hij redde het kind, tot vreugde der ouders. Hoe vrij is God in de keus der middelen! — Een paard is opmerkzaam en, evenals de spin, gevoelig van muziek.

Van eene begraafplaats komende, stond aan het hek een man op mij te wachten. Hij herinnerde mij, dat ik vóór 25 jaar tot hem gezegd had; »Waarmede zal de jongeling-zijn pad zuiver houden? — Als hij het houdt naar Gods Woord.” — „Dat heb ik nooit vergeten!” Ik herinnerde er mij echter niets van. Terecht zegt Vader Brakel: »laat hier en daar een zaadje vallen.” Pred. 44 : 4.

Bij den predikant Ledeboer kwam een mijner vrienden een bezoek brengen. Dommé vraagde hem: »Hoe is uw naam?” »Ik heet Borghart” was het antwoord. »WeI zoo! ik wensch, dat gij een goeden Borg voor uw hart moogt bezitten.” — Predikanten zijn dikwijls zoo gevat om eene korte toepassing te maken, en een gewichtige les na te laten ter overdenking.

Een luitenant teekende veel en gaarne. Bij verplaatsing van garnizoen vroeg hij zijn leermeester, of hij het goedkeurde aan den beroemden schilder S. te vragen om aan de olieverf te beginnen. Dit gebeurde; en na zijne beste teekeningen den schilder getoond te hebben, kreeg hij tot raad nog drie jaar te wachten voor hij aan bet olieverf schilderen beginnen kon. O, welk eene les, om nooit van onzen lust of bekwaamheid hooge gedachten te hebben. »Nederigheid gaat vóór de eer!”

Een colporteur zei tot een kleermakers-jongen: »iemand van uwen aanleg en kennis zou dominé kunnen worden!” »Zoo de Heere dat wil, zal Hij mij wel weten te vinden,” luidde het antwoord. De colporteur zweeg.

Gaarne denk ik nog aan het beroep van een leeraar, voor eenigen tijd geleden. Hij genoot de achting en de voorbidding der vromen. Dit wist hij. Hij nam ernstig beraad. De toeloop vermeerderde, maar hij liet zich niet uit. Men luisterde aandachtig naar zijne preeken en gebeden. De laatste zondag ter beslissing was aangebroken. Des avonds was in het voorgebed zijn besluit nog niet te bespeuren. Daarna leest hij tot tekst: »En zij dwongen Hem, zeggende: blijft met ons; want het is bij den avond en de dag is gedaald. En Hij ging in, om met haar te blijven!” Toen weende heel de gemeente, van dankbare blijdschap.— Terwijl ik dit aanteeken aan den avond van mijn twee-en-tachtig jarig leven, bid ik ook wel eens: »Blijf met mij, Heere! want de dag is gedaald!”

Th. T.

Dit artikel werd u aangeboden door: De Wekker

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 januari 1892

Het Wekkertje | 4 Pagina's

Ter overdenking (XXIII)

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 januari 1892

Het Wekkertje | 4 Pagina's