Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Groen van Prinsterer: strijder tegen, of produkt van de tijdgeest?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Groen van Prinsterer: strijder tegen, of produkt van de tijdgeest?

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Bestaan er originele denkers? Dit heb ik altijd een interessante vraag gevonden. Neem maar een willekeurige biografie van een groot staatsman, filosoof of kunstenaar, en zie wat een veelheid van invloeden dergelijke mensen hebben ondergaan. Sommige biografen menen, dat ze van elk zinnetje dat hun favoriet ooit heeft uitgesproken, de bron kunnen achterhalen. Je vraagt je af: heeft die grote staatsman ooit zelf wel eens iets verzonnen, blijft er van die beroemde filosoof nog iets meer over dan de som van de door hem gelezen boeken? Waar is de originaliteit gebleven?

Een groot probleem. Want inderdaad, na zo'n 6000 jaar wereldgeschiedenis valt het niet meer mee om iets te zeggen wat nog nooit eerder gezegd is. Misschien mogen we iemand al origineel noemen, als hij aan alles wat vroeger reeds gezegd is, een heel klein stukje "nieuws" toevoegt. Misschien ook moeten we originaliteit meer zoeken in een nieuwe combinatie van al bestaande denkbeelden.

GROEN: EEN ORIGINEEL DENKER

Zo beschouwd kunnen we Groen van Prinsterer met een gerust hart een origineel denker noemen. In intellectueel opzicht heeft Groen van veel auteurs invloed ondergaan, maar toch kan hij met geen van deze auteurs vereenzelvigd worden. Zijn de boeken die hij geestelijk heeft verslonden talloos, door gebruik te maken van het filter van het christelijk geloof, behield hij er alleen die elementen van, die z.i. met dat geloof in overeenstemming waren. Zo kwam hij toch tot een geheel eigen visie op de werkelijkheid, tot een heel eigen kijk ook op staat en politiek.

Hierover willen we het in dit artikel hebben. We vragen ons niet alleen af wat Groens denkbeelden waren over de grondslagen van staat en politiek, maar vooral waar hij die denkbeelden vandaan haalde. M.a.w. door welke denkers of denkrichtingen is Groen in zijn wijsgerig-politieke bezinning beïnvloed? En hoe moeten we die beïnvloeding (misschien wel door niet-christelijke auteurs) beoordelen? Is het bijvoorbeeld waar dat Groen zich zozeer voor het karretje van het historisme heeft laten spannen, dat hij tot een star conservatisme verviel?

RIJPE VRUCHT MET VEEL NOTEN

Bij het zoeken naar een antwoord op deze vragen, nemen we ons uitgangspunt in Groens bekendste werk, het veel geprezen maar waarschijnlijk weinig gelezen Ongeloof en Revolutie. Dit boek deed Groen in 1847, dus op 45-jarige leeftijd, het licht zien. Het mag daarom beschouwd worden als een rijpe vrucht van Groens denken. Wordt iemand in zijn jeugd vaak nog heen en weer geslingerd tussen allerlei meningen, ondervindt hij dan weer eens van deze, dan weer eens van die invloed, van Ongeloof en Revolutie mogen we verwachten dat we daarin zien welke denkers op Groen een diepgaande en blijvende invloed hebben uitgeoefend . Sprekend is het in dit verband ook dat Groen in de tweede uitgave van 1868 (acht jaar voor zijn dood) geen ingrijpende wijzigingen aanbracht.

Als we - op zoek naar de "geestelijke vaders" van Groen - Ongeloof en Revolutie voor ons nemen, bemerken we tot onze grote vreugde dat Groen ons een handje geholpen heeft. In de voetnoten vinden we legio citaten en auteursnamen. Maar nu moeten we oppassen! Groen was nl. een eclecticus, zelfs in die mate dat hij zonder blikken of blozen auteurs citeerde waarmee hij het in de grond der zaak roerend oneens was, maar bij wie hij toch nog wel enkele goede gedachten ontdekte. Daarom is het niet zinvol om van de voetnoten uit te gaan. Beter lijkt het mij om eerst enkele hoofdlijnen uit Ongeloof en Revolutie weer te geven, om dan vervolgens van die hoofdlijnen de bronnen op te sporen.

GEZIN EN STAAT

Dat Groen zich in Ongeloof en Revolutie richtte tegen de Franse Revolutie, zal elke SGP-er bekend zijn. Van het feit dat Groen vooral streed tegen de beginselen waaruit die revolutie voortkwam, en dat onder die beginselen m.n. gerekend moeten worden "de volkssoevereiniteit" en "het maatschappelijk verdrag", daarvan zal de gemiddelde SGP-er eveneens wel op de hoogte zijn. Minder bekend is echter wat Groen daar nu tegenover stelde. Hoe ontkrachtte hij die revolutionaire theorieën?

De leer van het "maatschappelijk verdrag" gaat ervan uit dat in wezen alle mensen gelijk zijn. Er is een soort "oertoestand" geweest, waarin geen enkel individu boven het andere stond. Om bepaalde redenen echter hebben op zeker moment al die gelijke individuen een deel van hun macht afgestaan aan een vorst of regeringscollege: men heeft een verdrag gesloten. Die macht heeft men echter niet definitief afgestaan; ten diepste behoort zij nog altijd tot het volk. Het volk is soeverein en heeft het recht om indien nodig op revolutionaire wijze de macht weer aan zich te trekken.

Deze beginselen nu ging Groen in Ongeloof en Revolutie tot in de wortel bestrijden. Zo'n oorspronkelijke situatie van volkomen gelijkheid had helemaal nooit bestaan, zo betoogde hij. Integendeel, van het begin van de schepping af was de mens afhankelijk geweest. Kinderen waren ondergeschikt aan hun vader, de vrouw aan haar man. De staat vfus niet na verloop van tijd door mensen in het leven geroepen, maar had altijd bestaan. Het gezin was eigenlijk de eerste staat en de eerste soeverein was de huisvader Later werd dit het familie-of stamhoofd, nog weer later de vorst, president of wie dan ook'.

VON HALLER: MACHT EN BEZIT

De opvatting over de staat heeft Groen niet van zichzelf. Niet alleen vindt men deze gedachte terug bij W. Bilderdijk en E. Burke, maar men komt hem m.n. tegen bij de Zwitserse landedelman en historicus CL. von Hallen Von Haller meende dat er van een zgn. natuurtoestand zonder enige binding (vgl. Rousseau) geen sprake kon zijn. Afhankelijkheidsverhoudingen daarentegen waren wezenlijk voor de menselijke samenleving. Die afhankelijkheidsverhoudingen nu, stoelden volgens Von Haller op bezit, m.n. op het bezit van grond. De vader was de eerste eigenaar en daarom ook de eerste machthebber.

De staat was volgens Von Haller dus naar oorsprong en wezen patrimoniaal; hij werd bestuurd op de grondslag van het patrimonium, het erfelijk grondbezit van de regerende dynastie. Daarom waren ook alle staatsdiensten en staatsfuncties in wezen niet anders dan diensten en functies in de huishouding van de heer.

De vraag kan nu rijzen of, indien de vorst in feite eigenaar van het land was, er dan nog beperkingen aan zijn macht waren. Hiervan valt bij Von Haller niet veel te bespeuren. De soevereiniteit van een vorst was onbeperkt, alleen maar gebonden aan de macht van een eventueel nog hoger staande vorst 2.

TEGEN DE REVOLUTIE-BEGINSELEN

Deze Von Haller nu wordt door Groen regelmatig met instemming geciteerd. En begrijpelijk. Groen vond in de werken van de contra-revolutionair Von Haller bruikbare argumenten in zijn strijd tegen de revolutie-beginselen.

Nu moeten we bij het gebruik van Von Haller door Groen tenminste twee kanttekeningen plaatsen. Ten eerste neemt Groen van Von Haller niet alles over. Zo komen we de gedachte dat soevereiniteit puur een kwestie is van fysiek overwicht, niet bij Groen tegen. Groen koppelde de soevereiniteit eerder aan het oude, ook door Bossuet gebruikte, begrip van het "droit divin"^. T.o.v. de mensen had de vorst een zekere onafhankelijkheid (die overigens ook weer ingeperkt werd door in het verleden aan het volk verleende privileges), maar tegenover God, van Wie hij zijn gezag had ontvangen, was hij gebonden aan Diens wet, de wet zoals die in de Schrift geopenbaard is. Ten tweede moet opgemerkt worden dat Groen Von Haller niet geheel doorgrond heeft. Ten onrechte rekende hij hem onder de Historische Rechtsschool, terwijl hij de sterke natuurrechtelijke inslag bij Von Haller geheel over het hoofd zag*. Maar dit terzijde. Het gaat er nu niet om wie Von Haller was, maar hoe Groen hem zag en gebruikte, nl. als een historisch argumenterend denker.

HISTORISCH ARGUMENT

Dat historische argument was voor Groen bijzonder essentieel. De revolutionaire denkers vergaten, zo betoogde hij in Ongeloof en Revolutie, de geschiedenis. Zij vergaten de geschiedenis van de staten te bestuderen, waardoor zij ontdekt zouden hebben dat de wereld nooit zonder gezagsverhoudingen is geweest. In plaats daarvan verzon men de rationalistische constructie van volkssoevereiniteit en maatschappelijk verdrag. De geschiedenis toonde aan dat dit werkelijkheidsvreemde denkconstructies waren, die voortkwamen uit een ongelovig hart3.

Dat Groen de historische argumentatie bijzonder aansprak, zal bekend zijn. Men hoeft Ongeloof en Revolutie maar even door te bladeren en men ziet dat het een en al "geschiedenis" is, wat de klok slaat. Het boek draagt niet voor niets de ondertitel "Een reeks historische voorlezingen". Door de historische feiten zonder opsmuk aan de lezer voor te houden, moest die volgens Groen wel overtuigd worden van het verderfelijke van de revolutionaire beginselen. De geschiedenis toonde glashelder aan dat als men eenmaal op een verkeerd, goddeloos denkspoor zat, alle ontwikkelingen onvermijdelijk uit moesten lopen op de revolutie^.

IDEEËNLEER

Niet alleen weerlegde Groen in Ongeloof en Revolutie met historische argumenten de revolutionaire theorieën, maar hij toonde ook m.b.v. de geschiedenis aan hoe die theorieën zich hadden kunnen ontwikkelen. Het begon volgens Groen met de verkeerde vooronderstelling, dat de mensen in wezen gelijk zijn. Zag men om zich heen, dan bemerkte men in de praktijk van dit ideaal weinig. Waar kon dit dan aan Uggen? Niet aan de mensen, want die waren goed. Dus: aan de vormen! Wat moest er dan gebeuren? Revolutionaire verandering!''

Zo zag Groen in de geschiedenis een wetmatige ontwikkeling van ideeën. Die ideeën die onder de mensen leefden, bepaalden noodzakerlijkerwijze de gebeurtenissen. Zo was de Franse Revolutie uiteindelijk niet veroorzaakt door een falend Europees staatsrecht, niet door een gebrek in de staatsvormen, niet door allerlei wandaden van vorsten, maar alleen door de revolutionaire beginselen. Terloops merk ik op dat deze leer van de "historische ideeën" met Plato natuurlijk weinig van doen heeft, daar bij Plato de ideeën onveranderlijke grootheden en buiten-historische normen zijn, terwijl het bij Groen om zich in de geschiedenis ontwikkelende ideeën gaat.**

VON SAVICNI

Waar moet nu Groens voorkeur voor het historisch argument op teruggevoerd worden? Natuurlijk is het waar dat de geschiedwetenschap in zekere zin bij zijn karakter en interesses aansloot, maar hierbij mogen we niet blijven staan. Van even groot belang is het dat Groen nu eenmaal geboren werd in een tijd waarin de geschiedwetenschap een grote opbloei doormaakte. Stelde men zich - gechargeerd gezegd - in de 18e eeuw vooral de analytische vraag "Hoe is het (samengesteld)? ", in de 19e kwam hiervoor in de plaats de genetische vraagstelling "Hoe is het ontstaan/gegroeid? ". Alle wetenschappen waren in de 19e eeuw doordrenkt van historisch besef. We bevinden ons dan in de tijd van het historisme.

Met deze denkrichting had Groen al tijdens zijn rechtenstudie in Leiden, lang voordat hij zijn Ongeloof en Revolutie schreef, kennis gemaakt. Via de hoogleraar Van Assen kreeg hij kennis aan de grote voorganger van de Historische Rechtsschool, F.K. Von Savigni. Savigni past de historische gedachte toe op het recht. Er was volgens hem geen sprake van altijd en overal geldend recht, het zgn. natuurrecht, dat door de Verlichtingsdenkers was gepropageerd. Nee, wilde men het wezen van het recht leren kennen, dan moest men aan Techisgeschiedenis gaan doen. De geschiedenis wordt bij Savigni ook norm voor het recht. Rechtspraak in een land is pas goed te noemen, als die aansluit bij vroegere rechtspraak in dat land. Dat Groen hierdoor sterk beïnvloed is, blijkt wel hieruit dat hij een tijdlang het plan gekoesterd heeft, z'n juridische dissertatie aan Savigni te wijden.^

BURKE EN DE FRANSE TRADITIONALISTEN

Overigens werd de invloed van Savigni op Groen al snel overschaduwd door de invloed van Burke. Weliswaar is Burke chronologisch en inhoudelijk de voorganger van Savigni, maar voor Groen werd Burke toch de anti-revolutionair bij uitstek. Evenals Savigni kende Burke aan de geschiedenis een normatieve waarde toe. Vooral het buiten de werking en invloed van de mens ontstane en gegroeide, zag hij als produkt van een goddelijke werkzaamheid. Tegenover de rationalisten die grote waarde hechtten aan het bewust door de mens gecreëerde, zag Burke de geschiedenis primair als een organische groeiproces. Tegen dat organisch gegroeide mocht men zich dus niet verzetten, en alle abrupte veranderingen moesten afgewezen worden. Naast Burke onderging Groen ook invloed van de zgn. Franse traditionalisten (een verzamelnaam voor een aantal Franse, rooms-katholieke contra-revolutionaire schrijvers, waaronder F.H.F.R. de Lamenais). Ook voor hen was de geschiedenis sterk verbonden met het Voorzienig handelen Gods.10"

Het is duidelijk dat in deze denktrant het gevaar dreigt van quietisme en conservatisme. Als men zozeer benadrukt dat de geschiedenis het resultaat is van Gods wil en werking, is het goed mogelijk dat men feit en norm gelijk gaat stellen. Groen is aan dit gevaar misschien niet altijd ontkomen. Zo meende hij dat het bestaan van de drie standen, adel, geestelijkheid en burgerij, tot het wezen van de staat behoorde.^^ Zo stelde hij ook wel dat wanneer een '^""^ door een vijand veroverd werd, de heerschappij van die vijand op zeker moment legitiem werd. Toch gaat deze kritiek op Groen niet helemaal op. In ^e eerste plaats grondde hij de verjaring van onrecht, hierboven genoemd, niet zozeer op het verstrijken van de tijd, als wel op de verwisseling van personen en omstandigheden. In de tweede plaats - en dit is belangrijker - heeft Groen nooit uitsluitend de norm van de historie gebruikt. In zijn Proeve over de rniddelen waardoor de luaarheid wordt gekend en gestaafd (1834) rekent hij onder die middelen niet alleen de geschiedenis maar ook de Openbaring. Groen beoordeelde de werkelijkheid om hem heen niet alleen aan de hand van het verleden, maar ook aan de hand van het christelijk geloof. Die beide criteria zijn bij Groen trouwens nauwelijks te scheiden. Zo wees hij de Revolutie af, zowel omdat die niet paste in het proces van geleidelijke ontwikkeling, alsook omdat zij streed tegen het Christelijk beginsel. Mochten Openbaring en geschiedenis toch ergens met elkaar in strijd komen, dan besliste in laatste instantie de Openbaring.

"LE STAHL DE LA HOLLANDE"

Nu we een aantal denkers hebben genoemd die grote invloed hebben uitgeoefend op Groen, mogen we er één - een schrijver die eveneens stond in de historische tradidie - beslist niet vergeten: Friedrich Julius Stahl. Niet alleen in Ongeloof en Revolutie, maar ook in vele andere werken van Groen duikt de naam van Stahl steeds weer op. Speciaal aan de Duitse hoogleraar gewijd, is Groens Ter nagedachtenis aan Stahl.^^ Groen noemt Stahl de auteur aan wie hij zich als geen ander verplicht voelt. Tenslotte werd Groen niet voor niets wel aangeduid als "Ie Stahl de la Hollande13"

En inderdaad, de overeenkomsten tussen beide denkers zijn groot. Beiden tekenden verzet aan tegen de Revolutie, beter gezegd tegen de uitgangspunten daarvan, beiden zagen geen heil in een conservatieve contrarevolutie, maar spraken zich, uitgaande van de Openbaring, uit voor christelijk staatsonderwijs en voor een overheid die zich gebonden weet aan Gods wet, beiden hebben - kortom - een sterk theocratische visie. Beiden fundeerden hun ideaal van een christelijke staat (de één in Nederland, de ander in Pruisen) tevens in de geschiedenis. Omdat Nederland, zo argumenteerde Groen, in z'n ontstaansgeschiedenis een christelijke staat was, hadden de christenen, ook in de 19e eeuw nog, een recht op de staat. Natuurlijk zijn er ook verschillen tussen Groen en Stahl, zoals Stahls wat meer tegemoetkomende houding t.o.v. de Rooms-katholieken, maar de overeenkomsten zijn toch het meest bepalend.14

PUBLIEKRECHTELIJK

Maar is hier nu ook van beïnvloeding sprake? Is het zo dat Groen door het lezen van Stahl op geheel andere gedachten is gekomen t.a.v. van de fundamentele politieke vraagstukken? Ik ben van mening van niet. Veeleer is het zo dat Groen zich door Stahl bevestigd voelde in de denkbeelden die hij al eerder gevormd had. Een sterk bewijs hiervoor is, dat Groen zijn hoofdwerk Ongeloof en Revolutie geschreven heeft op een moment (nl. in 1847) dat hij met Stahl nog geheel onbekend was^^. Verder is het opvallend dat Groen in de tweede uitgave van Ongeloof en Revolutie in 1868 wel veelvuldig verwijzingen naar Stahl opnam, maar dat hij in het boek geen enkele ingrijpende wijziging aanbracht. Blijkbaar had zijn kennismaking met Stahl geen verandering van opinie teweeggebracht! Er is één uitzondering: o.i.v. Stahl stapte Groen over van de privaatrechtelijke opvatting van de staat op de publiek­ rechtelijke opvatting.

Wanneer we de ideeën van Von Haller goed tot ons door laten dringen, komen we tot te conclusie dat deze denker de staat eigenlijk zag als een privaatrechtelijk lichaam. Wezenlijk onderscheid tussen staat en gezin was er voor hem niet. Stahl heeft op dit punt Von Haller sterk becritiseerd, en Groen van Prinsterer heeft die critiek uiteindelijk overgenomen, zij het dat hij zijn nieuwe visie op het publiekrechtelijke karakter van de staat niet meer in de tweede uitgave van Ongeloof en Revolutie heeft verwerkt.i^ Desniettegenstaande kwam hij steeds meer tot de conclusie dat de staat allerlei publieke verantwoordelijkheden had. Merkwaardig is dat Groen tegelijkertijd vast hield aan de gedachte dat de staat voortkwam uit het gezin.

CONCLUSIES

Groen heeft in zijn wijsgerig politieke denken vele invloeden ondergaan. In het bovenstaande hebben we geprobeerd de voornaamste van die invloeden, zoals we ze aantreffen in Ongeloof en Revolutie, te schetsen. Duidelijk is geworden dat Groen zich enerzijds verzette tegen de tijdgeest, nl. zoals die zich openbaarde in rationalistische ongeloofstheorieën, maar dat hij anderzijds ook voluit "kind van zijn tijd" was. In zijn verzet tegen de Revolutie sloot hij zich aan bij een andere tijdgeest, het opkomende historisme. Dat dit een schadelijke keus is geweest, zeggen wij een aantal van Groens critici niet direct na. In het vaarwater van een absoluut historisme is Groen nooit terecht gekomen. Dit had hij te danken aan een tot nu toe nog niet expliciet genoemde "invloed": Jezus Christus. Deze was zelfs de belangrijkste beïnvloeder van Groens denker, i , vr • taat en politiek en juist om die reden kan het goed zijn als wij, als de': -.' / ch op haar beurt weer door Groen laat beïnvloeden.


1. G. Groen van Prinsterer, Ongeloof en Revolutie. Eene reeks van historische voorlezingen (Amsterdam 1940; 4e druk) 32.

2. H.J. Smit, 'Groen en de prae-revolutionaire staatsvormen' in: L.C. Suttorp e.a. red.. Groens Ongeloof en Revolutie. Een bundel studiën (Wageningenl949)30, 31.

Groen, Ongeloof, 40, 41.

H. Dooijeweerd, 'Het historisch element in Groen's staatsleer' in: L.C. Suttorp e.a. red., Groen's Ongeloof en Revolutie. Een bundel studiën (Wageningen 1949) 127.

Groen, Ongeloof, 96.

Groen, Ongeloof, 1.

Groen, Ongeloof, 98.

J.L.P. Brants, Groen's geestelijke groei. Onderzoek naar Groen van Prinsterer's theorieën tot 1814 (Amsterdam, 1951) 100.

9. Brants, Groen's geestelijke groei, 30.

10 Brants, Groen's geestelijke groei, 62-66, 103.

11 Nederlandsche Gedachten, dl. III, 54.

12. G. Groen van Prinsterer, Ter nagedachtenis van Stahl (Amsterdam 1862).

13. G. Fafié, Friedrich Julius Stahl. Invloeden van zijn leven en werken in Nederland 1847-1880 (Rotterdam 1975) 121.

14. Fafié, Friedrich Julius Stahl, 152-154.

15. G. Groen van Prinsterer, Verscheidenheden over Staatsrecht en Politiek (Amsterdam 1850) 79.

16. Smit, 'Groen en de prae-revoltionaire staatsvormen', 53.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 1991

Zicht | 36 Pagina's

Groen van Prinsterer: strijder tegen, of produkt van de tijdgeest?

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 1991

Zicht | 36 Pagina's