Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Bijlage bij deel I, Wet openbare manifestaties

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Bijlage bij deel I, Wet openbare manifestaties

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

19 427 - Bepalingen betreffende de uitoefening van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en van het recht tot vergadering en betoging (Wet openbare manifestaties)

Voorstel van wet

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten: Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het gelet op de artikelen 6 en 9 en de additionele artikelen III en V van de Grondwet nodig is, wettelijke bepalingen vast te stellen betreffende de uitoefening van het recht tot vrije belijdenis van godsdienst en levensovertuiging en betreffende de uitoefening van het recht tot vergadering en betoging, alsmede een aantal wetten te wijzigen, onderscheidenlijk in te trekken;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

ARTIKEL I - WET OPENBARE MANIFESTATIES

Paragraaf I. Begripsbepalingen

Artikel 1

1. In deze wet wordt verstaan onder: a. manifestatie: toespraak, voordracht, bijeenkomst of optocht der belijdenis van godsdienst of levensovertuiging, vergadering of betoging; b. openbare plaats: plaats die krachtens bestemming of vast gebruik openstaat voor het publiek.

2. Onder niet-openbare plaats wordt mede verstaan een gebouw of besloten plaats als bedoeld in artikel 6, tweede lid, van de Grondwet.

Paragraaf II. Manifestaties op openbare plaatsen

Artikel 2

De bij of krachtens de bepalingen uit deze paragraaf aan overheidsorganen gegeven bevoegdheden tot beperkingen van het recht om manifestaties te houden of daaraan deel te nemen, kunnen slechts worden aangewend ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer en ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden.

Artikel 3

1. De gemeenteraad stelt bij verordening regels vast met betrekking tot manifestaties op openbare plaatsen.

2. De verordening voorziet ten minste in: a. regels betreffende de gevallen waarin een schriftelijke kennisgeving of vergunningaanvrage wordt vereist van degene die voornemens is een manifestatie te houden; b. regels betreffende de gegevens die bij een kennisgeving of vergunningaanvrage dienen te worden verstrekt; c. regels betreffende het tijdstip waarop een kennisgeving of vergunningaanvrage moet zijn gedaan; d. regels betreffende het tijdstip waarop naar aanleiding van een kennisgeving of vergunningaanvrage moet zijn beslist.

3. Bij de in het tweede lid onder b bedoelde regels kunnen geen gegevens worden verlangd met betrekking tot de inhoud van te openbaren gedachten of gevoelens.

Artikel 4

1. De burgemeester is belast met de beschikking op de kennisgeving of de vergunningaanvrage. Indien een kennisgeving is vereist, kan de burgemeester hetzij volstaan met een bericht van ontvangst, hetzij voorschriften en beperkingen stellen, hetzij een verbod geven. Indien een vergunningaanvrage is vereist, kan de burgemeester hetzij de vergunning verlenen, al dan niet onder voorschriften en beperkingen, hetzij de vergunning weigeren.

2. Een verbod, onderscheidenlijk een weigering de vergunning te verlenen, kan slechts worden gegeven indien: a. de vereiste kennisgeving of vergunningaanvrage niet tijdig is gedaan; b. de vereiste gegevens niet tijdig zijn verstrekt; c. een van de in artikel 2 genoemde belangen dat vordert.

3. Een verbod, een weigering de vergunning te verlenen en de aan de beschikking verbonden voorschriften en beperkingen kunnen geen betrekking hebben op de inhoud van te openbaren gedachten of gevoelens.

4. De beschikking wordt zo spoedig mogelijk schriftelijk ter kennis gebracht van degene die de kennisgeving of de vergunningaanvrage heeft gedaan.

5. Tegen beschikkingen als bedoeld in het eerste lid staan geen andere administratiefrechtelijke voorzieningen open dan die ingevolge de Wet administratieve rechtspraak overheidsbeschikkingen (Stb. 1975, 284).

Artikel 5

De burgemeester kan tijdens een manifestatie aanwijzingen geven, die degenen die de manifestatie houden of daaraan deelnemen in acht moeten nemen.

Artikel 6

De burgemeester kan aan degenen die de manifestatie houden of daaraan deelnemen opdracht geven de manifestatie terstond te beëindigen en uiteen te gaan, indien:

a. de vereiste kennisgeving of vergunningaanvrage niet is gedaan, een verbod is gegeven of de vereiste vergunning is geweigerd;

b. in strijd wordt gehandeld met een voorschrift, beperking of aanwijzing;

c. een van de in artikel 2 genoemde belangen dat vordert.

Paragraaf III. Manifestaties op niet-openbare plaatsen

Artikel 7

Voor manifestaties op niet-openbare plaatsen is geen kennisgeving aan of vergunning van de burgemeester vereist.

1. De burgemeester kan aan degenen die een voor publiek toegankelijke vergadering of betoging op een nietopenbare plaats houden of daaraan deelnemen opdracht geven de manifestatie terstond te beëindigen en uiteen te gaan. Indien de bescherming van de gezondheid of de

bestrijding of voorkoming van wanordelijl< heden dat vordert.

2. De burgemeester en door hem aan te wijzen personen hebben toegang tot de in het eerste lid bedoelde manifestaties. Zonodig verschaffen zij zich de toegang met behulp van de sterke arm.

3. Voor het binnentreden in een w/oning zonder toestemming van de bewoner door hen die door de burgemeester zijn aangewezen, is een schriftelijke machtiging van de burgemeester vereist.

4. In de machtiging kan worden bepaald dat de houder van de machtiging zich, voor zover dit voor het doel van het binnentreden redelijkerwijs is vereist, kan laten vergezellen door een of meer anderen.

5. Degene die zonder toestemming van de bewoner in een woning is binnengetreden, maakt op zijn ambtseed of - belofte een schriftelijk verslag op omtrent het binnentreden. Het verslag wordt uiterlijk op de vierde dag na die waarop in de woning is binnengetreden toegezonden aan de burgemeester. Een afschrift van het verslag wordt binnen dezelfde termijn aan de bewoner uitgereikt of toegezonden.

Paragraaf IV. Bijzondere bepalingen

Artikel 9

1. Degenen die in de nabijheid van een gebouw in gebruik bij het Internationaal Gerechtshof, een diplomatieke vertegenwoordiging of een consulaire vertegenwoordiging een manifestatie houden of daaraan deelnemen, onthouden zich van gedragingen die het functioneren van de desbetreffende instelling aantasten.

2. Ter bestrijding van gedragingen als bedoeld in het eerste lid kan de burgemeester tijdens een manifestatie aanwijzingen geven, die degenen die de manifestatie houden of daaraan deelnemen in acht moeten nemen.

3. Indien in strijd wordt gehandeld met een aanwijzing als bedoeld in het tweede lid kan, indien de omstandigheden dat vorderen, de burgemeester aan degenen die de manifestatie houden of daaraan deelnemen opdracht geven de manifestatie terstond te beëindigen en uiteen te gaan.

4. Het bepaalde in het eerste tot en met derde lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van bij besluit van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Onze Minister van Buitenlandse Zaken te zamen aangewezen gebouwen van instellingen die een bijzondere volkenrechtelijke bescherming genieten.

5. Een besluit als bedoeld in het vierde lid wordt bekendgemaakt in de Nederlandse Staatscourant.

Artikel 10

Klokgelui ter gelegenheid van godsdienstige en levensbeschouwelijke plechtigheden en lijkplechtigheden is toegestaan. De gemeenteraad is bevoegd terzake regels te stellen met betrekking tot duur en geluidsniveau.

Paragraaf V. Strafbepalingen

Artikel 11

1. Degene die: a. hetzij een manifestatie houdt, hetzij deelneemt aan een manifestatie waarvoor de vereiste kennisgeving of vergunningaanvrage niet is gedaan, waarvoor een verbod is gegeven of waarvoor de vereiste vergunning is geweigerd; b. in strijd handelt met een voorschrift of beperking als bedoeld in artikel 4, eerste lid, met een aanwijzing als bedoeld in artikel 5 en artikel 9, tweede lid, of met een opdracht als bedoeld in artikel 6, artikel 8, eerste lid, en artikel 9, derde lid, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.

2. De feiten zijn overtredingen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 1987

Zicht | 34 Pagina's

Bijlage bij deel I, Wet openbare manifestaties

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 1987

Zicht | 34 Pagina's