Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

LATEN WE SOLIDAIR ZIJN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LATEN WE SOLIDAIR ZIJN

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

bespreking door drs. J.J. Tichgelaar

Wie wat oppervlakkig onze samenleving beziet, moet wel overtuigd raken van het verschijnsel van de solidariteit. Aan alle kanten worden we aangesproken op onze plicht om solidair te zijn. Dat geldt onze omgang met anderen in het verkeer op straat, de onderlinge verhoudingen in het bedrijfsleven, de verschillende inkomstengroepen in eigen land en mondiaal: onze soUdariteit ten opzichte van de derde wereld. Laten we solidair zijn.

Dat is dan wel een andere benadering dan in vroegere tijden gezien werd. Met onze huidige bril was het toen juist een omgekeerde wereld: uitbuiting, hoogmoed en discriminatie, klassestrijd en antithese (tegenstelling).

Thans is niet de competitie en de tegenstelling aan de orde, nee het gaat nu om samenwerking op alle terreinen. Wee degene die spelbreker durft te zijn en eigen standpunt en eigen positie naar voren brengt.

Is dat een echte verandering, een verworvenheid van onze huidige samenleving of levensbeschouwing? In een evolutionistisch denken past wel dat we vooruitgegaan zijn in ons waardenpatroon. Maar is het echt waar, dat we veranderd zijn ten goede? Het ware te hopen en te wensen, elke Christen zou hier blij over moeten zijn. Maar een Christen moet ook realist zijn en blijven, geloven is niet het najagen van hersenschimmen of droomwerelden.

Zijn we solidair, meer soHdair geworden, of is het een beeld dat we elkaar aanpraten. En elkaar aanpraten om er dan samen beter van te worden of om op grond van oude tegenstellingen er zelf beter van te worden?

Hoe sohdair zijn we? De huidige mode van de soHdariteit is sterk selectief bepaald. Ze is doorregen met tegenstellingen, antitheses. En niet als restanten van een weldra overwonnen verouderd denkpatroon, maar als voorwaarde voor de oproep tot soUdariteit.

De oproep tot solidariteit wordt geconstrueerd op grond van de stelling dat er tegenkrachten zijn. SociaUsten moeten solidair zijn omdat er vuige kapitalisten zijn. Werkgevers en werknemers moeten in eigen groep solidair zijn. Wij worden opgeroepen om achter de aspiraties van bepaalde volken in de derde wereld te gaan staan. Let wel: achter bepaalde volkeren, of groepen van de bevolking. Dit wordt wel verdedigd: het gaat om de onderdrukten, die onze solidariteit verdienen. Maar die solidariteit is beperkt. Het gaat niet om een echte solidariteit, van alle onderdrukten. De onderdrukten in Namibië en ChUi hebben wel recht op solidariteit, niet die in Ethiopië en Cambodja. We moeten gezamenlijk opkomen tegen de dictatuur in Nicaragua, maar weer niet tegen die in Uganda of Cuba.

En aan de andere kant: antithese is een vies woord geworden, een slogan van een duister verleden. Tegenwoordig doen we het netter: we polariseren, we verdoezelen de tegenstellingen niet meer. We verzetten ons met hand en tand tegen dat wat in onze ogen verkeerd is.

Tegenstellingen worden aangedikt en uitgebuit. Er is wantrouwen en verdachtmaking.

Zijn we werkelijk zo solidair, in de echte, volle zin van het woord?

De bovenvermelde vraagstelling kwam bij mij op na lezing en overdenking van een klein maar inhoudsrijk boekje van Professor Dr W.H. Velema uit Apeldoorn. Het heet „Solidariteit en antithese". Het is niet een politiek geschrift, de politieke gedachten hierboven vindt u niet zo in Velema's boekje. Niet voor niets luidt de ondertitel „Een theologische peiling". Het is in opdracht van de Theologische Hogeschool van de Christelijke Gereformeerde Kerken in Nederland uitgegeven door Uitgeversmaatschappij J.H. Kok te Kampen in 1978. Het is no 13 van de Apeldoomse studies. Tenslotte als omschrijving: deze studie is een uitwerking van een rede uitgesproken bij de rectoraatsoverdracht aan de Theologische Hogeschool in 1977. Het telt 56 pagina's met vele voetnoten en kost f9, 90 (In Lindenberg's catalogus 1978-1979 staat op pagina 61 f 7, 90 maar daar heeft het ook maar ± 40 blz.).

Inleiding

Zoals gezegd wil Prof. Velema een theologische peiling geven van de begrippen solidariteit en antithese. Hij komt daartoe wanneer hij in vier recente boekwerken de tegensteUing ideologie of Evangelie beschreven vindt. Het gaat hier om enkele boeken, die ook reeds voor een deel in Zicht besproken zijn. Velema noemt en karakteriseert: Prof. J.H. van den Berg „Gedane Zaken"; Dr. F. de Graaf „Anno Domini 1000 - Anno Domini 2000; Dr. W. Aalders „Theocratie of ideologie" en J. A.E. Vermaat „Christus of ideologie? ”

Christenen behoren geen ideologie te volgen, maar het Evangelie. Dat is wel duidelijk, maar dan: hoe, antithetisch of solidair? Moet de wereld en de cultuur vanuit het EvangeUe benaderd worden vanuit de solidariteit of vanuit de antithese. Maakt een consequente solidariteit van het Evangelie geen ideologie, een gesloten systeem van begrippen in ongunstige zin?

Kuyper wordt bijna automatisch ten tonele gevoerd wanneer het over de antithese gaat. Hij wordt geacht de architect te zijn die de bouwstijl van de antithese heeft ingevoerd. Velema

heeft dit onderzocht en komt tot de ontdekking dat pas heel laat in Kuypers geschriften de term antithese voorkomt, en dan nog betrekkelijk weinig. Hij ziet wel duidelijk de breuk die door de zonde geslagen is in het hart van de mens, de tegenstelling tussen geloof en ongeloof. Hij waarschuwt tegen de verflauwing der grenzen in 1892, en stelt dat er een grens om eigen kring getrokken dient te worden, dat zich binnen die kring een eigen leven moet ontwikkelen om zo opgewassen te zijn voor de strijd die eenmaal aanvaard moet worden. In 1909, laat dus, spreekt Kuyper over de antithese in navolging van Groen van Prinsterer, tegen de revolutie het Evangelie. „Die antithese is er, ze bestaat, en beheerst geheel ons leven". Kuyper maakte geen antithese, hij vond ze in de Bijbel; zonde tegenover genade, geloof tegen ongeloof. Men kan ook niet zonder meer stellen dat Kuyper zo graag het isolement gezocht heeft. Zijn idee van de gemene gratie zou juist dat isolement moeten doorbreken. Van Ruler heeft gezegd dat Kuyper de antithese nooit principieel maar alleen practisch gemotiveerd heeft. Zo noemt ook Colijn de antithese een ernstige, een bijna tragische realiteit.

Het is juist de generatie na Kuyper die de antithese heeft aangegrepen als het principe voor organisatorische gescheidenheid op het gebied van politiek, onderwijs en maatschappij. Maar ook heeft het aan kritiek daarop in de eigen kring van die generatie niet ontbroken, men denke aan Dooyeweerd, Brillenburg Wurth en I.A. Diepenhorst.

Tegenover die antithese staat dan de solidariteit. Het bewustzijn van saamhorigheid en bereidheid de consequenties daarvan te dragen. Hoe ver die saamhorigheid gaat is hiermee nog niet gesteld.

Als tegensteUing van de antithese gaat het in de sohdariteit om de saamhorigheid van gelovigen en niet-gelovigen. Solidariteit wordt omschreven als de gemeenschap met de wereld. In het Herderlijk schrijven van de N.H. Kerk, 1955, Christen zijn in de Nederlandse samenleving, wordt wel gesteld, dat er een strijd is tussen de heerschappij van Christus en de machten der duisternis, maar dat de solidariteit gefundeerd is in het feit dat de wereld voorwerp van Gods genade is. Wij moeten nu naast de moderne mens gaan staan die zijn mondigheid als een last en zijn vrijheid als een lot aanvaardt. Er is wel een anderszijn, maar het zwaartepunt Ugt in het samen-zijn en samendoen in deze wereld. Natuurlijk is er ook bij de verdedigers van de antithese wel solidariteit, maar anders dan bij de ideologische sohdariteit. Ideologisch als reactie op de antithese, die zelf weer antithese wordt, gevoed door een aantal modernere theologische stromingen. Velema wijst dan op Earth met zijn eigen visie op de leer der verkiezing, wat leidt tot sohdariteit en coöperatie met hen die buiten staan. Of zouden we het om moeten keren?

Een verdere wortel van de moderne theologische benadering van de solidariteit is volgens Velema te vinden in het recente werk van Schillebeeckx, een Rooms theoloog. Als laatste voorbeeld wordt Moltmann genoemd, die in Marxistische termen spreekt over de hoop dat het volk zelf subject van de geschiedenis zal worden. De massa moet geëmancipeerd worden en aan die bevrijding moeten christenen deelnemen.

Het onderscheid tussen gelovigen en niet-gelovigen is ondergeschikt gemaakt aan wat ze

gemeenschappelijk hebben of moeten doen. Die gemeenschappelijkheid is bij Barth de genade van de verkiezing in Christus, bij Schillebeeckx de menselijkheid waarop allen worden aangesproken, bij Moltmann de verwachting dat de mens zijn emancipatie zal beleven en zijn vrijheid zal vieren.

Tegenover deze solidariteit is geen antithese mogelijk.

Maar moeten solidariteit en antithese wel tegenover elkaar gezet worden als geheel tegenstrijdige begrippen? Zou het niet mogelijk zijn dat ze elkaar aanvullen? Dan behoeven we niet te kiezen in onze houding ten opzichte van wereld en cultuur. Een misschien aantrekkelijke gedachte.

Motieven

Voor Velema een antwoord wil geven op de laatste suggestie gaat hij eerst na welke motieven er meespelen kunnen wanneer mensen kiezen voor antithese of voor solidariteit. Ik vindt dit gedeelte bijzonder boeiend en verhelderend in het ook in zijn totaliteit heldere geschrift van de Apeldoornse hoogleraar. Er worden vier motieven genoemd, die elk apart of in combinatie reden kunnen zijn dat men voor antithese kiest:

a. Van sociologische aard is de antithese als machtsinstrument. Eendracht maakt macht. De groep moet beschermd worden.

b. Van psychologische aard is de antithese als een vorm van getto-denken. Men trekt zich uit zelfbescherming terug en verkiest kontakt met de buitenwereld.

c. Ongeestelijk is het motief van hoogmoed, die tot afzondering drijft. Het is een farizeistische trek, verheven boven en verwijderd van de anderen.

d. Misverstand van het Evangelie is het wanneer antithese de boodschap alleen voor een kleine - eigen - groep bestemd acht. Men heeft dan geen oog voor de nood in de wereld en de wijdte en breedte van Gods Koninkrijk.

Al deze vier motieven komen niet sympathiek over. Is hiermee de antithese werkelijk benaderd of hebben we hier met karikaturen te maken, dat is de vraag. Ze zijn er wel als motieven, maar de antithese behoeft er niet in op te gaan.

Aan de andere kant onderscheidt Velema zeven motieven die ter verdediging van de solidariteit kunnen aangevoerd worden.

a. Een humanitair basismotief ligt in het gevoel van verbondenheid tussen gelovigen en niet-gelovigen. De sociologie leert ons samen op te trekken.

b. Van psychologische aard is het motief om in reactie te komen tegen de antithese, de ergernis over christelijke pretenties.

c. Het is misverstand van het Evangelie wanneer solidariteit is gegrond in een overtrokken waardering van Christus' heilswerk. Overtrokken in de zin dat men Christus' heilswerk ook effektief acht waar mensen zich niet persoonlijk tot God bekeren.

d. Het kan ook een motief zijn dat men adekwaat - passend - wil reageren op de uitdaging van de saecularisatie. Mens zijn met de anderen is dan het enige ideaal en ook de enig overgebleven norm.

e. De gedachte van het inklusieve denken kan ook tot solidariteit leiden. Niemand heeft de volle waarheid voor zichzelf, daarom moeten we communiceren met de ander om de waarheid te vinden.

f. Er is ook een modem-hermeneutisch aspect: De Bijbel is niet te verstaan zonder dat het levensbesef van de hedendaagse mens meespreekt. De boodschap is altijd een door de hoorder geïnterpreteerde boodschap.

g. Tenslotte is er het emancipatie-motief, de gedachte van de autonome ethiek. De christelijke moraal is de moraal van het echte mens-zijn. Het geloof is iets bijkomend, maar niet primair en geen bron. Ieder verstaat zelf wel waar het op aan komt.

Ook bij deze motieven zijn er die op elkaar inwerken en in combinatie voorkomen.

Wat zegt de Bijbel?

De antithese is het onderscheid tussen geloof en ongeloof, tussen ongehoorzaamheid en bekering.

In het paradijs zegt God reeds dat Hij vijandschap zal zetten tussen de vrouw en de slang. Die lijn zal door de mensheid heenlopen. De duivel, het kwaad en de ongerechtigheid staan tegenover de Verlosser met Zijn volk. Men lette er op dat God die vijandschap zelf zet. Die vijandschap is onderdeel van het Evangelie, gericht als het is tegen zonde en de macht van het kwaad, tegen het denken van het vlees.

God neemt die heerschappij van het kwade niet. Hij zet vijandschap en zendt Zijn Zoon, die strijdt met de duivel. Jezus brengt scheiding. Wie een vriend van de wereld is wordt een vijand van God.

Door vijandschap, antithese, verlost God de wereld. Wie in die genade deelt, kan geen vriend van de zonde blijven. Zou men het kwade niet mogen hateri?

Die tegenstelling loopt ook dwars door de mensheid. Er zijn mensen die zich van God blijven afkeren en met de vijand heulen.

De scheiding die er tussen mensen ontstaat is vanuit drie gezichtspunten te belichten: vanuit de wedergeboorte, zonder welke men het Koninkrijk Gods niet kan ingaan; vanuit het geloof, zonder welke men onmogelijk de dingen Gods kan verstaan; en vanuit het anders-zijn van de gelovigen. De Schrift spreekt duidelijk over mensen die „buiten zijn", zij die geen hoop hebben, kinderen des toorns. Het is enkel genade dat het voor de gemeente anders is. De gemeente mag niet hoogmoedig zijn, maar alleen dankbaar verwonderd over Gods genade en bewust van de roeping om dit ook anderen door te geven.

Velema's conclusie is dat we de antithese vanuit het Evangelie moeten benaderen. De antithese is geen wet die mensen moeten hanteren, geen ethisch model dat blindelings moet worden doorgevoerd. Het Evangelie maakt scheiding tussen mensen. Zoals de verkiezing inhoudt van het Evangelie is, zo is het ook met de antithese. Verkiezing en antithese zijn geen begrippen vooraf. De antithese wordt door het EvangeUe gesteld, er worden mensen geroepen en mensen afgestoten.

De antithese is gegeven met de prediking van het Evangelie. Daarom moeten we de antithese belijden, we behoeven haar niet te verdedigen.

In Mattheus 10:34 zegt Jezus Christus: eent niet dat Ik gekomen ben om vrede te brengen op aarde, Ik ben niet gekomen om vrede te brengen, maar het zwaard.

Wanneer het heil komt, komt de antithese. Niet als opdracht, maar als feit. Waar dat niet gebeurt, is het Evangelie, het heil, is Jezus Christus niet gepredikt.

En wat zegt de Bijbel over de solidariteit?

De solidariteit zit niet in de schepping, of in de zonde of in de genadeboodschap of in de toekomstverwachting ingesloten. Wel in de verantwoordelijkheid voor elkaar, het delen in dezelfde schuld.

Het eigenlijke motief tot solidariteit zit in de Uefde die wij als mensen elkaar schuldig zijn. Het diepste motief tot solidariteit is hetzelfde Evangelie, dat de antithese meebrengt.

Het Evangelie richt zich tot ieder die het maar horen kan en horen wil. Het is in strekking universeel. In dat EvangeUe is de solidariteit gefundeerd. Het is geen algemeen menselijke wellevendheid of een gevoel van lotsverbondenheid. De vulling van de solidariteit is: redding uit de verlorenheid, herstel door het heil van Jezus Christus, laat u met God verzoenen.

De solidariteit heeft dus niet slechts te maken met materiële en strukturele aangelegenheden. Het EvangeUe en daarmee de solidariteit is allesomvattend. Solidariteit is de innerlijke gezindheid om zich met de medemens één te weten, vanuit de gezindheid van Christus. Dan mogen we de ander het Evangehe van Christus niet onthouden. Solidariteit kan niet buiten het hart omgaan.

Wie de antithese belijdt, maar de naaste uit het oog verUest, doet aan het Evangelie tekort; wie de solidariteit predikt, maar de antithese verwaarloost, doet evenzeer aan het EvangeUe tekort.

Antithese en solidariteit zijn geen in zichzelf bestaande grootheden. Ieder verstaat er niet hetzelfde onder, het gaat om het verband waarin deze termen gebruikt worden en om de inhoud die ze in dat verband krijgen.

Vooral het marxisme heeft zich graag van een term als solidariteit meester gemaakt en het geïdeologiseerd. Wie het woord gebruikt buiten de marxistische kaders om is dan niet echt soUdair. Solidariteit krijgt haar inhoud altijd van elders. Alleen de zuivere onverkorte prediking van het Evangelie geeft aan soUdariteit en antithese zijn bijbelse inhoud.

Kommunikatie

Wordt de kommunikatie niet verbroken wanneer men zo over antithese en soUdariteit spreekt? Kuitert stelt het zo. Ieder mens moet het recht hebben om over het gelijk of ongeUjk van bijbelse uitspraken mee te praten. Maar antithese ontstaat waar God handelt. En door Gods spreken is in het paradijs de kommunikatie hersteld. Maar het is ook duidelijk dat de boodschap op weerstand stuit, dat er weerstand, ergernis, verzet opkomt. De exclusiviteit van God brengt de antithese mee.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 oktober 1978

Zicht | 48 Pagina's

LATEN WE SOLIDAIR ZIJN

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 oktober 1978

Zicht | 48 Pagina's