Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

GEMEENTELIJKE STRAFVERORDENINGEN: GEEN GEMAKKELIJK TERREIN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEMEENTELIJKE STRAFVERORDENINGEN: GEEN GEMAKKELIJK TERREIN

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een SGP-bestuurder heeft ook op dat gebied een taak.

door G. van den Berg

Ontwikkeling van het recht

In de oude geschiedenis kunnen we al kennis maken met overtredingen en met de straf van de overheid daarop. Het is bekend dat zo'n 3.000 jr. v. Chr. er op Mesopothamië's bodem al bepaalde mensen op dit gebied een functie uitoefenden, nl. verdachten opsporen, voor de rechter leiden, bewaken, enz.

Wanneer we ons verdiepen in de ontwikkeling van het recht, blijkt dat er in de loop der eeuwen meestal sprake is van een vervlechting van privaatrecht en publiekrecht.

Publiekrecht regelt de verhouding tussen staten onderling en tussen de staat en de onderdanen.

Privaatrecht heeft betrekking op de verhouding van personen onderhng.

Bij het privaatrecht was het in het verre verleden zo, dat de benadeelde zich maar schadeloos moest stellen bij de dader. In zo'n kwestie werd dan vaak een gehele familie of een gehele stam gemengd, waarbij het zover kon komen dat de zgn. bloedwraak werd geoefend.

Deze laatste werd op den duur vervangen door het zgn. compositie-systeem. De bloedwraak werd geëlimineerd door het zoengeld. Tegenwoordig zouden we zeggen: boete. Er blijkt dus een bepaalde ontwikkeling van het recht te zijn.

Publiekrecht

Onder de regering van Karel de Grote en daarna mengde de overheid zich gaandeweg meer in het strafrecht. Roof, diefstal, brandstichting e.d. werden vervolgd zonder aangifte van de benadeelde.

Na het ontstaan der steden komen er rechtsgebruiken en stadsordinantiën in zwang.

Na ongeveer 1200 werd een massa keuren (dat zijn verordeningen), stadsordinantiën en plakkaten uitgevaardigd.

In het zogeheten Haags Keurenboek treffen we een publikatie aan, gedateerd 9 februari 1791 en genaamd: „Publicatie tegen de dobbelspelen en dobbelhuizen". Daarin luidt het onder meer, dat „schout, burgemeesteren en schepenen van 's-Gravenhage zoveel in haar is, willende zorge drage, dat de ingezetenen in hare personen en familiën niet worden geruïneerd, en dat niemand het zijne onnuttelijk kome te misbruiken noch te verspillen, hebben opnieuw geordonneerd, gekeurd en gestatueerd, zo gedaan wordt mits dezen, dat niemand zich zal hebben te onderwinden enig diergelijk dobbelhuis te houden.”

De straf op het overtreden van dit verbod wordt dan gesteld op de destijds kapitale som van tweehonderd gulden, terwijl bij recidive niet alleen de boete wordt verhoogd tot driehonderd gulden, maar bovendien de overtreders als onnutte burgers buiten deze stad worden gezet. Dezelfde gemeente Den Haag voerde in 1854 één Algemene PoUtieverordening in.

Voordat dus in de prille jaren van het Koninkrijk der Nederlanden het maken van de verordeningen, die in het belang der openbare orde, zedeÜjkheid en gezondheid worden vereist, en van andere, betreffende de huishouding der gemeente, aan de gemeentebesturen wordt toevertrouwd en opgedragen, is er voor geïnteresseerden al een uiterst boeiend tafereel van maatschappelijke en juridische ontwikkeUngen te zien met voor ons levensgevoel wellicht primitieve accenten.

Instelling van de overheid

Wanneer we, behalve cp de ontwikkeling van het strafrecht, ook letten op de herkomst van het strafrecht, blijkt ons enerzijds dat die is gelegen in de verdorvenheid van het menselijk geslacht, maar ook dat God in Zijn algemene genade de overheid instelde.

Artikel 36 van onze Nederlandse Geloofsbelijdenis spreekt daarvan als volgt: „dat de goede God uit oorzaak der verdorvenlieid des menselijken geslachts koningen, prinsen en overheden verordend heeft, willende dat de wereld geregeerd worde door wetten en politién, opdat de ongebondenheid der mensen bedwongen worde en het alles met goede ordinantie onder de mensen toega.”

Hier wordt dus de grondslag van het publiekrecht weergegeven.

Een overheid die verordeningen vaststelt en een rechter die straft bij niet-naleving van verordeningen en wetten, handelen dan ook in de lijn van Gods Woord. Het plaatselijk, het gemeentelijk strafrecht is een onderdeel van die Goddelijke instelling.

Aspecten van het plaatselijk strafrecht

Het gemeentelijk strafrecht duidt men ook aan met de term: communaal strafrecht, afgeleid van het Franse woord voor gemeente: commune.

Behalve van communaal ~ kunnen we ook spreken van nationaal strafrecht, zoals dat b.v. is neergelegd in het Wetboek van Strafrecht en zoals dat voor het gehele land geldt.

4. Voorstel tot vaststelling van een nieuwe verordening, regelende de samenstelling, inrichting en bevoegdheden van het college voor de verlening van bijstand (nr. 115).

”De gemeenteraad stelt verordeningen vast”

Het communale strafrecht, dat verankerd is in de onderscheiden gemeentelijke strafverordeningen, heeft een werkingssfeer die de gemeente betreft en daar niet bovenuit komt.

De bevoegdheid tot het mogen maken van strafverordeningen door de gemeentebesturen is vastgelegd in de Grondwet.

Artikel 124 van onze Grondwet luidt: „voor een gemeente wordt de bevoegdheid tot regeling en bestuur inzake een huishouding aan hun besturen overgelaten.”

De Grondwet geeft de raad dus de vrijheid om een deel van het totale complex van overheidstaken zelfstandig en naar eigen inzicht te regelen en te besturen en wel het deel dat verband houdt met de huishouding van de gemeente. Onder regeling moeten we verstaan het vaststellen van algemeen werkende maatregelen, waardoor een ieder, die zich op het grondgebied van de gemeente bevindt, kan worden gebonden. De algemeen werkende maatregelen, die van gemeentewege worden vastgesteld, plegen met de naam verordeningen te worden aangeduid. Daarom spreken we meestal van de verordenende bevoegdheid van de gemeente, wanneer we haar regelende of wetgevende bevoegdheid op het oog hebben.

De Gemeentewet

Uit het grondwettelijk gegeven blijkt dat de verordenende bevoegdheid van de gemeenten als gevolg van de territoriale decentralisatie in de eerste plaats beperkt is tot hun grondgebied. De Gemeentewet kent nog een aantal beperkingen.

In artikel 168 van de Gemeentewet is bepaald dat de verordeningen van de gemeente alleen maar onderwerpen regelen, die verband houden met de openbare orde, zedelijldieid of gezondheid, dan wel andere openbare belangen van de huishouding van de gemeente.

Het regelen van bijzondere belangen is voor de gemeenten dus niet mogelijk. Bovendien mag een gemeentelijke verordening ook niet treden in hetgeen van algemeen rijks-of provinciaal belang is, zo luidt het in artikel 193 van de Gemeentewet.

Dat zal zeker het geval zijn, wanneer een verordening in strijd komt met hetgeen reeds in een wet of algemene maatregel van bestuur c.q. provinciale verordening is geregeld.

Wanneer een verordening een onderwerp regelt, waarin later door een wet, algemene maatregel van bestuur of provinciale verordening wordt voorzien, houdt zij op te gelden, zo luidt vervolgens artikel 194 van de Gemeentewet.

Samenvattend kunnen we dus stellen dat de verordenende bevoegdheid van de gemeente door drie grenzen wordt omsloten, nl. de grens van het grondgebied der gemeente, de grens naar boven i.v.m. wetgeving door hogere overheden, maar ook een grens naar beneden, die afgeleid kan worden uit het woord: , , openbaar", zoals dat blijkt uit artikel 168 van de Gemeentewet.

Nadrukkelijk is geregeld dat op gemeentelijk niveau de raad de verordeningen vaststelt. Dat is nog eens een onderstreping van het belang om daar waar dat mogelijk is een raadsfraktie van de S.G.P. te hebben.

Strafverordeningen

Voor het onderwerp dat nu aan de orde is, is het van belang niet te kijken naar huishoudelijke verordeningen die de raad vaststelt, of belastingverordeningen, maar in het bijzonder naar de strafverordeningen.

Het woord straf laat ons zien dat de gemeenteraad bevoegd is voor het geval van overtreding van een verordening strafbepalingen daarin op te nemen, met andere woorden: om de naleving van verordeningen door middel van sanctie te verzekeren. Want zonder dit recht van sanctie zou zo'n verordening een dode letter zijn.

Artikel 195 van de Gemeentewet regelt de strafwetgevende bevoegdheid van de raad. Voor het goed begrip nemen we dit artikel hier in zijn geheel op. Het luidt: „De raad kan op overtreding zijner verordeningen, voor zoveel daartegen niet bij een wet, een algemene maatregel van bestuur of een provinciale verordening is voorzien, hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van ten hoogste f 300, - stellen, alsmede openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

De Algemene Politie-Verordening

Het gaat ons in dit artikel in het bijzonder om de Algemene Politie-Verordening. Dat is ook de hoofdmoot van de bepalingen die tezamen het communaal strafrecht vormen, in het leven geroepen krachtens artikel 178 juncto artikel 195 van de Gemeentewet.

Deze strafbepahngen kunnen in verschillende verordeningen worden opgenomen. Maar in het merendeel van de gemeenten in Nederland heeft men de bepalingen gecodificeerd in één verordening, welke doorgaans als A.P.V. wordt aangeduid.

Codificatie, dus het verzamelen in één A.P.V., verdient aanbeveling, al zou het alleen maar zijn om de overzichtelijkheid, waardoor het de opsporingsambtenaren veel gemakkelijker wordt gemaakt om ermee te werken.

Het grote belang van een met zorg samengestelde A.P.V. kan niet voldoende worden onderstreept. Dat geldt op algemeen, maar ook op principieel gebied.

Artikel 7 van het Gemeenteprogram spreekt daar ook van. Het luidt: „In een Algemene Politieverordening (A.P.V.) dan wel in bijzondere strafverordeningen, neemt het gemeentebestuur - voor zover dit binnen zijn bevoegdheid ligt - in elk geval bepalingen op met betrekking tot de zondagsrust, de openbare eerbaarheid, het vloeken en de ontheiliging van Gods Naam in het openbaar, openbare vermakelijkheden, de openbare gezondheid en de openbare orde en veiUgheid, als bedoeld in de artikelen 8, 9, 10 en 11 van dit gemeenteprogram.”

De S.G.P. heeft immers voor het politieke leven het grondbeginsel: de aanvaarding van de ordinantiën Gods voor het staatkundige leven. In dit grondbeginsel ligt besloten de erkenning dat het gezag van de overheid uit God is.

Helaas wordt dat door velen, ook door veel politieke partijen, niet meer erkend. Met name ook in de gemeenteraden ontstaat over dit uitgangspunt nogals eens strijd. Het bijbelse uitgangspunt, dat de overheid met een ambt is bekleed en dat zij aan dat ambt al haar bevoegdheid ontleent, wil men niet meer accepteren.

Het wezen van een ambt

Nu is aan het begrip ambt ook altijd de gedachte aan aanstelling, opdracht en dienst verbonden. Niemand kan zichzelf een ambt opleggen, maar het moet hem worden gegeven door een macht die boven hem staat, en aan wier bevelen en instructies hij bij de uitoefening ervan voortdurend is gebonden.

Zo leert de Heilige Schrift dat de overheden niet volgens eigen recht en macht regeren, maar krachtens een aanstelling en opdracht die zij van God, de Koning der koningen en de Heere der heren hebben ontvangen.

Zij mogen op aarde daarom in hoogheid zijn gezeten en de mensen regeren, maar zij doen dit niet in hun eigen naam, maar in de naam van Hem, Die gesproken heeft: „Door Mij regeren de koningen en stellen de vorsten gerechtigheid." Uit de erkenning van het goddelijk karakter van het overheidsambt vo; ; : t een verplichting van de onderdanen tot gehoorzaamheid, niet uit vrees voor straf of terwille van het maatschappelijk belang, maar uit eerbied voor Gods inzettingen. Maar bovendien volgt uit deze erkenning een plicht van de overheid. Overheidspersonen die Gods Woord verwerpen, hebben geen andere basis om hun gezag op te doen steunen dan hun eigen wil of de wil van het volk, dat hen tot hun ambt riep.

Met name hiertegen richten zich veel bezwaren van mensen die niet meer erkennen dat de overheid Gods dienares is. Veelal gaat men er in het politieke leven vanuit dat in feite de overheidsdienaren dienaren van het volk zijn. Als wij op bijbelse gronden belijden dat de overheid geroepen is de wil des Heeren uit te voeren en in Zijn Naam gezag te oefenen, dan richten zich tal van bezwaren van diverse politieke groeperingen daartegen.

Maar dwars tegen al die opvattingen in, die menselijke opvattingen zijn en produkten van menselijk denken en handelen, zullen wij als staatkundig gereformeerden op grond van het Woord des Heeren dit uitgangspunt moeten vasthouden en trachten in de praktijk van iedere dag van daar uit te handelen.

De inhoud van de A.P.V.

Omdat de Heere God deze taak zelf aan de overheden heeft gegeven, moeten wij juist bij zaken als de openbare orde, veiligheid en zedelijkheid maximaal proberen Gods Woord te laten spreken, ook bij het vaststellen en wijzigen en het toezicht op de naleving van de Algemene Politieverordening.

Als raadsleden mogen we dus niet met de armen over elkaar gaan zitten en maar afwachten wat colleges van burgemeester en wethouders op de raadstafels brengen. Nee, wij zullen zelf zo nodig initiatieven moeten nemen. En dit geldt dan voor de handhaving van de openbare orde. De overheid heeft onder meer tot taak te zorgen dat alles met goede orde onder de mensen toegaat. Zij draagt immers het zwaard niet tevergeefs. En dat betekent dat de overheid er is om die openbare orde te handhaven. Maar ook zal onze aandacht zeer nadrukkelijk gericht moeten zijn op de openbare eerbaarheid, openbare vermakelijkheden, de openbare gezondheid en het vloeken en de ontheiliging van Gods Naam in het openbaar.

Zoals al eerder is gesteld, heeft de gemeenteraad het recht ingevolge artikel 168 verordeningen betreffende de huishouding der gemeente te maken. Welnu, het heeft alles met deze huishouding te maken, als de Naam van de Heere God, in Wiens dienst de overheid staat, op straat openlijk wordt gelasterd.

Veel gemeenten hebben in hun Algemene Politieverordening een bepaling staan op grond waarvan het verboden is de Naam Gods op openbare plaatsen vloekende te gebruiken. Tot het vaststellen van een dergelijke bepaling is de raad bevoegd. Wel moet men oppassen dat het motief niet gelijk is aan dat van artikel 147 van het Wetboek van Strafrecht. Vervolgens zal de raad moeten trachten met name daar waar het gaat over diverse openbare vermakelijkheden, deze zo veel mogelijk terug te dringen of regelend op te treden. De praktijk heeft ons immers geleerd dat dergelijke openbare vermakelijkheden veelal aanleiding kunnen geven tot drankmisbruik, liederlijkheid en andere publieke zonden. Een gemeentebestuur dat in de wetenschap dat dit gebeurt, het houden van dergelijke vermakelijkheden mogelijk maakt, aanvaardt dus mede-verantwoordelijkheid, die niet overeen komt met zijn hoge roeping. Een gemeentebestuurder die ernst wil maken met de wet des Heeren, zal trachten zo veel mogelijk dit kwaad te voorkomen ofte beteugelen.

Toezicht en opsporing

Strafverordeningen moeten aan de colleges van Gedeputeerde Staten worden medegedeeld en mogen niet worden afgekondigd, voordat een bericht van ontvangst is ingekomen. Intussen gaan Gedeputeerde Staten na of er reden is om schorsing of vernietiging van de verordening door de Kroon te vragen. Dit laatste kan gebeuren bij strijd met de wet of het algemeen belang. Betreffen de bezwaren van Gedeputeerde Staten niet de hoofdzaken van de verordening, dan volstaan zij ook wel met een verzoek aan het gemeentebestuur de verordening te herzien.

We hebben in het voorgaande geschetst dat de gemeentebesturen de hoogheid behoren te vertonen van het ambt dat zij bekleden. Zij zijn niet de dienaren van mensen, maar Gods dienaren.

Dan mag het ook niet voorkomen dat met verordeningen de hand wordt gelicht. Want dat zou betekenen: willekeur of laksheid. De verordeningen zullen daarom ook nageleefd moeten worden.

Wordt aktief gelet op de naleving van de A.P.V.?

Met de opsporing van strafbare feiten zijn voornamelijk politie-ambtenaren belast. De wet geeft echter nog aan een groter aantal mensen opsporingsbevoegdheid. Naast de genoemde politie-ambtenaren is het nl. mogelijk dat met de opsporing van de bij de Algemene Politieverordening strafbaar gestelde feiten andere ambtenaren worden belast. We denken hierbij b.v. aan ambtenaren van gemeentewerken. Wanneer het gaat over de naleving van de A.P.V. is de vraag aan de orde of zowel het gemeentebestuur als de mensen belast met de opsporing, het gemeentelijk strafrecht belangrijk vinden of dat zij het een derderangs plaatsje geven bij het totaal van hun werkzaamheden.

Wij zullen er vanuit onze principiële stellingname alles aan moeten doen om het gemeentelijk strafrecht een gelijke belangstelling en een gelijke behandeling te laten krijgen als b.v. het nationaal strafrecht.

In de praktijk kan dit gebeuren door b.v. een gemeentelijke raadscommissie regelmatig in overleg te laten zijn met de politie, waarbij we er dan voor moeten zorgen dat ook de A.P.V. ter sprake wordt gebracht.

Vervolging

Het probleem dat zich hierbij wel eens voordoet is, dat bij verbalisering bij overtreding de Officier van Justitie niet tot behandeling van de zaak overgaat, zodat het niet tot een veroordeling komt. Dit werkt natuurlijk niet bevorderend voor het toezicht op de naleving van datgene wat in de A.P.V.'s is opgenomen en als gevolg ervan op de naleving zelf.

Zaak is om dit probleem, wanneer het zich voordoet, regelmatig ter bestemder plaats te bespreken.

Daarvoor is onder meer het Driehoeksoverleg in het leven geroepen, waaraan deelnemen: politiechefs, burgemeesters en justitie. Daar kan men proberen tot bepaalde beleidsafspraken te komen.

Uniformiteit

In dat soort overlegsituaties wordt vaak van de kant van justitie, maar ook, bij gemeenten met rijkspolitie, door de politie aangedrongen op uniformiteit van A.P.V.’s.

Daarvoor zijn natuurlijk allerlei praktische argumenten aan te voeren. Het werkt gemakkelijk. Fouten worden zo voorkomen.

Door Justitie wordt ook de rechtsgelijkheid die hierdoor ontstaat, benadrukt en ook de Vereniging van Nederlandse Gemeenten is doende meer uniformiteit te brengen in de A.P.V.’s.

Toch ben ik van mening dat wij als Staatkundig Gereformeerde Partij hier erg terughoudend in moeten zijn.

Genoemd streven kan al snel leiden tot aantasting van de eigen verantwoordelijkheid van elke gemeentebestuurder. In groter verband bezien, is ook de tendens van uniformiteit, geUjkvormigheid, schaalvergroting aan de orde. Maar uitgaande van onze verantwoordeUjkheid en de eigen identiteit van elke gemeente, zullen wij ons terughoudend moeten opstellen t.a.v. de geschetste ontwikkeling.

Wij mogen nooit principiële uitgangspunten die mogelijk nu nog opgenomen waren in A.P.V.'s, opofferen uit bewondering voor een mooi uitgedacht, administratief goed werkend systeem.

Een praktische tip

Een A.P.V. wordt regelmatig uitgedund en/of aangevuld.

Een voorbeeld hiervan is het maken van een aparte Geluidhinderverordening. Een aantal artikelen op genoemd gebied wordt dan samengebracht in een aparte verordening en als gevolg daarvan worden de op deze zaak betrekking hebbende artikelen uit de A.P.V. verwdjderd.

Het voordeel hiervan kan zijn dat het de duidelijkheid bevordert. Bij de Geluidhinderverordening is er dan b.v. een aparte procedure voor bezwaar, beroep en strafbaarstelling. Maar ook aanvullingen van de A.P.V. zijn mogelijk.

Na een aantal aanvullingen c.q. wijzigingen wordt veelal van ambtelijke zijde aangedrongen op een totale herziening. Persoonlijk ben ik hier altijd erg terughoudend in geweest, omdat in nog een behoorlijk aantal A.P.V.'s zaken zijn geregeld die bij totale herziening door Gedeputeerde Staten als strijdig met de wet of een provinciale verordening worden aangemerkt. Bij wijziging wordt de totahteit niet bezien, zodat bepaalde artikelen wel in stand bUjven. Het voordeel hiervan is naar mijn mening dat er toch een zekere preventieve werking van uit blijft gaan.

Het is hopelijk duidelijk geworden dat er voor ons op dit terrein een niet gemakkelijke taak ligt. Wij zullen ons dan ook op dit gebied hebben te bekwamen.

Daarbij moet het ons voor ogen staan dat de vaststelling van strafverordeningen een zaak is, waarbij ons de mogelijkheid wordt geboden uit te komen voor de beginselen die wij voorstaan en de doorwerking daarvan in de praktijk te zien.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 augustus 1983

Zicht | 32 Pagina's

GEMEENTELIJKE STRAFVERORDENINGEN: GEEN GEMAKKELIJK TERREIN

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 augustus 1983

Zicht | 32 Pagina's