Onderzoek
De SGP en het opkomstpercentage
door dr. C.S.L. Janse
Het is zowat twintig jaar geleden dat regering en parlement gehoor gaven aan de opvatting die was neergelegd in artikel 12b van het beginselprogram van de SGP. Een bepaling die vanaf de oprichting van de partij daarin was opgenomen, namelijk dat stemdwang strijdt met de vrijheid der burgers. Strikt genomen bestond de stemdwang al lang niet meer. In de grondweg van 1917, toen het algemeen mannenkiesrecht werd ingevoerd, had men de bepaling opgenomen dat de uitoefening van het kiesrecht verplicht was. Maar bij de eerstvolgende grondwetsherziening (die van 1922) verdween deze bepaling weer.
Van stemplicht naar opkomstplicht
Wel bleef via de Kieswet de opkomstplicht bestaan, ledere kiezer was verplicht naar het stembureau te gaan en zich daar te melden. Uiteraard kon hij (wanneer de zaak hem niets interesseerde of hij zelfs bezwaar had om te stemmen) zijn stembiljet blanco laten of zelfs ongeldig maken. Hij (of zij) kon zelfs weigeren het stembiljet in ontvangst te nemen. Maar komen moest men, tenzij men vanwege geldige redenen (bij voorbeeld ziekte of verblijf elders) verhinderd was. Alleen de leden van het koninklijk huis waren uitdrukkelijk van de opkomstplicht uitgezonderd.
In de praktijk kwam van het straffen van kiezers die opzettelijk of uit achteloosheid niet waren opgekomen, nauwelijks iets terecht. Zij konden door de kantonrechter veroordeeld worden, maar de boete bedroeg (althans in de Kieswet van 1951) ten hoogste vijf gulden! Voor recidivisten kon een boete van maximaal vijftien gulden worden opgelegd. Vandaar ook dat de regering in 1925 al voorstelde om, vanwege het grote aantal overtredingen van de opkomstplicht, deze plicht wel te handhanven, maar dan zonder sanctie. De Tweede Kamer ging hier echter niet mee akkoord. Evenzo sneuvelde vlak na de oorlog een regeringsvoorstel (zij het met een meerderheid van één stem) om de opkomstplicht maar helemaal te laten vervallen.
Weinig gemotiveerde kiezers
Het belangrijkste motief voor de invoering van de stemplicht aan het begin van deze eeuw was dat de verschillende partijen op die manier ontheven werden van de last om bij iedere verkiezing het weinig gemotiveerde deel van hun geestverwanten weer naar de stembus te krijgen. Vooral bij het tot 1917 toegepaste districtenstelsel gold dat voor de verkiezing van een kamerlid enkele stemmen de doorslag konden geven.
Officieel werd de stemplicht gemotiveerd met het argument dat het wenselijk was dat de verschillende politieke richtingen in het parlement vertegenwoordigd zouden zijn in evenredigheid met de omvang van hun achterban. Tegelijk met de stemplicht was in 1917 immers het kiesstelsel van de evenredige vertegenwoordiging ingevoerd en ons politieke stelsel droeg in die jaren in hoge mate een verzuild karakter.
Vrouwenkiesrecht
Ten aanzien van de SGP kan opgemerkt worden dat, hoewel de afwijzing van de stemplicht gemotiveerd werd met het argument van de vrijheid van de burgers, in de praktijk vooral de relatie tot het vrouwenkiesrecht de doorslag gaf. Beide zaken werden in het beginselprogram dan ook in één adem genoemd.
De stemplicht en later de opkomstplicht dwong immers vrouwen uit SGP-kring die daar principiële bezwaren tegen hadden, om toch te stemmen of althans naar het stembureau te komen. In de jaren twintig leidde dit inderdaad ook tot
* De heer dr. C.S.L. Janse is hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad.
veroordelingen. Daarna (bij mijn weten) niet meer, ook al omdat de Ministers van Binnenlandse Zaken zich op het standpunt stelden dat gewetensbezwaren tegen het vrouwenkiesrecht wel degelijk beschouwd konden worden als een geldige reden om niet aan de opkomstplicht te voldoen.
Staatkundige vernieuwingsdrang
In 1970 kwam er een eind aan de opkomstplicht. Allerlei plannen tot staatkundige vernieuwing, met name ook ten aanzien van het kiesstelsel, waren in die jaren in discussie. De afschaffing van de opkomstplicht was een van de weinige voorstellen die het uiteindelijk zouden halen.
Een door de regering in 1966 ingestelde commissie adviseerde in grote meerderheid tot afschaffing van de opkomstplicht. Voor mondige mensen was - zo oordeelde de commissie - een dergelijke verplichting een anachronisme. Ook in de Tweede Kamer bleek een grote meerderheid voor afschaffing te zijn (92 tegen 15). Het meeste verzet kwam nog uit de hoek van de VVD. Daar was men beducht dat een afschaffing van de opkomstplicht zou leiden tot een oververtegenwoordiging van extreme groepen.
Voordeel voor SGP
Of de liberalen daarbij ook aan de SGP gedacht hebben, weet ik niet. In ieder geval vielen de eerste verkiezingen na de afschaffing van de opkomstplicht (de statenverkiezingen van maart 1970) voor deze partij zeer gunstig uit. Haar stemmenpercentage steeg van 2, 0 naar 2, 6 en alle statenfracties van de SGP werden met één man uitgebreid. In plaats van 11 statenzetels kreeg de SGP er nu 16. Omgerekend in Tweede-Kamerzetels zou de fractie op vier gekomen zijn. Ook andere partijen aan de rand van het politieke spectrum (GPV, CPN) boekten een aanzienlijke winst.
Sindsdien is heel duidelijk gebleken dat de SGP bij de verkiezingen kon rekenen op een trouwe opkomst van haar achterban. Ook al was de opkomstplicht nu verdwenen, de SGP-kiezers, zowel mannen als vrouwen, bleven over het algemeen trouw opkomen. Waarschijnlijk was hun politieke interesse niet groter dan die van de gemiddelde Nederlander en veelal hadden zij ook niet het idee dat een stem op de SGP hun eigen belang diende. Wel was er bij hen een diepere betrokkenheid bij de beginselen van deze partij. Een betrokkenheid die voortvloeide uit hun verbondenheid met de gereformeerde belijdenis.
Invloed opkomstpercentage
Het is dus duidelijk dat de afschaffing van de opkomstplicht gunstig gewerkt heeft voor de SGP. Maar we kunnen het ook omgekeerd zeggen: aangezien de SGP de afgelopen 20 jaar moeite heeft gehad om haar stemmenpercentage op peil te houden, heeft de afschaffing van de opkomstplicht ook verhullende gewerkt. Was de opkomst van de kiezers in 1970 en latere jaren niet op een belangrijk lager niveau terecht gekomen, dan was het stemmenpercentage van de SGP niet onbelangrijk kleiner geweest dan nu het geval was. Onze derde kamerzetel was dan al lang verloren gegaan.
Het verdwijnen van de opkomstplicht betekende ook dat voortaan de verkiezingsuitslag voor de SGP (zetelwinst en zetelverlies) in belangrijke mate afhing van het opkomstpercentage. Hoe meer kiezers thuisbleven, des te gunstiger was het voor de SGP, zij het dat uiteraard de SGPkiezers wel trouw moesten opkomen.
Vandaar dat de SGP na 1970 bij de Statenverkiezingen steeds met een duidelijk hoger stemmenpercentage uit de bus komt dan bij de Kamerverkiezingen het geval is. De Tweede-Kamerverkiezingen gaven immers een duidelijk hoger opkomstpercentage te zien dan de statenverkiezingen. De vier Tweede-Kamerzetels die onze partij in 1970 en ook later nog wel op grond van de uitslag van de Statenverkiezingen waren voorspeld, werden dan ook nooit werkelijkheid.
Regressievergelijking
In mijn proefschrift Bewaar het Pand ben ik nader ingegaan op de relatie tussen de opkomst van de kiezers en het stemmenpercentage van de SGP (pag. 197). Bij benadering is die relatie vast te leggen in een wiskundige formule, een regressievergelijking. Het stemmenpercentage van de SGP is 3, 88 min 0, 02 maal het opkomstpercentage (of heel strikt genomen het percentage kiesgerechtigden dat een geldige stem uitbrengt). Dat betekent dat bij een opkomst-
percentage van honderd de SGP op 1, 88 procent zou uitkomen en bij een opkomstpercentage van vijftig op 2, 88 procent.
Uiteraard is dit niet meer dan een benadering. In de praktijk zijn er meer of minder grote afwijkingen te constateren. Maar voor de periode 1966-1982, die ik in mijn proefschrift onder de loep genomen heb, was de zogenaamde correlatiecoëfficiënt niet minder dan - 0, 81. Bij een correlatiecoëfficiënt van O zou er helemaal geen samenhang zijn tussen het opkomstpercentage en het stemmenpercentage van de SGP, bij een correlatiecoëfficiënt van - 1 of +1 was de samenhang perfect geweest. Andere factoren (zoals aantrekkingskracht van anderen partijen, interne onenigheid) zouden dan totaal niet van invloed zijn op het stemmenpercentage van de SGP.
Dat is in de praktijk ondenkbaar. Er is zelfs te berekenen dat de invloed van die andere factoren toeneemt. In de periode voordat de RPF deelnam aan de verkiezingen, lag de correlatiecoëficiënt dichter bij de - 1 dan thans het geval is.
Opkomst bij Euroverkiezingen
Met de Europese verkiezingen in het vooruitzicht is het interessant om na te gaan welke invloed bij die verkiezingen uitgaat van een lage opkomst. Want laag is de opkomst daar inderdaad. Kwam bij de eerste verkiezing voor het Europese Parlement (in 1979) slechts 57, 8% van de kiezers op, bij de tweede verkiezingen in 1984 was dat toch al lage percentage gedaald tot 50, 6. Het had niet veel gescheeld of de thuisblijvers waren in de meerderheid geweest.
In grote lijnen geldt ook bij de Euroverkiezingen dat een lage opkomst gunstig is voor de SGP en de beide partijen waarmee zij samenwerkt. Het GPV beschikt in de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) over een kiezerskorps waarop zij rekenen kan en er is reden om aan te nemen dat ook het stemmenpercentage van de RPF gebaat is bij een lage opkomst.
Vandaar dat de combinatie van SGP/RPF/GPV in 1984 aan een stemmenpercentage van 5, 2 kwam, tenwijl de drie partijen bij de Tweede-Kamerverkiezingen van twee jaar eerder niet verder kwamen dan 4, 2%. Het opkomstpercentage lag bij de Euroverkiezingen immers dertig procent lager. Toch moet het ons evenzeer opvallen dat het stemmenaantal van de drie partijen gezamenlijk daalde van 348.000 bij de Kamerverkiezingen van 1982 naar 278.000 bij de Euroverkiezingen van 1984. Waar van een trek naar het CDA of andere partijen in 1984 geen sprake was (veeleer het omgekeerde), zijn kennelijk heel wat kiezers uit de kring van de kleine protestantse partijen thuis gebleven.
Redenen om weg te blijven
Hoe valt dat met name ten aanzien van de SGP te verklaren? Allereerst kan worden opgemerkt dat de trouwe stembusgang van de weinig politiek geïnteresseerde kiezer uit SGP-kring waarschijnlijk toch aan een zekere erosie onderhevig is. Ook zij die opgegroeid zijn in een tijd dat stemmen 'normaal' was, merken in hun omgeving dat velen de zin daarvan niet meer inzien. Dat laatste geldt zeker voor de jongeren die de traditie van de verplichte stembusgang niet gekend hebben.
In de tweede plaats is van belang dat bij de eerste verkiezingen voor Straatsburg de opkomstplicht al lang was afgeschaft. Ten aanzien van de Europese Verkiezingen bestaat er veeleer een traditie van niet stemmen. Vanaf het begin zijn die verkiezingen door velen beschouwd als zinloos. Het Straatsburgse parlement spreekt bepaald niet tot de verbeelding van de kiezers. Ook in de andere Europese landen, behalve daar waar nog een opkomsfplicht geldt (België, Luxemburg en Griekenland), is de opkomst bij deze verkiezingen laag.
In de derde plaats moet worden opgemerkt dat het meedoen aan de Euroverkiezingen bepaald niet onomstreden was. Zeker in de rechtervleugel van de SGP beschouwden velen het deelnemen aan deze verkiezingen onverenigbaar met het afwijzende standpunt dat vanouds ten opzichte van de Europese integratie is ingenomen. Ook in de kring van GPV en RPF werden dergelijke geluiden wel gehoord, al waren zij daar lang niet zo sterk als in de SGP.
Ten slotte zou het ook mogelijk zijn dat de samenwerking met RPF en GPV sommigen in SGP-kring weerhouden heeft om te gaan stemmen. Het zullen er niet veel zijn geweest. De eerste kandidaat op de lijst was een SGP-er en tegen de samenwerking is in SGP-kring nauwelijks geageerd. Moeilijker lag dat in het GPV. Daar acht ik het eerder waarschijnlijk dat de samenwerking met SGP en RPF sommige verstokte vrijgemaakten ervan weerhouden heeft om de gang naar de stembus te maken.
Onderzoek van Intomart
Bij de laatste Euroverkiezingen heeft bureau Intomart bij stembus een groot aantal (18.000) kiezers gevraagd een enquêteformulier in te vullen waarin geïnformeerd werd naar hun huidige keuze en die bij de Kamerverkiezingen van 1982. Meer nog dan bij andere verkiezingen waar Intomart op deze wijze actief is, had dit hier zin omdat de officiële uitslag van deze op donderdag gehouden verkiezingen eerst maandag bekend zou worden. Dit vanwege het (treurige) feit dat in de verschillende Europese landen de zondag als vaste verkiezingsdag geldt.
Uit het Intomartonderzoek valt te berekenen dat de 5, 2% van de stemmen die de SGP/RPF/ GPV-combinatie behaalde, opgebouwd is uit 2, 2% van de SGP, 1, 2% van de RPF en 0, 9% van het GPV. Bij de Tweede-Kamerverkiezingen van 1982 kwam de SGP maar aan een stemmenpercentage van 1, 9.
De daling van het opkomstpercentage van 81 naar 51 had echter volgens de eerdergenoemde regressievergelijking moeten leiden tot een stijging van het SGP-stemmenpercentage met 0, 6. In de praktijk was het maar de helft, zodat gesteld kan worden dat zo'n 16.000 SGP-kiezers bij de vorige Euroverkiezingen zijn thuis gebleven, als gevolg van de actie die in SGP-kring gevoerd werd om niet te gaan stemmen voor het Straatsburgse parlement.
Uiteraard zijn deze conclusies slechts te trekken onder een zeker voorbehoud. Enquêteresultaten vertonen door hun steekproefkarakter altijd een zekere afwijking van de werkelijkheid en de door mij opgestelde regressievergelijking is ook niet meer dan de best mogelijke benadering van de relatie tussen kiezersopkomst en SG P-percentage.
Maar op deze manier kunnen we toch enig inzicht krijgen in de omvang van de groep bezwaarden inzake de Straatsburgse verkiezingen. Ook wanneer deze 16.000 kiezers wel op Van der Waal gestemd zouden hebben, was dit lang niet voldoende geweest voor een tweede zetel. Dat de linkse combinatie van CPN, Groene Partij, PPR en PSP met 19.000 stemmen meer dan Van der Waal, wel twee Straatsburgse zetels veroverde, had zij te danken aan het feit dat haar lijst verbonden was met die van de PvdA.
In totaal werden er vanuit de SGP-kring ongeveer 116.000 stemmen uitgebracht op de Europese SGP/RPF/GPV-lijst. Dat zijn er 40.000 minder dan de SGP twee jaar daarvoor bij de Kamerverkiezingen behaalde. Naast de 16.000 principiële wegblijvers waren er kennelijk ook nog zo'n 24.000 SGP-kiezers die het Straatsburgse parlement niet belangrijk genoeg vonden om daar hun schoenen voor aan te trekken.
Nogmaals zij beklemtoond dat deze cijfers niet veel meer zijn dan een ruwe benadering. Wel geven zij aan hoe de verhoudingen liggen. Duidelijk is ook dat hoewel er vele kiezers uit de kring van de SGP om principiële of pragmatische redenen van de Europese stembus wegbleven, het aantal wegblijvers verhoudingsgewijs toch minder was dan onder het hele Nederlandse kiezerskorps.
Deelnemen of niet?
Zowel in 1979 als in 1984 is in de kring van de SGP uitgebreid gedebatteerd over de vraag of de partij (eventueel in combinatie met GPV en RPF) deel moest nemen aan de Europese verkiezingen. In beide gevallen heeft een duidelijke meerderheid (pim. 60%) van de Algemene Vergadering deze vraag met ja beantwoord.
Hoewel de SGP geen voorstander was van deze directe verkiezingen, leek het het partijbestuur niet juist om deze te boycotten. Een boycot is in het algemeen slechts zinvol wanneer die door een niet al te kleine groepering wordt opgezet.
Wanneer bijvoorbeeld de PvdA of de VVD deze Straatsburgse verkiezingen geboycot hadden, met als gevolg dat slechts een derde of twee vijfde van de kiezers in ons land hun stem zou hebben uitgebracht en de Nederlandse afvaardiging in het Straatsburgse parlement volstrekt niet representatief zou zijn voor de Nederlandse politieke verhoudingen, dan zou dat ongetwijfeld een duidelijke signaalfunctie hebben gehad. Een boycot van alleen de SGP zou, gezien ook het toch al grote aantal thuisblijvers, nauwelijks zijn opgevallen.
Er zijn ook geen doorslaggevende principiële bezwaren tegen deelname aan deze verkiezingen aan te voeren. Noch bij het indienen van een kandidatenlijst, noch bij het uitbrengen van zijn stem, noch bij het beëdigd worden als lid van het Europese Parlement, moet men verklaren een voorstander te zijn van een (algehele) integratie van Europa. Binnen het Europese Parlement bevinden zich verscheidene tegenstanders van een supranationaal Europa, zij het dat hun bezwaren veelal een andere invalshoek hebben dan de onze.
De Reformatie in Europa
Ook in Straatsburg heeft de SGP een boodschap. De reformatorische principes waarvoor zij staat, zijn in hun geldingskracht niet beperkt tot Nederland. Gods geboden gelden immers voor alle mensen.
Historisch gezien was de Reformatie voluit een Europese beweging.
Calvijn werkte in Straatsburg en Geneve, de Lutherstad Witten-berg ligt thans in de DDR. Datheens geboorteplaats behoort al eeuwenlang tot de Franse republiek. De Nederlandse Geloofsbelijdenis draagt niet zonder reden ook de naam van Confessie Belgica. De Heidelbergse Catechismus vond zijn oorsprong eveneens buiten onze landsgrenzen. Van de beide opstellers werd Olevianus geboren in West-Duitsland en bevindt de geboorteplaats van Ursinus zich thans in Polen.
We hopen dan ook de partij zich ditmaal in grotere eensgezindheid dan de vorige maal het geval was, achter de officiële partijlijn zal scharen.
Waar een boycot van de Euro-verkiezingen door de hele SGP al niet zo zinvol is, werkt het duidelijk averechts wanneer een minderheid in de partij de verkiezingen boycot, terwijl de partij zelf met een gecombineerde lijst uitkomt.
Geen stemdwang
Meer dan één Eurozetel zal er voor de drie protestantse partijen wel niet inzitten, maar die ene zetel lijkt (zeker bij een laag opkomstpercentage) behoorlijk zeker.
Uiteraard zal de SGP ruimte moeten laten voor hen die onoverkomelijke bezwaren hebben om op 15 juni aanstaande naar de stembus te gaan. Een principiële partij kan het zich niet veroorloven om lichtvaardig over de gewetensbezwaren van een deel van haar leden heen te stappen. Van stemdwang mag ook hier geen sprake zijn.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 februari 1989
Zicht | 32 Pagina's