Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Opmerkelijk

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Opmerkelijk

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een veranderende visie op het huwelijk

door drs. J. Mulder

Het formulier 'om den huwelijken staat voor de gemeente van Christus te bevestigen' laat op grond van het woord van God lezen hoe eerbaar het huwelijk is en dat het een inzetting van God is, die Hem behaagt. God heeft het huwelijk ingezet opdat man en vrouw, door oprechte liefde verbonden, elkaar trouw helpen en bijstaan in alle dingen, maar ook opdat door het huwelijk het menselijk geslacht wordt gebouwd en de ouders de kinderen, zo zij die krijgen zullen, in waarachtige kennis en vreze Gods zullen opvoeden tot de eer van God. Gods Woord vermaant een ieder het huwelijk als een Goddelijke inzetting te eerbiedigen. Deze samenlevingsvorm is geboden voor hen die de gave van de onthouding niet hebben. En daarbij beloven elkaar niet te zullen verlaten.

Samenlevingsvormen buiten liet huwelijk

Anno 1987 laat de mens zich bovenstaande 'huwelijkswet' minder voorschrijven. Mensen kiezen een vorm van samenleven en samenwonen die het beste past bij hun persoonlijke opvattingen. Gegeven dit feit nam de verscheidenheid aan samenlevingsvormen toe: huwelijken naast samenwonen van ongehuwden, individuele gezinnen naast woongroepen, tweeoudergezinnen naast éénoudergezinnen, oorspronkelijke gezinnen naast stiefgezinnen en alleenstaanden naast meerpersoonshuishoudens. Het laat zich aflezen dat steeds meer mensen opeenvolgende partners zullen hebben, welke relatie zij aangaan in de vorm van een huwelijk of van een samenwoning. De consequentie hiervan is dat in de toekomst kinderen achtereenvolgens deel zullen uitmaken van én tweeoudergezinnen (dat is het gezin waarin zij geboren werden), én van een éénoudergezin én van een stiefgezin (1). De Remonstrantse Broederschap besloot in 1986 In een landelijke vergadering kerkelijke inzegening mogelijk te maken van een levensverbintenis van ongehuwden die van hetzelfde geslacht zijn. Een 'homofiel huwelijk' of een 'lesbisch huwelijk' mag voortaan volgens de Broederschap kerkelijk ingezegend worden. Deze uitspraak zou moeilijkheden kunnen geven met de Nederlandse wetgeving over het huwelijk. Nadrukkelijk wordt (daarom) in de presentatie naar buiten het woord huwelijk vermeden; bovendien doet dat teveel denken aan de manvrouwrelatie en de daaraangekoppelde gezinsvorming. Op deze wijze wil men het huwelijk van gelijke waarde achten als de gebruikte term 'levensverbintenis'. Een gedachtengang die in wezen ook ten grondslag ligt aan de pastorale handreiking van de Gereformeerde Kerken in Nederland 'In liefde trouw zijn’.

In de Nederlandse samenleving is een veranderende visie op het huwelijk merkbaar. Andere samenlevingsvormen worden steeds meer centraal gesteld. Nieuwe relatievormen doen zich nadrukkelijker gelden. Het traditionele gezinstype overheerst niet meer als vroeger (2). De ons omringende landen hebben hebben lange tijd een afwijkend beeld vertoond in vergelijking met ons land. Nederland heeft namelijk lange tijd zich doen kenmerken door 'een lager echtscheidingscijfer, een hoger geboortecijfer en een gering aantal betaald gehuwd werkende vrouwen. Nederland kenmerkte zich door rustige, stabiele gezinsverhoudingen. De laatste twintig jaar echter schijnt ook hier de hoeksteen van de samenleving uit zijn voegen te worden geslagen. Nederland is gaan inhalen en lijkt in bepaalde opzichten zelfs koploper te zijn. Zo bijvoorbeeld in zijn aanvaarden van leefvormen die naast het huwelijk bestaan’ (3).

De kennis van deze nieuwe samenlevingsvormen is (nog) gering, maar niettemin zijn deze samenlevingsvormen in toenemende mate waarneembaar in onze samenleving. De directe omgeving van de mens verandert (sterk). Staatkundig gereformeerden moeten zich dit zeer wel realiseren, opdat onderkend worde op welke wijze de tand der secularisatie verslindend werkt. Hieronder willen we nagaan in welke mate het huwelijk aan betekenis zou hebben ingeboet en ook welke oorzaken hiertoe hebben kunnen leiden en wat de mogelijke gevolgen hiervan zijn.

Minder trek in huwelijk

Eén van de onderzoeksvragen die door medewerkers van het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP)

aan mensen is voorgelegd in een reel< s van jaren vi^as: welke zaken vindt u het belangrijkste in uw leven? Achtereenvolgens kon geënquêteerde kiezen uit: een goed inkonnen, een leuk gezin, een goede gezondheid, veel vrije tijd, een goed huwelijksleven, een sterk geloof, prettig werk en veel vrienden en kennissen. Ons interesseert in dit geval 'een goed huwelijksleven'. Dan blijkt dat in 1966 35% hieraan veel belang toekent, in 1986 is 15% nog van mening van 'een goed huwelijksleven' belangrijk is. Het behoeft in deze optiek geen bevreemding te wekken dat 'een sterk geloof' een daling in percentage te zien geeft van 15% (1966) naar 6% in 1986(4).

Het oordeel over het huwelijk in de periode 1965 (in procenten) is gemeten aan de hand van een aantal vragen waarop ondervraagden konden antwoorden met 'mee eens' of 'mee oneens' e.d. Zo was in 1965 60% van mening dat gehuwden over het algemeen gelukkiger zijn dan ongehuwden. In 1986 deelde 21 % deze mening nog. De stelling dat men elkaar steeds meer waardeert naarmate men langer met elkaar getrouwd is, werd in 1965 door 75% als 'volkomen mee eens' gewaardeerd tegen 44% in 1986. De kwalificatie 'in grote lijnen mee eens' was in 1965 21% tegen 46% in 1986. Verschuivingen in opvattingen blijken langs lijnen van geleidelijkheid post te vatten.

Ziet men dan geen positief element in het huwelijk? Zeer zeker wel, want de vraag of goede huwelijken tegenwoordig minder voorkomen dan vroeger wordt door 13% (1965) 'volkomen mee eens' beantwoordt tegen 12% in 1986. Het percentage dat het hier 'helemaal niet mee eens' is, daalt van 46% (1965) naar 36% (1986). De vraag of de meeste huwelijken tot teleurstelling leiden wordt in 1965 door 60% van de ondervraagden met 'helemaal niet mee eens' beantwoordt tegen 38% in 1986. Worden huwelijken een sleur? In 1965 is 25% 'in grote lijnen mee eens' tegen 32% in 1986; 'eigenlijk niet mee eens' met deze opvatting was dat 29% in 1965 en 28% in 1986 (5).

De hierna volgende percentages zijn niet absoluut, maar wettigen wel de conclusie dat het huwelijk aan waarde heeft ingeboet in de Nederlandse samenleving. Dat het huwelijk kwetsbaar Is, zal niemand ontkennen; evenals het feit dat het veel waardevols biedt. De hechtheid van een huwelijk wordt mede bepaald door de liefde tussen man, vrouw en kinderen. Een liefdesgemeenschap, waarin ook plaats is voor tegenslagen. Een toenemend aantal mensen vindt een dergelijke wijze van samenleven te gebonden. Zij streven meer naar 'binding in vrijheid'. Niettemin kent 'trouwen' sinds 1984 een opgaande lijn. Recente berichten in landelijke dagbladen maken melding van gegevens van het Centraal Planbureau (CPB), waaruit blijkt dat deze opgaande lijn zich in 1985 en 1986 heeft voortgezet. Er wordt melding gemaakt van ongeveer 87000 huwelijkssluitingen in 1986. Het aantal buitenechtelijk geboren kinderen is daarentegen toegenomen. Negen procent van alle vohg jaar geboren kinderen was buitenechtelijk.

Deze opvatting komt ook tot uitdrukking in woordkeuze. De veranderende cultuuropvatting in dezen spreekt dan ook van 'partners' en niet over man en vrouw. Dat herinnert teveel aan de traditionele rolverdeling, waarin de man als kostwinner de contacten met de buitenwereld onderhoudt en de vrouw haar taak vindt in het gezin en de huishouding. Emancipatorische maatregelen hebben hierop hun aanval geopend. De plaats van de vrouw in het gezin moet in de visie van velen een andere worden. Spanningen in het gezin leidden vroeger minder snel tot echtscheiding dan tegenwoordig, omdat echtscheiding sociaal niet aanvaard was en daarbij door de wetgeving sterk werd bemoeilijkt (6).

Echtscheiding

Uit onderzoeken is bekend dat echtscheiding het eerst kwam opzetten in de grote steden. Rond 1950 werd het hoogste echtscheidingsrisico gemeten onder de beoefenaars van de vrije beroepen en kwam echtscheiding het minst voor onder boeren, land-en tuinarbeiders. Bovendien scoorden

jonge volwassenen en onkerkelijken het hoogst. De Maandstatistiek van de bevolking van het CBS Öuni 1986) laat aflezen dat tussen 1972 en 1984 de relatieve vermeerdering van de echtscheidingsfrequentie het grootst is in Friesland en Noord-Brabant, daarentegen het kleinst in Holland en Utrecht. Opvallend zal niet zijn dat het aantal echtscheidingen in de Randstad het hoogst is (dat verwacht men eigenlijk!), maar mogelijk wel dat minder verstedelijkte gebieden de snelste groei laten zien. De bevolkingsprognose van het CBS wijzen op een toename van het aantal echtscheidingen tot 1990, daarna zal volgens de prognose van het CBS een stabilisatie optreden.

Het echtscheidingscijfer vertoont vanaf 1965 een sterke stijging, met een piek in de periode 1972-1974. De opmerkelijke stijging is waarschijnlijk verklaarbaar door de wijzigingen van de bepalingen omtrent echtscheiding in het Burgerlijk Wetboek in 1971. Na 1974 wordt het stijgingstempo lager. Vastgesteld moet worden dat het werkelijk aantal echtscheidingen de prognoses steeds weer heeft overtroffen. Het CBS veronderstelde in de prognose-1984 40.000 echtscheidingen in 1990 en 36.000 in 2000. Iemand die geboren is tussen 1943-1970 loopt volgens deze prognose 35% kans op echtscheiding. Met andere woorden: volgens CBS-prognoses loopt één op de drie huwelij­ ken stuk. Geen aantrekkelijk vooruitzicht; gecombineerd met doorgaande emancipatie en secularisatie kiezen steeds meer mensen voor samenwonen. Opmerkelijk is dat CPB-gegevens aantonen dat voor het eerst sinds bijna twintig jaar in 1986 het aantal echtscheidingen is gedaald met ruim 4000 ten opzichte van 1985.

Samenwonen

Een verschijnsel van betekenis is 'samenwonen'. Deze term staat voor ongehuwd samenleven en is betrokken op een heterosexueel paar dat niet gehuwd is, woonruimte deelt, sexuele omgang heeft en een gemeenschappelijke huishouding voert. Het primaire verschil met het huwelijk ligt in het ontbreken van de openbare formele bevestiging van de relatie die tevens verplichtingen schept (7). In zorg voor elkaar, in emotioneel-affectieve uitwisseling, in openheid en rolverdeling vertonen huwelijken en samenwoningen dezelfde verscheidenheid (8).

Samenwonen wordt wel gezien als een voorbereiding op het huwelijk. Achter deze opvatting schuilt vaak de idee dat samenwonen een leerperiode zou zijn, zodat meer zekerheid zou bestaan over de kwaliteit van een later te sluiten huwelijk. Hoefnagels is content met deze ontwikkeling: 'Gelukkig is het taboe op het samenwonen voor een groot deel verdwenen, net als het taboe op het voorechtelijk geslachtsverkeer. Ik vind dat winst, omdat je er veel echtscheidingen mee voorkomt' (9). Het oordeel over deze voorbereiding op het huwelijk wordt steeds positiever. Zo keurt 60% (1980) het goed dat men als voorbereiding op het huwelijk gaat samenwonen. In 1985 isdit percentage 69%.Samenwonen zonder dat men gaat trouwen vond 41 % (1980) goed tegen 56% (1985). Samenwonen van een homosexueel of lesbisch paar keurde in 1980 44% goed tegen 55% in 1986. Respectievelijk spraken 17% en 16% hierover hun afkeuring uit (10).

Niettemin heeft Onderzoek gezinsvorming 1982 geregistreerd dat juist onder de groep vrouwen die samenwoonden voor het huwelijk het percentage dat echtscheiding wil, groter is dan bij vrouwen die voor het huwelijk niet samenwoonden (11). Dit ontzenuv\rt de idee dat samenwonen meer zekerheid biedt voor een goed huwelijksleven. Onderzoeken hebben aangetoond dat door voor het huwelijk samen te wonen geen grotere eensgezindheid wordt verkregen tussen de echtgenoten. Het blijkt dat samenwoningen alle varianten van huwelijken qua rolverdeling vertonen (12).

Ongehuwd samenwonenden zullen een belang-

rijke groep uit de bevolking vormen. Dat blijkt onder andere uit het reeds eerder genoennde onderzoek naar gezinsvorming 1982, zij het dat dit onderzoek zich heeft beperkt tot vrouwen van 18 tot 37 jaar. Van alle vrouwen tot 37 jaar woont 8% niet gehuwd samen. De leeftijdscategorie van 23-27 jaar geeft het hoogste percentage te zien dat samenwoont, te weten 14, 3%. De groei van het samenwonen laat zich aflezen als deze percentages vergeleken worden met gegevens van het Leefsituatieonderzoek in 1979. Toen bedroeg het aantal samenwonenden tussen 18 en 24 jaar 8, 8% van die leeftijdsgroep, in 1982 was dat al 11, 6% (13).

Oorzaken

Het is niet mogelijk in het kader van dit artikel uitgebreid de oorzaken te bespreken, die geleid hebben tot een veranderende visie op het huwelijk. De voorkeur voor samenwonen neemt niettemin toe, zij het dat de keus voor het huwelijk (nadien) blijft. Uit het onderzoek van Weeda naar echtscheidingen blijkt dat jongeren zich bewuster zijn van wat zij verwachten van een duurzame relatie die zij willen aangaan, maar ook meer angst kennen en onzekerheden vertonen inde relatie die zij zijn aangegaan. Zij ervaren ook meer machtsproblemen. Het is de leeftijdscategorie die in haar jeugd de 'culturele revolutie' van de late jaren zestig en begin jaren zeventig heeft meegemaakt, met de zo sterke nadruk op het individu en de intermenselijke verhoudingen. Het is de groep uit onze bevolking die 'waarschijnlijk meer dan ooit door middel van media en onderwijs bestookt is met de produkten van het culturele klimaat van die jaren en die ook al vroeg geconfronteerd werd met het emancipatiestreven' (14). 'Het ideeëngoed van de vrouwenemancipatie is thans heel langzaam aan het doordringen in brede lagen vrouwen' (15).

Maatschappelijke ontwikkelingen van de laatste decennia laten twee dominerende principes zien: gelijkheid en verzelfstandiging. Samen te nemen onder de noemer: individualisering. Deze aandacht voor het individu is meer dan aandacht voor iemand, het gaat een flinke stap verder. Het gaat om de autonomie van de persoon. De emancipatie van de moderne mens (16). Aan deze culturele verandering ligt eigenlijk een proces ten grondslag, waarin ook kerken participeren.

Secularisatie verslaat 'zijn duizenden'. Kerkelijkheid en kerksheid dalen nog steeds. 'Daar verandert het succes van orthodox-protestantse splinters evenmin iets aan als alle Vaticaanse manoeuvres (...) De kerken moeten opboksen tegen toegenomen welvaart en toenemend individualisme'. Deze deconfessionalisering baart zorgen. 'Er ontstaat een a-morele leegte, waar de mens zichzelf tot norm is. De laatste frontier van de emancipatie is die van het individu' (17).

De beslissing of men al dan niet een huwelijk sluit, minder individueel maar samen optrekt, wordt sterk bepaald door de (leef-)situatie waarin men zich bevindt. Het maakt volgens publicaties groot verschil uit of men ten plattelande dan wel in de stad woont. De kans op samenwonen zou groter worden wanneer men niet godsdienstig, politiek links georiënteerd is en/of in het westen van het land woont. Buitenlandse onderzoeken wijzen op hetzelfde verschijnsel van zwakkere godsdienstige bindingen en op het verband tussen samenwonen en grotestadsbewoner zijn (18).

Verschijnselen die zich in verstedelijkte gebieden voor doen zullen doordringen in gebieden waar de urbanisatie minder heeft toegeslagen, zij het dat dit proces misschien langzaam plaatsheeft. Er schijnt een theorie te zijn van het 'zinkend cultuurgoed' dat stelt dat liberalisering van opvattingen begint in de hogere stedelijke milieus en daarna langzaam maar zeker postvat in alle lagen van de bevolking. Wat dat betreft heeft de ontsluiting van het platteland een (hoge) prijs betaald. Aan de andere kant hebben processen als liberalisering, deconfessionalisering, individualisering en emancipatie een eigen dynamiek en voltrekken zij zich volgens eigen wetten.

Door een normvervaging in de maatschappij lijkt het huwelijk als achterhaald te moeten worden beschouwd. De man als hoofd van het gezin is uit de tijd. Dat is maatschappelijk niet meer aanvaardbaar. Het emancipatiestreven van de vrouw en de grotere sexuele vrijheden, die men zich steeds meer veroorlooft, hebben pastorale handreikingen doen verschijnen waarin aanpassingen op Bijbelse gronden gezocht zijn om de praktijk van het ongehuwd samenwonen te legaliseren. Een volgende logische stap is dat de overheid de maatschappelijke werkelijkheid bij wet gaat mogelijk maken. Het Wetenschappelijk Instituut van het CDA heeft ten dezent ook voorstellen gedaan. Samenwonenden kunnen zich laten registreren bij de overheid met dezelfde rechten en plichten als gehuwden. Zij, die zich niet laten registreren zouden als individuen worden behandeld, hetgeen gevolgen heeft voor hun behandeling bij de sociale zekerheid, de fiscus en de rechter.

Gevolgen

De gevolgen van secularisatie, emancipatiestreven

en ontwikkelingen in de medische en farmaceutische wetenschap hebben een funeste uitwerking op het geestelijk klimaat van onze tijd. Relatievormen buiten het huwelijk moeten meer grond onder de (rechts)voeten krijgen. Een interdepartementale werkgroep samenlevingsvormen buiten huwelijk had opdracht ontvangen om voorstellen te doen over harmonisatie van begripsomschrijvingen op het terrein van samenlevingsvormen buiten het huwelijk en om na te gaan of en zo ja, op welke wijze enige vorm van registratie van dergelijke samenlevingsvormen zou kunnen bijdragen aan een grotere overzichtelijkheid en een beter inzicht op dit gebied voor overheid en burgers.

Het ambtelijk onderzoek heeft uitgewezen dat het niet mogelijk is een juridisch sluitend stelsel te maken van de registratie van samenlevingsvormen buiten het huwelijk. Er Is zelfs geen enkel sluitend systeem te bedenken. Het enige dat de werkgroep als een mogelijkheid oppert, is het gebruik van een verklaring van betrokkenen dat zij buiten het huwelijk samenwonen met het oog op de intrede van bepaalde rechtsgevolgen. Wat betreft het zoveel mogelijk gebruiken van dezelfde omschrijvingen (harmonisatie), als het gaat om regelgeving met in abstracto vergelijkbare doelstellingen en rechtsgevolgen, beveelt zij de volgende standaardomschrijvingen aan: 'woningdeling' voor de fiscale wetgeving of de omschrijving 'het voeren van een gezamenlijke huishouding, waarbij hetzij feitelijk sprake is van het wederzijds voorzien in de kosten van levensonderhoud, hetzij feitelijk door de een ten behoeve van de ander geheel of grotendeels wordt voorzien in de kosten van levensonderhoud'. Voor regelgeving, anders dan financiële, waarbij de nauwe betrokkenheid van de samenlevenden voorop staat, stelt zij de term 'levensgezel' voor. Voor een restgroep van regelgeving (b.v. huurwetgeving) denkt de werkgroep aan de omschrijving 'samenwonen en een gezamenlijke huishouding voeren' (19).

Het behoeft geen betoog dat een dergelijke benadering tot consequentie kan hebben dat afschaffing van het huwelijk niet onmogelijk moet worden geacht. Stemmen dienaangaande klonken reeds. In het Nederlands Juristenblad (1984) hebben enkele juristen betoogd dat het huwelijk de rechtsorde uit moet. Bestaande huwelijken mogen nog wel in stand blijven, maar worden beschouwd als een privékeus, waaraan geen officiële erkenning of juridische status moet worden toegekend.

Met name H. van Maarseveen is van mening dat het bestaande huwelijk een door de staat opgedrongen leefwijze is, welke zich niet langer laat verdragen: een overheersing van een bepaalde reli­ gieuze opvatting over de verhouding van man en vrouw. Hij pleit er voor het huwelijk als rechtsvorm af te schaffen in 1990, zodat geen huwelijken meer gesloten kunnen worden door middel van de wetgeving.

In een onderzoek, dat uitgevoerd werd in opdracht van het VARA-jongerenprogramma over het huwelijk, is gebleken dat het huwelijk nog steeds als de ideale samenlevingsvorm wordt gezien. Los-vastrelaties, communes, woongroepen e.d. spreken jongeren blijkbaar weinig aan. Uitspraken op basis van toekomstverwachtingen over de ontwikkeling van huwelijken laten de conclusie toe 'dat een aanzienlijk deel van de bevolking in serle-monogamie zal leven. De meerderheid zal zich echter aan de traditionele monogamie blijven houden. Bij monogamie zowel als bij serie-monogamie kan de relatie de vorm aannemen van een huwelijk of samenwonen. Onder jongeren zal het samenwonen algemeen verbreid raken, maar een samenwoning van enige duur zal nog vaak omgezet worden in een huwelijk, deels omdat men hecht aan deze formele bevestiging, deels om praktische redenen' (20). Naar onze mening is de enige verantwoorde geoorloofde vorm van samenleven als man en vrouw het monogame huwelijk. Terecht merkt H.G. Abma op dit huwelijk als enig wettelijk te erkennen en alle andere vormen op z'n minst te ontmoedigen. Neutraliteit betekent in zo'n situatie kiezen voor wat het Woord des Meeren afkeurt als zonde (21).

Opdracht

Staatkundig gereformeerden moeten zeer wel onder ogen zien dat het zuur van de secularisatie doorbijt tot op het merg van onze samenleving. Elke keer een stapje verder. Zoals het voorstel van de Minister van Justitie de verplichte afkondiging van het huwelijk af te schaffen, waarvoor hij inmiddels de steun van de Ministerraad heeft gekregen. Zo ook de verderfelijke brochure van WVC, waarin - om met de woorden van de heer Van der Vlies te spreken - 'bedroevend en ergerlijk' een eenzijdig beeld de jongeren wordt voorgehouden. Aan de andere kant moeten we hieruit de les leren dat des te meer de taak op ons allen rust onze jonge mensen op te voeden en voor te leven naar de eisen van Gods Woord, ook ten aanzien van het huwelijksleven en de periode die aan het huwelijksleven vooraf gaat.

Literatuurverwijzing

1. Langeveld, H.M., Binding in vrijlneid, Sociaal en Culturele Studies-6, (Den Haag 1985) 62.

2. Staaij, A.J. v.d., Voorwoord in: Langeveld, Binding in vrijheid, 9. Rapport van de interdepartementale vi^erkgroep samenlevingsvormen buiten huw/eiijk. Ministerie van Justitie (Den Haag 1986) 6.

3. Langeveld, Binding in vrijheid, 14; Beleidsplan Emancipatie, Tweede Kamer, vergaderjaar 1984-1985, nr. 19052, nrs. 1-2, 9-11.

4. Sociaal en Cultureel Rapport (SCR) 1986 (Den Haag 1986)349.

5. SCR-1986, 379. Reformatorisch Dagblad 4 april 1986.

6. Langeveld, Binding in vrijheid, 17.

7. Langeveld, Binding in vrijheid, 143.

8. Langeveld, Binding in vrijheid, 145.

9. Geciteerd uit het Reformatorisch Dagblad van 31 oktober 1986 naar aanleiding van een bericht in De Margriet, no. 6, 1985.

10. SCR-1986, 380.

11. Langeveld, Binding in vrijheid, 30.

12. Ibidem.

13. Dit CBS-onderzoek Gezinsvorming wordt geciteerd in Langeveld, Binding in vrijheid, 24.

14. Langeveld, Binding in vrijheid, 30.

15. Langeveld, Binding in vrijheid, 32.

16. Abma, H.G., De Banier, 17 april 1981, nr. 15, 60e jaargang.

17. NRC-Handelsblad, 27 december 1986.

18. Onderzoek Gezinsvorming 1982, noot 35, 30. Geciteerd in Langeveld, Binding in vrijheid, 32.

19. Rapport samenlevingsvormen buiten huwelijk. Ministerie van Justitie 1986.

20. Langeveld, Binding in vrijheid, 32-33.

21. Abma, H.G., De Banier, 17 april 1981, nr. 15, 60e jaargang.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 april 1987

Zicht | 32 Pagina's

Opmerkelijk

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 april 1987

Zicht | 32 Pagina's