Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Gewetensvrijheid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gewetensvrijheid

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

door L.M.P. Scholten

Het karakteristieke van de SGP, waardoor zij een getieel eigen plaats inneemt in de Nederlandse politiek, wordt in belangrijke mate bepaald door haar visie op de zogenaamde klassieke grondrechten.

Deze klassieke grondrechten zijn bij de Grondwetsherziening van 1983 samengebracht in de artikelen 6 tot 9 van de Grondwet. Zij zijn: het recht op vrijheid van godsdienst en levensovertuiging (art. 6), het recht op vrijheid van meningsuiting (art. 7), het recht op vrijheid van vereniging (art. 8) en het recht op vrijheid van vergadering en betoging (art. 9).

De wijze waarop deze grondrechten daar zijn venwoord, de wijze waarop ze doorgaans principieel worden gefundeerd en de wijze waarop ze in de praktijk functioneren, staan haaks op de opvatting van het ambt der overheid waarvan de SGP uitgaat, en die bondig geformuleerd wordt in artikel 36 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Daar wordt het 'handhouden aan de heilige kerkedienst' als een wezenlijke taak voor de overheid gezien, met daarin als essentiële onderdelen het weren en uitroeien van alle afgoderij en valse godsdienst en het te gronde werpen van het rijk van de antichrist.

Tegelijk behoort het tot het karakteristieke van de SGP, dat zij zich verzet tegen elke vorm van staatsabsolutisme. Daarom legt zij grote nadruk op het belang van gewetensvrijheid.

Het moet opvallen, dat de vrijheid van geweten niet genoemd wordt bij de grondrechten in hoofdstuk 1 van de Grondwet!

Begripsomschrijvingen

Onder het geweten verstaan we een zedelijk regulerende instantie in de mens als een innerlijk 'kompas' inzake goed en kwaad. Het geweten wordt gevormd door de normen van goed en kwaad die de mens in zijn opvoeding zijn bijgebracht. Bijgevolg zal het geweten al naar gelang van de godsdienstige overtuiging heel verschillend spreken. De normen behoeven overigens niet noodzakelijk godsdienstig of levensbeschouwelijk bepaald te zijn, al zal dat meestal wel het geval zijn.

De vraag wat onder vrijheid van geweten te verstaan is, wordt heel verschillend beantwoord. Zowel de Oosthoek (6e druk, VI, 318) als de

Winkler Prins (7e druk, VIII, 424) omschrijven haar als de 'vrijheid om op godsdienstig terrein te den/een wat men wil'. Zo opgevat is vrijheid van geweten altijd werkelijkheid en elke wettelijke bescherming overbodig.

Geheel anders bijvoorbeeld Kortmann (Godsdienstvrijheid, 62): 'De grondwetgever heeft deze (namelijk het recht op gewetensvrijheid) echter uitdrukkelijk niet willen erkennen, op grond van de overweging dat geen enkele rechtsstaat kan toestaan dat de burger zich met een beroep op het eigen individueel geweten aan legaal tot stand gekomen verplichtingen onttrekt'. Blijkbaar ziet deze gewetensvrijheid als een ruimer begrip dan bijvoorbeeld godsdienstvrijheid en vreest hij maatschappelijk niet aanvaardbare gedragingen. In dezelfde bundel (20 en verder) hanteert Van Twist daarentegen 'vrijheid van geweten' weer als synoniem van de 'vrijheid van godsdienst en levensovertuiging' van artikel 6 van de Grondwet.

Onzes inziens is het onwedersprekelijk dat de vrijheid van geweten ook de vrijheid inhoudt om te tiandelen zoals het geweten voorschrijft. Abraham Kuyper concludeerde hieruit dat gewetensvrijheid daarom noodzakelijk godsdienstvrijheid omvat, alsook de vrijheid om zijn overtuiging onbelemmerd in het openbaar uit te dragen. Het is inderdaad duidelijk, dat een overheid die ernst zou maken met het weren en uitroeien van alle afgoderij en valse godsdienst, geen onbegrensde gewetensvrijheid kan toestaan. Ook thans is de gewetensvrijheid niet onbegrensd en we zijn het met Kortmann eens, dat onbegrensde gewetensvrijheid onmogelijk is.

Waarom opkomen voor gewetensvrijheid?

Waarom is de SGP eigenlijk voor gewetensvrijheid?

Zeker niet omdat het geweten iets ‘heiligs’ zou

* De heer L.M.P. Scholten is directeur van de Gereformeerde Bijbelstichting en lid van het hoofdbestuur van de SGP.

zijn, waar 'een ander af moet blijven'. We zagen reeds dat een geweten, verkeerd gevornnd, metterdaad kan dwalen.

Algemeen gebruikelijk is thans de grondrechten te motiveren met de waardigheid van de menselijke persoon, als een werkelijkheid die respect afdwingt. Ook een dwalend mens, zegt men, is respect verschuldigd, omdat en in zoverre hij mens is. En het hoogste persoonlijke goed van de mens is zijn vrijheid. De Algemene Verklaring van de Rechten van de Mens (1948) heeft hier baanbrekend gewerkt. In een ingrijpende koerswijziging heeft ook Rome in 1965 (het Tweede Vaticaanse Concilie) de godsdienstvrijheid geaccepteerd, gebaseerd op de 'waardigheid van de mens'. De vrijheid en de waardigheid van de mens prevaleren zo boven de rechten van de waarheid.

Wij belijden dat de waarheid objectief te kennen is (aan de hand van Gods openbaring in Zijn Woord) en rechten heeft. Wat onwaar is (dwaling, valse godsdienst) heeft principieel geen rechten, ook geen bestaansrecht.

Waarom dan opkomen voor gewetensvrijheid? Twee motieven die elkaar aanvullen:

1. De erkenning van de noodzaak van een praktijk van een zekere inschikkelijkheid jegens elkaar (feitelijke tolerantie), gepaard met het besef dat men iemand door hem te dwingen tegen zijn geweten te handelen, zijn persoonlijke integriteit ontneemt.

Ter wille van het behoud van andere waarden in de samenleving verdraagt de overheid bepaalde, uit gewetensovertuiging voortvloeiende, afwijkende gedragingen.

2. De erkenning van grenzen aan de bevoegdheid van de overheid.

Het is wel de plicht van elk mens de ware godsdienst te belijden, maar daartoe kan en mag de overheid niet dwingen.

Tegen een absolutistische overheidsmacht die geen grenzen in acht neemt, stelt de SGP dat de taak van de overheid zich beperkt tot ordening van het publieke leven. Buiten de grenzen van de overheidsbevoegdheid is de gewetensvrijheid niet slechts een door praktische ovenwegingen ingegeven welwillendheid (motief 1), maar een recht.

Beide motieven zijn historisch aanwijsbaar in het bestel van onze Republiek met het befaamde artikel 13 van de Unie van Utrecht ('dat een ieder particulier in zijn religie vrij zal mogen blij­ven en dat men niemand terzake van de religie zal mogen achterhalen of onderzoeken’).

Hoe handelen met gewetensbezwaren?

Al is de vrijheid van geweten niet onder de grondrechten opgenomen, toch erkent de Nederlandse wetgever gewetensbezwaren. Van gewetensbezwaren is sprake, wanneer de rechtsorde een gedrag, resp. een onthouding verlangt, waarover het geweten een onvoorwaardelijk veto uitspreekt. Men zegt: ik kan dat niet. (Er is dus geen sprake van puur subjectieve willekeur zoals in 'ik voel daar niet voor', of 'ik wil dat gewoon niet’.)

Dwingt de staat de wettelijke opgelegde verplichting toch af, dan is er sprake van gewetensdwang.

Voor gewetensbezwaarden tegen (onder meer) militaire dienstplicht, verzekeringsplicht, vaccinatieplicht heeft de wetgever ontheffingsbepalingen gemaakt. (Merkwaardig en mijns inziens niet zonder bedenkingen is, dat de wetgever ten aanzien van bezwaren tegen de verzekeringsplicht de term 'gemoedsbezwaren' hanteert. Het gemoed is de zetel van de emoties. Gemoedsbezwaren zijn beduidend subjectiever: ik voel het zo.)

Hoe dient de houding van de overheid vanuit SGP-gezichtspunt te zijn tegenover gewetensbezwaren? Puntsgewijs:

1. Voorop sta de principe-bereidheid om hun die op gewetensgronden tegen een hun opgelegde plicht c.q. verbod bezwaar maken, de vrijheid te geven hun geweten te volgen, ook al kost dat de samenleving inspanning en financiële offers. Daarmee zegt de overheid niets over de morele rechtmatigheid van het bezwaar.

2. Het gewetensbezwaar mag geen voonwendsel zijn om zich aan bepaalde plichten c.q. verboden te onttrekken en moet daarom terdege getoetst worden op echtheid. Daarbij dient er rekening mee te worden gehouden dat gewetensbezwaren niet altijd uit een godsdienstige overtuiging behoeven voort te komen. De echtheid zal ook blijken uit de inspanning en de offers die betrokkene zelf voor zijn overtuiging over heeft.

3. Er zal een afweging gemaakt moeten worden met het belang van de openbare orde, bezien vanuit het ambt der overheid als dienares Gods.

Het gaat niet aan, elke gedraging en elk inzicht, hoe maatschappelijk venwerpelijk ook, toe te laten met een beroep op de vrijheid van geweten. Dit klemt te meer naarmate wij meer en meer te maken krijgen met religies waarvan de opvattingen soms ver afwijken van de in Nederland gangbare rechtsorde (bijvoorbeeld polygamie, lijkverbranding in de open lucht). Op de overheid rust dan wel de bewijslast dat het haar onmogelijk is aan een bepaald gewetensbezwaar tegemoet te komen.

4. Gewaakt moet worden tegen rechtsongelijkheid.

Dat kan het opleggen van een alternatieve verplichting betekenen (bijvoorbeeld vervangende dienstplicht, een extra belastingheffing in plaats van premiebetaling) om bepaald 'voordeel' te voorkomen.

Ook dient bezien te worden of derden door het verlenen van de vrijstelling persoonlijk nadeel ondervinden.

Erkenning van iemands gewetensvrijheid houdt ook de vrijheid in om zijn geweten te (laten) vormen, en dat van de personen die aan zijn zorgen zijn toevertrouwd, in concreto de vrijheid zijn kinderen dezelfde gewetensvorming te geven. Hoever strekt dat?

Wat zijn daarvan de consequenties voor de vrijheid van onderwijs en allerlei andere activiteiten, kortom de vrijheid van het opbouwen van een eigen subcultuur (‘gewetenscultuur’)?

Beginselprogram

Kenmerkend voor het opkomen voor gewetensvrijheid is het opkomen voor de vrijheid van andermans (veelal in onze ogen dwalend) geweten. Zo functioneerde de gewetensvrijheid ook in onze Republiek. Terecht vindiceert het Program van Beginselen van de SGP de gewetensvrijheid (artikel 8, in het nieuwe concept artikel 21, beide handelend over de gezondheidszorg). Voor de zuiverheid van het beginsel verdient het sterk de voorkeur, dit beginsel niet (alleen) te vermelden in het artikel over de gezondheidszorg, maar in dat gedeelte van het Program dat

handelt over de taak en de bevoegdheidsgrenzen van de overheid.

Literatuur

Recente SGP-literatuur:

J.T. van den Berg, 'Botsing van grondrechten een steeds actueler probleem', ZICHT, 1987-3). G. Holdijk, 'Nieuw wettelijk kader voor de uitoefening van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, van vergadering en betoging’,

ZICHT, 1987-6 en 1988-1. G. Holdijk, 'Gelijkheidsstreven in het openbaar bestuur', Z/CHT, 1986-5.

H.G. Leertouwer, G. Roos en J.T. van den Berg, De verhouding kerk en staat (Info-serie LVSGS, 1988).

J. Mulder en L.M.P. Scholten, 37 Artikelen, ... min één? (Info-serie LVSGS, 1988). F.W.J. den Ottolander, 'Over vrijheidsrechten en gelijkheldsdwang', ZICHT, 1985-5.

P. de Vries, 'Politiek en vreemdelingschap', ZICHT, 1987-4.

Oudere SGP-literatuur: P. Zandt en C.N. van Dis, Uiteenzetting van de artikelen van het beginselprogram der Staatkundig Gereformeerde Partij, deel II (1965).

Van GPV-zijde:

J. Douma, Politieke verantwoordelijkheid (1984) (zie ook de recensie van G. Holdijk in ZICHT, 1985-6.

J.P. de Vries e.a.. Een vrije kerk/een vrije staat (1988).

Van RPF-zijde: S.O. Voogt, Godsdienstvrijheid bedreigd? Van vermeend gelijke monniken en verkapte discriminatie (Nunspeet 1988).

Een goede algemene inleiding In de staatsrechtelijke problematiek, vanuit r.k. gezichtspunt: M.J.J.G. Chappin, J.P van Twist, C.A.J.M. Kortmann e.a.. Godsdienstvrijheid (Thijmgenootschap, 1983).

Vanuit (oud-)AR-gezichtspunt en fundamenteel: L.W.G. Scholten, Overheid en Consciëntiebezwaren (met het bijbehorend verslag ter bespreking op 10 juni 1931 te Amersfoort vh. referaat van dr. L.W.G. Scholten) (Calvinistische Juristenvereniging, 1931).

Historische gegevens: D.J. de Groot, De Reformatie en de staatkunde (Franeker1955).

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 april 1989

Zicht | 44 Pagina's

Gewetensvrijheid

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 april 1989

Zicht | 44 Pagina's