Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Schaalvergroting in het onderwijs

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Schaalvergroting in het onderwijs

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Schaalvergroting in het onderwijs

ir. B.J. van der Vlies*

Schaalvergroting tekent zich in de maatschappij overal af. In de landbouw, in de winkelstand, in het bedrijfsleven en ook in het onderwijs. Economische motieven worden er voor aangevoerd. Naarmate de factor arbeid duurder werd èn de ontwikkeling van mechanisatie via automatisering tot computerisering duurdere investeringen vergde, die toch zo renderend mogelijk moesten worden aangewend, vielen de beleidsmakers op schaalvergroting als instrument, teneinde expansie te kunnen verwezenlijken en concurrentie van elders het hoofd te kunnen bieden. Schaalvergroting is vooral in de na-oorlogse tijd onmiskenbaar. Tegelijk zijn de gevolgen van deze schaalvergroting in de belevingswereld van de doorsnee burger bepaald niet altijd winst. Bereikbaarheid van voorzieningen, persoonlijke aandacht en toewijding, bleken in het geding. Vooral kleine kernen ten plattelanden betaalden het gelag. Het voorzieningenniveau liep terug, persoonlijke betrokkenheid op afstand in beleid en bestuur. Immers, ook het openbaar bestuur onderging een deel van dit proces (gemeentelijke herindelingen!). De overheid trouwens, stimuleerde niet zelden op beleidsmatige gronden schaalvergrotingsprocessen. Een bekend voorbeeld is de landbouw. Schaalvergroting: een proces met voordelen èn nadelen. Het is niet alleen zwart of wit. De economische motieven zijn niet te ontkennen geweest en doen zich ook nu nog wel gelden. Aan de andere kant moet er aandacht blijven voor de "menselijke maat" en de in de loop der tijden gegroeide verhoudingen, die overigens - en dat zwakt deze stelling meteen weer af-zelf resultaat zijn van vergelijkbare processen in het verleden.

SCHAAL EN SCHOOL

Schaalvergroting in het onderwijs; waarom? Een teruglopend aantal leerlingen en toch eerder méér dan minder scholen. Dit dilemma houdt de politiek reeds jaren bezig. De kosten per leerling nemen gemiddeld genomen toe. De Onderwijsbegroting is moeilijk beheersbaar gebleken. Zuiniger omspringen met de mogelijkheden dus. Dat betekent een hogere drempel om een school te kunnen beginnen en in een eerder stadium de beslissing om een in leerlingtal afnemende school te gaan sluiten. Voorstellen zijn gedaan om zowel de stichtings-als de opheffingsnorm daartoe te verhogen. Het gaat hierbij om een financieel motief, maar er zijn er meer. De overheid wil zich op grotere afstand plaatsen van geledingen die maatschappelijke en andere functies verzorgen. Meer autonomie voor de scholen dus. Maar wil een schoolbestuur die grotere beleidsruimte en verantwoordelijkheid aan kunnen, aldus de redenering, dan moet het voldoende zijn en enige professionalisering nastreven. Grotere bestuurlijke eenheden dus. Concentratie, schaalvergroting.

En dan is er nog een daarmee samenhangend motief. Meer autonomie voor schoolbesturen, de overheid meer op afstand; maar wel een indringender kwaliteitstoets. De overheid zal op de kwaliteit nauwkeurig letten. Versnippering van onderwijssoorten en onderwijsvormen wordt als een sta-in-deweg beschouwd voor kwaliteitsverbetering. Daarom moeten samenwerking, concentratie, herijkte taakverdeling en dergelijke worden gestimuleerd. De overheid doet dat mede in het licht van de, ook in internationaal vergelijk en perspectief, nodige vernieuwing van ons onderwijsbestel. Budgettaire beheersbaarheid, autonomievergroting en kwaliteitsverbetering, ziedaar de voornaamste redenen voor schaalvergroting. Of moet ik daaraan nog toevoegen de verwerkelijking van gelijke kansen in het onderwijs voor ieder!?

In het universitair onderwijs hebben wij de TVC-operatie gehad (taakverdeling en concentratie van studierichtingen over de universiteiten), in het HBO de concentratie van enkele mammoet-instellingen, in het MBO de SVM-operatie (sectorvorming en vernieuwing). In het voortgezet onderwijs speelt de discussie over de basisvorming in de tweede fase. Een van de doelen is de vorming van brede scholengemeenschappen. De kleinere scholen moeten maar opgeheven worden dan wel als nevenvestiging van grote blijven bestaan. Waar ligt het eindpunt van dergelijke processen? In het MBO moet het nu al weer naar nog grotere concentraties, de ROC's (d.w.z. regionale opleidingencentra, waarin clusteringen van alle soorten middelbaar beroepsonderwijs en volwassenen-educatie plaats heeft). En hoe lang zal een nevenvestiging in de praktijk volwaardig kunnen bestaan?

In deze opsomming kan het basisonderwijs niet ontbreken. Kleinere scholen zitten in de gevarenzone. Nieuwe scholen mogen eerst na een veel hogere prognose van start, waardoor het voor nieuwe initiatiefnemers veel moeilijker is geworden. In de bij het parlement aanhangige voorstellen was, in tegenstelling tot wat ooit in het vooruitzicht werd gesteld, geen verhoudingsgewijs lagere stichtingsnorm voorzien voor de eerste school van een richting. Zowel uit "onze hoek" als uit die van bijvoorbeeld het bijzonder onderwijs op algemene grondslag, is daar bij herhaling de vinger bij gelegd.

De opheffing van teruglopende scholen mag geen kaalslag op het platteland veroorzaken. Daartoe is de bruikbare vondst van de leerlingendichtheid per gemeente ontwikkeld. Hoe kleiner of hoe meer vergrijsd de gemeente, hoe lager de leerlingendichtheid en daarmee de opheffingsnorm. Deze benadering levert soelaas op, maar redt natuurlijk niet iedere school.

SCHAAL EN KWALITEIT

Verwonderd en eigenlijk verbouwereerd nam ik indertijd kennis van een aanbeveling van de bewindslieden op Onderwijs om de schoolgrootte in het basisonderwijs drastisch op te hogen met als reden dat eerst in een basisschool van ongeveer 500 leerlingen kwaliteit zou gegarandeerd zijn. Zo simpel ligt dat niet. Gelukkig heeft staatssecretaris Wallage van deze argumentatie afstand genomen. Een school is niet goed als hij groot is. Een kleine school is niet minder om het enkele feit dat hij klein is. Het gaat om meer. De onderwijskracht voor de groep, het pedagogisch-didactische klimaat, de betrokkenheid van bestuur, personeel en ouders, het geestelijke gehalte en dergelijke bepalen zeker zo duidelijk het klimaat en de kwaliteit. De dreiging van massaliteit en daarmee de anonimiteit in grotere scholen is reëel en zal beleidsmatig moeten worden gekeerd. Maar er zijn ongetwijfeld grotere scholen die aan de vereiste persoonlijke begeleiding van leerlingen een heel eind tegemoetkomen. Op zichzelf is de persoonlijke aandacht in een kleine school voor de hand liggend, maar daarmee nog niet gegarandeerd. Kortom, het is heel moeilijk om een eenduidige relatie te leggen tussen schaal en kwaliteit. Anders ligt het in de sfeer van de materiële randvoorwaarden, voor het geval dat deze naar rato van het leerlingental wordt toegekend. Ik denk dan aan leer-en hulpmiddelen, aan inventaris en ondersteuning. Dan kan het zijn dat aan een grote school meer mogelijk is dan aan een kleinere. De conclusie is dan ook dat de politiek de kleinere school in dezen niet moet doen achterstellen. Dat zou indirect toch stimulering van de grote school betekenen.

SCHAAL EN KLEUR

Een neveneffect in de schaalvergroting in het onderwijs is een zekere herverkaveling van de oorspronkelijke denominaties. Samenwerking en meer nog de fusie van scholen leidt niet zelden tot verandering van de kleur. Zo is bekend dat door de sectorvorming in het middelbaar beroepsonderwijs veel bijzondere scholen een algemenere grondslag hebben gekregen.

Vanzelfsprekend zitten de schoolbesturen daar zelf bij. Het feit ontstaat niet door een eis van de overheid, zij het dat een door de overheid ingestelde procescoördinator veel invloed kan hebben uitgeoefend. Twee oorzaken kunnen in geding zijn. Het kan zo zijn dat de deelnemende scholen eigenlijk al leden aan kleurverschieting, de wijziging of treuriger de kleurvervaging van binnenuit. De overgang is dan niet eens groot; een aanklacht tegen het werkelijk nog functioneren van de identiteit. Het kan ook zijn dat men nu eenmaal was aangewezen op een "partner" in de regio die van heel andere signatuur was. Daar zit dan wel iets dwangmatigs in overheidsbeleid, zij het dat een principiële onmogelijkheid tot samenwerking of fusie door de overheid tot nu toe naar mijn waarneming is gerespecteerd. Maar indirecte druk, ja die is er dan wel. Het is duidelijk dat een naambordje met onderschrift van identiteit aan de gevel van het gebouw niet genoeg is. Een school moet staan voor haar eigen identiteit, moet daaraan consequent en inhoudelijk vorm geven. Daar zal het, ook voor het reformatorisch onderwijs, meer en meer op aan komen. De vlag moet de lading dekken. Dan staat de school sterk. Hier ligt een opdracht voor het onderwijs en ook voor de politiek. De schaalvergrotingsoperaties hebben wij naar beste vermogen op deze kwestie getoetst. De regering mag direct nog indirect aan "veralgemenisering" van het met recht bijzonder onderwijs werken.

SCHAAL EN ARTIKEL 23 GRONDWET

De overheid dient naar haar roeping zorg te dragen voor onderwijs dat zich voltrekt bij een opengeslagen en een beslissend normerende Bijbel. In de vorige eeuw werd een felle schoolstrijd gestreden. De uitkomst, een compromis was de gelijkstelling van het openbaar en het bijzonder onderwijs.. Het beroemde Grondwetsartikel regelt de vrijheid van richting en inrichting van het onderwijs, erkent het recht van de overheid - de 100% financierende overheid-om toe te zien op de deugdelijkheid van het onderwijs, maar spreekt zich niet uit over de schaal waarop de onderscheiden onderwijsvoorzieningen in de samenleving beschikbaar zijn. Er is overigens wel een gewoonte gegroeid, al of niet naar aanleiding van beroepszaken en door jurisprudentie een historisch gegroeide interpretatie van het grondwetsartikel. Wij kunnen dus niet op elke willekeurige schaalverandering een beroep doen op de vrijheid van onderwijs. Wel gaat het ten principale om de billijk gemeten bereikbaarheid van het door de ouders verlangde onderwijs. Maar ook dat is geen hard criterium. Het blijft een vraagstuk van mogelijkheden en middelen, bij de behandeling waarvan rechtvaardig moet worden omgegaan met rechtmatige verlangens om voluit Bijbels gefundeerd onderwijs. Sommige ouders zijn gehouden grote offers te brengen om hun kinderen te doen onderwijzen zoals zij dat bij de Heilige Doop van hun kinderen hebben beloofd. Dat mag en kan de overheid niet onverschillig zijn. Deze constatering stelt ongetwijfeld grenzen aan de schaal en daarmee de bereikbaarheid van de onderwijsvoorzieningen. De plannen van situering en spreiding van scholen zijn daarom belangrijk, spreiding naar soort, regio en richting. Werk genoeg dus nog bij de komende ontwikkelingen op het terrein van de schaalvergroting in het onderwijs.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 april 1992

Zicht | 44 Pagina's

Schaalvergroting in het onderwijs

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 april 1992

Zicht | 44 Pagina's