Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Boekbespreking

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Boekbespreking

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Christelijke politiek vandaag

Onder deze titel verscheen vorig jaar bij uitgeverij Kol< te Kampen deel 10 in de Reformatie Reeks. Deze reeks gaat uit van de Gereformeerde Bond in de Nederlands Hervormde Kerk {redaktie: ir. J. van der Graaf, ds. C. den Boer en drs. K. Exalto) en bevat boeken 'over tfiema's die aktueel zijn en vanuit het Reformatorisch belijden om bezinning vragen', aldus de achterflap.

In het 'Ten geleide' motiveert ir. van der Graaf de opname van het onderhavige boek, v\/aaraan scribenten uit de vier confessionele partijen meew^erken, in de RR met het argument, dat 'de kring van de Gereformeerde Bond, hoewel uitgesproken confessioneel, v\/ellicht het meest pluriform is als het gaat over de partijkeuze.'

In het onderstaande willen we bij de inhoud van dit boek (met bijdragen van resp. mr. G. Holdijk - SGP, G.J. Schutte - GPV, M. Leerling - RPF en drs. C.P. van Dijk - CDA) enkele kanttekeningen plaatsen, waarbij we de slotzin van het 'Ten geleide' in het achterhoofd willen houden: 'Ook voor deze bijdrage in de Reformatie Reeks geldt dat gebondenheid aan de beginselen van de Reformatie vooropstaat.'

Persoonlijke titel

Vanuit de bijdragen zelf laat zich min of meer vaststellen, dat Holdijk en Van Dijk hun artikel op persoonlijke titel geschreven hebben. Schutte presenteert zich meer als man van 'het' GPV, terwijl dit punt zich bij Leerling moeilijker laat aflezen.

Holdijk schrijft - gezien de herkomst van de reeks voor de hand liggend - 'als gemeentelid van de Nederlands Hervormde Kerk' {pg.12) en beschrijft de hervormd-gereformeerde kijk op de SGP (pg. 14). Deze achtergrond werkt door in de theologische noties die m.b.t. het optreden van de overheid in deze wereld worden aangedragen (zie ook de literatuurlijst).

Ik constateer hier een parallel met de opvatting van ir. van der Graaf, dat van Ruler een verdieping gaf aan de theocratische visie van Hoedemaker door sterker dan deze te wijzen op het kruis van Christus. Anderen in de SGP zullen mét ondergetekende deze opvatting niet delen.

Verder valt op, dat de polemiek in dit boek nagenoeg ontbreekt. Enkele uitlatingen daargelaten (bijv. van Schutte naar de RPF en van Leerling naar het CDA) wordt uitsluitend thetisch over de eigen standpunten geschreven. Overigens kom* óók een pleidooi voor fusering (van bijv. 'klein-rechts') in de bundel niet voor.

De band aan de belijdenis

Ook al gelet op de naamgeving van (drie van de vier^) christelijke partijen in ons land is het van belang na te gaan hoe het gesteld is met de band aan de gereformeerde belijdenis of wel de Drie Formulieren van Enigheid. Voor wat betreft het CDA ligt dit erg duidelijk: die band is er niet. Van Dijk citeert uit het Program van Uitgangspunten van het CDA, dat deze partij 'het Bijbelse getuigenis' van Gods beloften, daden en geboden aanvaardt als van beslissende betekenis voor mens, maatschapij en overheid...', maartegelijkertijd wordt van vertegenwoordigers van de partij alleen verwacht, dat zij het politieke program ondertekenen. Van Dijk: 'Het Evangelie fungeert wel als een gemeenschappelijke wortel, maar niet als bindmiddel om de takken bijeen te houden...' (pg. 134). Deze 'kloof tussen geloof en politiek' (Leerling) lijkt de inzet te zijn van Van Dijk's hele artikel, waarvan de teneur sterk waarschuwend is en dat uitmondt in een pleidooi voor grotere consensus en interne consistentie. Als illustratie vergelijke men bijv. Van Dijk's opvattingen over de waarde van het huwelijk en gezin t.o.v. andere samenlevingsvormen (pg. 141) met die van mr. A. Slob, ' de voorzitter van het CDA-Overleg Homofilie.3 Overigens is het duidelijk, dat de politieke opvattingen binnen het CDA alles te maken hebben met de invloed van de moderne (Schriftkritische) theologie, die via de kerken ook de politiek binnengekomen is. Hier wreekt zich het ontbreken of losser worden van de band aan de belijdenis, eerst in de kerken en vervolgens ook in de corresponderende partij.

Onder een apart tussenkopje (pg. 104) schrijft Leerling over het belang van de belijdenisgeschriften, met de aantekening dat deze 'natuurlijk niet naast maar duidelijk onder de Schrift staan'. Volgens hem zijn 'niet alle onderdelen van de belijdenisgeschriften politiek relevant'. Deze stelling, die door Schutte bestreden wordt (pag.46), heeft ongetwijfeld te maken met de aanhang van de RPF die naast 'reformatorischen' ook een aantal 'evangelischen' telt. Als onderdelen die wel van belang zijn, noemt Leerling de artikelen 2 t/m 7 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis, de uitleg van de Tien Geboden in de Heideibergse Catechismus en ook artikel 36 NGB.

Van de vier scnbenten gaat Schutte het uitvoerigst in op de band van zijn partij aan de Drie Formulieren van Enigheid (pg. 47 - 51). Aan deze band, die uiteraard niet losstaat van de kerkelijke achtergrond van het GPV, wenst men onverkort vast te houden: 'In Nederland hebben we (nog) wel de mogelijkheid hetgeen we 's zondags belijden, 's maandags politiek te vertalen. Het GPV heeft deze rijkdom benut voor een politieke organisatie op basis van Gods Woord en de confessie' (pg. 47).

De SGP wenst eveneens vast te houden aan de ge-

reformeerde belijdenis. Zij onderschrijft gelneei en onvoorwaardelijl< de Drie Formulieren van Enigfieid...' (art. 1 program van beginselen en art. 2 statuten). Holdijk schenkt aan deze kwestie niet expliciet aandacht, maar laat wel duidelijk artikel 36 NGB aan bod komen.

Artikel 36 NGB

In het kader van dit boekje (en ook in het algemeen) IS het de moeite waard om het omgaan van de diverse partijen met het onderhavige artikel nader te bezien. Met name geldt dit de bekende of zo men wil beruchte '21 woorden', die door de Gereformeerde synode in 1905 uit dit artikel werden geschrapt. Zoals bekend kent deze passage aan de overheid de taak toe 'om te weren en uit te roeien alle afgoderij en valschen godsdienst en het rijk des anti-christs te gronde te werpen.' Een passage die - evenals trouwens het hele artikel - al heel wat pennen in beweging heeft gebracht en waar ook een boekje over christelijke politiek in 1984 niet omheen kan.

We zagen al, dat Leerling art. 36 relevant acht (al brengt hij het niet ter sprake bij zijn opmerkingen over de verhouding van kerk en staat). Ook Schutte noemt art. 36 meermalen, Van Dijk laat het - niet onverwacht - geheel weg.

Volgens Schutte zegt de geloofsbelijdenis, dat de overheid de hand moet houden aan 'de heilige kerkedienst', niet hóe zij dat moet doen, Hij pleit voor een scheiding tussen kerk en staat en is niet zo gelukkig met de term 'theokratie' (pg. 54). Juist een chhstelijke overheid moet er up toezien, dat de geestelijke vrijheid van alle burgers is verzekerd (pg. 55). Over de schrapping van de '21 woorden' als zodanig laat Schutte zich niet uit, wél komt zijn betoog neer op wat P. Jongeling daar indertijd over schreef'': 'Ook in onze kring wordt de schrapping betreurd, maar wij menen dat deze woorden de taak en het beoogde resultaat van > de heilige kerkedienst< aangeven, welke kerkedienst door de overheid wordt beschermd. Zó opgevat heeft het onverkorte artikel 36 een schriftuurlijke zin'. Dezelfde klanken komen we ook tegen bij prof. Douma, die in een recente publikatie sprak over de Evangelieverkondiging als de enig juiste vorm van theokratie^. Hij is ovehgens wél van oordeel dat onze vaderen in hun gevoelen daaromtrent het bij het verkeerde eind hebben gehad, een opvatting die we ook tegenkomen bij de 'bezwaarde broeders' van 1905, volgens wie de 21 woorden 'blijkens het stellige getuigenis der geschiedenis' en 'bij oprechte en eerlijke uitlegging' niet anders kunnen betekenen, dan dat daardoor o.m. 'aan de wereldlijke overheid de plicht wordt opgelegd om afgoderij en valschen godsdienst desnoods o.m. met het zwaard uit te roeien.' Deze broeders achtten dit 'in strijd met den Woorde Gods, waarom zij zich in hunne consiëntie verplicht rekenen deze uitspraak niet te belijden maar te verwerpen. ’6

Leerling is evenals Schutte van mening, dat 'de scheiding tussen Kerk en Staat moet worden onderstreept'. Weliswaar is volgens hem de theokratie de best denkbare bestuursvorm, maar zij is 'een utopie in deze bedeling'. De overheid heeft niet de taak om niet-christelijke godsdiensten of antichristelijke ideologieën openlijk te bestrijden (pg. 95 en 96). Leerling motiveert deze visie met de gelijkenis van het onkruid en de tarwe (Matth. 13), een argumentatie die we bij Schutte en Van Dijk eveneens tegenkomen (resp. pg. 55 en 128).

Ds. Zandt heeft de deugdelijkheid van het beroep op deze Schhftplaats (i.e. door Kuyper) m.i. terecht bestreden, daarbij wijzend op de uitleg van Calvijn en Guido de Brés.

Holdijk pleit in zijn bijdrage yoor 'een publiek erkende kerk in een staat met de Bijbel' (pg. 22). Hoewel de kerkelijke verdeeldheid de oproep tot de overheid om het land te regeren overeenkomstig art. 36 NGB verzwakt, blijft toch de theokratische idee geldig. Het gaat immers om 'waarheid krachtens Gods Woord'. Vanuit deze notie zouden wij persoonlijk graag de opmerkingen aangaande (de materiële inhoud van) de '21 woorden' wat aangescherpt hebben gezien. T.a.v. het afbreken van het rijk van de antichrist wordt opgemerkt, dat dit dient te geschieden door te waken over de politiek en de hand te houden aan de heilige kerkedienst (pg. 26). In overeenstemming daarmee wil Holdijk geen 'restloze (openbare) godsdienstvrijheid', maar wel 'een bestrijding langs geestelijke weg', en is voor ketterstraf volgens hem alleen ruimte, als een ketter de omverwerping van de bestaande orde bewerkt (pg. 28). Hier zou ik een nadere uitwerking op prijs gesteld hebben, waarbij ik met name denk aan de verbreiding van dwaal-en leugenleer. Komt die niet voor bestrijding van overheidswege in aanmerking?

In deze bundel wordt heel wat materiaal aangedragen. Tal van (aktuele) onderwerpen komen - in grondlijnen - ter sprake (bijv. emancipatie, vrede en veiligheid, verzorgingsstaat). Voor wat betreft konkretiseringen kan men te rade gaan bij de verkiezingsprogramma's van de diverse partijen. Ook wordt in alle bijdragen aandacht geschonken aan het kompromis. Al met al een lezenswaardig en informatief boek, waarin de fundamentele vragen niet uit de weg worden gegaan.

Noten

1. 'In de Mozes en Aaronstraat...', 1976, pg. 70

2. Strikt genomen: vijf (EVP)

3. 'Het CDA discrimineert niet!', Christen Democratische Verkenningen 10/84, pg. 472 - 484

4. In 'Partij en politiek 1', 1975, pg. 34

5. 'Politieke verantwoordelijkheid', 1984, pg, 20 e.v.

6. 'Advies inzake het gravamen tegen artikel XXXVI der belijdenis', 1905, pg. 5

7. 'Uiteenzetting Beginselprogram der Staatkundig Gereformeerde Partij II' 1965, pg. 101 e.v.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 april 1985

Zicht | 28 Pagina's

Boekbespreking

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 april 1985

Zicht | 28 Pagina's