Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Theocratie en haar fundament

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Theocratie en haar fundament

21 minuten leestijd Arcering uitzetten

Blezinning

INLEIDING

Dankend voor de eer, mij te beurt gevallen en het vertrouwen in mij gesteld door de uitnodiging om deze lezing voor u te houden, beken ik tegelijkertijd dat ik het een uiterst moeilijke opgave vind, waarvoor u mij gesteld hebt.

De moeite schuilt in het feit dat theocratie zogenaamd een bekend begrip is, terwijl mijns inziens we het woord en de zaak pas goed verstaan, wanneer het begrip ons helemaal niet bekend blijkt. Er wordt wel gezegd dat de geboden des Heeren voor de gehele samenleving gelden. Maar gelden bijvoorbeeld ook Gods beloften niet voor de samenleving? Sommigen zullen zeggen dat dat laatste dan niet de algemene genade maar de bijzondere genade als Gods welbehagen jegens Zijn volk betreft. Hebben wij het begrip wel steeds juist gebruikt? Is theocratie wel zo'n bekend begrip als u en ik zo vaak gedacht hebben.

Drs. H.F, Massink schrijft in Denken over theocratie, dat in de Bijbel theocratie de regering van God over alle dingen is en aan de andere kant de regering overeenkomstig Gods geboden via mensen. Dat via mensen nu is intrigerend. U zult wel merken dat ik daarop aanstuur in mijn lezing. Ik denk namelijk dat die twee de rechtstreekse regering van God en de regering van God via mensen heel moeilijk op een lijn te brengen zijn en dat dat een van de problemen is. Waar het leek te gelukken in de geschiedenis, om de directe regering van God en de regering door God via mensen op een lijn te brengen, daar bleek pas goed dat het niet lukte. De koningen van Israël zijn daar een voorbeeld van. De gezalfde koningen in de Middeleeuwen, die zonder uitzondering van de Ottonen af tot de Habsburgers toe in latere tijden, hebben gedacht dat ze gezalfd waren met de zalving van David en dus met de zalving van de Messias, zijn stuk voor stuk in de Realpolitiek over dit stuk gestruikeld. Oliver Cromwell is er ook een voorbeeld van en er zou n\eer te noemen zijn. Hoe kwam dat? Ik geef toe dat het een willekeurige keuze is en dat deze verschillende perioden in de geschiedenis niet zomaar met elkaar vergeleken mogen worden. Toch meen ik dat in alle genoemde voorbeelden was en is de kwestie: besteedt God Zijn regering uit aan anderen? De verschillende benaderingen van het verschijnsel van de koning in Israël in de boeken Samuel bewijzen dat. Aan de ene kant: "Ze hebben niet U verworpen, " zegt de Heere tegen Samuel, "maar ze hebben Mij verworpen, dat Ik geen Koning over hen zijn zou." En aan de andere kant wat wij dan, om het in de dogmatiek bij elkaar te brengen, noemen de toelating Gods in het koningschap van Israël en sterker dan dat in de Messiaanse belofte via het huis van David. Ik vind dat een enorme boude uitspraak als de Heere zegt: "Zij hebben Mij verworpen, dat Ik geen Koning over hen zijn zou." En dan kun je natuurlijk met een exegetisch foefje zeggen, maar er is voor de Heere niets te wonderlijk en dat komt toch op de een of andere manier wel. Maar het feit dat God de gevoelens van Samuel zo overneemt en ze maakt tot Zijn eigen zaak - en die gevoelens van Samuel waren toorn, zoals u weet - dat is geen kleinigheid. Er zit niet zoveel ruimte in die woorden om te zeggen, nou ja, we kunnen daar toch wel mee klaar komen en er een systeem van maken. Het gaat dus net te ver om van enige regering buiten de directe heerschappij van God te zeggen: de Heere heeft die gewild. En als we dat toch zeggen, dan zullen we voor onszelf moeten bedenken, wat dat "willen" is. Dit "wUlen" heeft in ieder geval heel veel met toelating van Zijn kant, meer met Voorzienigheid dan met heilswil te maken.

Een "bewijs" voor deze stelling is de tijdelijkheid en de voorlopigheid van iedere heerschappij, anders dan die van de Heere Zelf. Waarom is dat? Ik zal het nog wat aanscherpen:1 Korinthe 15. Waarom onderwerpt Zich zelfs de Zoon aan de Vader en geeft Hij Hem alle dingen in handen, opdat God zou zijn alles in allen of anders vertaald: lles in het al? Waarom is dat? Daarin leert Christus ons, dat onze doeleinden te allen tijde verschillen van die van God en Zijn heerschappij. Voorlopigheid staat op gespannen voet met volmaaktheid. En dan druk ik me nog heel gematigd uit. Hoevaak is de volmaaktheid niet in strijd met onze voorlopigheid en hoe vaak is die volmaaktheid (van Gods heerschappij, alles in alles, alles in het al) niet iets anders dan de volle maat van wat wij bedoelden en nastreefden. Je zou nog kunnen zeggen, wij zijn daarheen op weg. En hier is nu alles eenmaal betrekkelijk, gedeeltelijk, partieel, voorlopig, overschaduwd, gebroken en al die dingen meer. Ik weet niet of wij ons daar mee uitredden. Kunnen wij dat zo aan elkaar lijmen en zeggen, maar straks zul je zien hoe de heerschappij van God er werkelijk uitziet en dan zijn wij ook werkelijk daar waar we hier hoopten te komen? Is dat zo? Er zijn mensen in de geschiedenis geweest die dat hebben beleden. Een man als Groen van Prinsterer heeft op zijn sterfbed gezegd dat het een wonder was dat hij nu de volmaaktheid zag van al datgene wat hij geleerd had. Of hij daarmee de Realpolitik heeft bedoeld van die partijen waarin hij zich bewogen heeft, dat weet ik niet. Onder dit voorteken wil ik nu met u spreken over:

1. theocratie als bij uitstek Goddelijk begrip 2. theocratie en tolerantie 3. theocratie en compromis.

1. THEOCRATIE ALS EEN BIJ UITSTEK GODDELIJK BEGRIP

Niet alleen vanuit de schepping kan de regering van God als een alleen aan Hem toekomende zaak gezien worden. In Romeinen 13 valt op dat Paulus zich voor de overheden en hun volmacht niet beroept op de geboden van God maar op de ordinantiën van God. Het zou kunnen betekenen dat hij wil dat wij de positie van de overheden herleiden tot de schepping. Nu, de regering van God, rechtstreeks, is niet primair een zaak van schepping maar van verzoening en verlossing. Troon en altaar gaan in Israël terug tot de ark die verzoendeksel en troon van God betekent. Het uniek Goddelijke van de theocratie kon wel eens zitten in de leer van de verzoening, veelmeer dan in het koninklijke handelen en regeren van God, dus in de verlenging van de scheppingsbeginselen.

Gerhard von Rad heeft in ThWNT van Kittel aangetoond dat het koningschap van de koningen van Israël en Juda niet ontstaan is onder de druk of beïnvloeding van Gods Koningschap. Hij bedoelt daarmee te zeggen dat daarvoor geen teksten te vinden zijn. Hij zegt verder dat de hoop op de Messias-Koning veel minder benadrukt wordt in het Oude Testament dan het bovenaardse koningschap van de HEERE, Israels God. Het is dan ook verstaanbaar dat Gods Koningschap met Gods Wet uitgedrukt wordt, terwijl menselijke koningen zich gebonden zien aan een aparte koningswet. Dat betekent niet dat dat een geseculariseerde wet is, maar wel apart. Psalm 72 is daar een van de voorbeelden van. Zeer opvallend is bovendien dat een en hetzelfde woord gebruikt wordt voor koningschap en koninkrijk. Zowel in het O.T. "malkoet" als in het N.T. "basileia". Het koningschap des HEEREN is het inbegrip van Zijn rijksgebied. De belijdenis dat Hij Koning is over de ganse aarde, is iets anders dan het narekenen hoever Zijn gebied eigenlijk wel strekt. Dat intussen het koningschap een centraal thema in het O.T. is, bewijst het feit dat "melek" het derde van de meest voorkomende zelfstandige naamwoorden in Tenach is. J.A. Soggin heeft in Jenni-Westermann's Theologisch Woordenboek op het O.T. bij "melek" in feite hetzelfde aangetoond als Von Rad. Het koningschap in Israël gaat terug op politieke argumenten en een aparte theologie van het koningschap bestaat er niet, al is aan bepaalde koningen het charismatische van de instelling niet te ontzeggen: "Is Saul ook onder de profeten? " En evenmin het bijzondere van de koningszalving ter onderstreping van de bijzondere verbinding tussen de HEERE en de koningen. Het messiaanse besef van de middeleeuwse vorsten is geen onzin en ook geen inbeelding.

Dit alles neemt niet weg dat op betrekkelijk weinig plaatsen de HEERE als Koning genoemd wordt en dat er in Deuteronomium en bij de profeten terughoudendheid valt te constateren, wanneer het gaat om de benoeming van de HEERE met de Koningstitel. Dat Jesaja en een aantal Psalmen de HEERE zo uitdrukkelijk Koning noemen, heeft a) met de apologie, de tegenstelling tot de godheden der volken te maken, b) meer Gods heilsdaden als inhoud dan een geïnstitueerd koningschap met een grondwet, c) de spanning tussen Gods Koningschap en aards koningschap niet opgeheven.

De vraag: besteedt God Zijn regering uit aan anderen? moet principieel met: neen, beantwoord worden.

Nu het Nieuwe Testament. Wat we in het O.T. tegenkwamen als de volstrekt niet vanzelfsprekende overdraagbaarheid van Gods Koningschap op mensen, geldt in het N.T. bijna nog sterker. Het Koningschap is van God en van Zijn Christus geworden (Openbaring). En hiermee is de exclusiviteit gegeven. Aardse koningen en hun rijken staan tegenover dit Koningschap van God of zijn eraan onderworpen. Ook dat wordt speciaal in Openbaring duidelijk gemaakt. Het dienares van God zijn wat betreft de overheid in Romeinen 13 is geen zaak van macht, doch van volmacht ("exousia"). Het is werkelijk opvallend welke woorden en begrippen in Romeinen 13 voor de overheid gebruikt worden. Er is dus geen sprake van overdracht van Gods heerschappij aan de overheden. God alleen regeert in de absolute zin van het woord, en dat blijft zo.

In het N.T. komt daar de factor bij, dat de theocratie in de eigenlijke zin van het woord, zoals die in Israël aanwezig was, eigenlijk niet meer voorradig is. Want troon en altaar zijn op die wijze niet meer met elkaar verbonden. Hierom verplaatst zich de residentie van Gods heerschappij naar de hemel ofwel de hemelen. Koninkrijk der hemelen is deels een joods verzwijgen van Gods Naam, deels een heenwijzing naar waar de heerschappij te vinden is. Wat de aarde betreft, is de overheid, als goed of kwaad te kwalificeren, dienares van God (Romeinen 13 vers 4).

Mijn conclusie luidt, dat er wat betreft de realisering van de theocratie niet zoveel verschil tussen O.T. en N.T. is als weleens is aangenomen. In beide gevallen is de heerschappij van God, Zijn Koningschap en Zijn Koninkrijk, niet overdraagbaar. Met deze conclusie maak ik me kwetsbaar. Gemakkelijk zou het bezwaar geopperd kunnen worden dat zo de werkelijkheid van de inhoud van geloof en belijdenis gescheiden wordt (docetisme). Dat is voorlopigheid. De heilsgeschiedenis, Israels geschiedenis is niet te herhalen, ook niet in een politiek stramien.

2. THEOCRATIE EN TOLERANTIE

In het N.T. krijgt de overheid, juist ook als kwade macht, eschatologische en apokalyptische contouren. Men kan zich afvragen, waarom God onder Zijn heerschappij het kwade toestaat te regeren. Wij hebben daar allemaal ons antwoord op klaar. Wij zeggen dat dit een zaak van Gods voorzienigheid is die immers uit drieën bestaat en ergens onder de toelating valt het kwaad. Men kan dat doen onder verschillende aspecten: dat van de duivel (wat stelt zijn rijk voor? ), dat van de zonde (hoever strekt de tegenmacht van God? ) en dat van het dualisme (houden Gods rijk en het rijk van de duivel elkaar in evenwicht? ).

Deze vraag laat zich herleiden tot een andere vraag: wat stelt de heerschappij voor die God aan de mens gegeven heeft? Wat is die heerschappij in het tweede hoofdstuk van Genesis en wat zijn die ordonnantiën waar Paulus zich op beroept in Romeinen 13? En vooral: wat stelt die heerschappij voor na de zondeval? Een en andermaal zien we dat God de dagen van de mens, het vermogen van de aarde en dus de mogelijkheden van Zijn schepping inkort. De mens moet niet "eten en leven van de boom des levens in eeuwigheid". De boven bedoelde voorlopigheid van wat de mens op aarde doet en bereikt, komt duidelijk naar voren, maar er staat nergens in de Bijbel dat God hem zijn heerschappij niet afneemt.

Wij maken meestal de denkfout dat we tolerantie opvatten als wat God op het randje van Zijn almacht de mens nog toestaat te doen. Het is echter bijbels geheel anders gesteld: de HEERE draagt Zijn heerschappij niet over aan de mens, op geen enkele manier. En daarom kan Hij hem verdragen binnen die bijzondere relatie die met de woorden "beeld" en "gelijkenis" wordt uitgedrukt. Dat beeld en die gelijkenis hebben wij na de zondeval niet geheel verloren, anders zaten wij hier niet. De mens is niet met God in concurrentie, want de HEERE alleen is Koning. Het God naar kroon en troon steken is belachelijk. Wat is hij dan? In het beeld van God en naar Zijn gelijkenis doet en is die mens wat God hem geheel onderscheiden van Zichzelf laat doen en zijn. Doordat hij op Gods Woord is aangewezen, klinkt Gods heerschappij door wat die mens te doen heeft, heen. Daar leeft hij van. Maar een en ander is niet hetzelfde. Er is een kruisverbinding, maar die is er alleen in de incarnatie, in de vleeswording van Christus. De HEERE is met heel andere dingen bezig dan hetgeen waartoe Hij de mens roept. Het woord medewerker wordt in het N.T. niet gereserveerd voor de medewerker krachtens de schepping, als ontginner van de aarde, de cultuurmens, maar de medewerker is de dienaar van het Woord van God. Het zijn de apostelen. Dat wordt verstaan wanneer door genade Gods beeld en gelijkenis in ons hersteld worden.

En dat doet de mens ook anders staan ten opzicht van de vraag wat getolereerd kan worden en wat niet. Want zoals gezegd, tolerantie is niet een stukje toegeeflijkheid, maar de positieve afgrenzing van wat de hoge God en Zijn beeld en gelijkenis over en weer doen en laten.

De tolerantie is dus niet de grens aan de theocratie, maar de vrucht van de theocratie. Zij is eigenlijk op een voor ons verborgen wijze in die regering van God besloten. Vooral wanneer we in het oog houden - en ik dacht dat dat sterk leeft in de kringen van de SGP - dat theocratie en verzoening, troon en altaar elkaar veronderstellen, verstaan we die tolerantie. Als ik naar de politieke partijen in ons land kijk, is die SGP mij sympathiek, omdat men daar van die onderlinge betrokkenheid tussen God aan de ene kant in Zijn absolute regering en de mens in dat beeld en die gelijkenis van God niet een stelsel gemaakt heeft. Men heeft niet gezegd: hier staat die mens en daat staat de Heere of met eerbied gezegd andersom: hier staat de Heere en daar staat de mens, maar er is in de SGP een constante neiging om ze op elkander te betrekken. Dat is natuurlijk het verwijt dat men de SGP maakt dat ze geen politiek bedrijft maar kerkje speelt. Dat komt daar vandaan. Dat is een wezenlijk punt, dat constant die twee op elkaar betrekken en niet toestaan dat ze uit elkaar gerukt worden. De SGP moet dat conflict, die spanning behouden.

De HEERE voert Zijn heerschappij uit door het Evangelie der verzoening. Daarbij is het Hem meer dan bekend, dat wij vijanden zijn. Zoals in het groot geheel, zowel in het O.T. als in het N.T., de dienst des HEEREN zich in een minderheidsgestalte voordoet, zo moeten wij ook verstaan dat de theocratie als zodanig niet is aangelegd op een meerderheidspositie. Dat zou strijden met het beginsel van de regering van God. Dat is niet een kwestie van concessie maar van confessie, zou Van Ruler gezegd hebben. Het is niet omdat het aantal SGP-stemmers nu eenmaal niet groter is, maar omdat de HEERE niet op een andere wijze wil regeren. Het land dat de ogen streelt, is een naar wereldse begrippen klein land. Zo Da Costa in zijn gedichten. De wereld is veel groter en talrijker dan de kerk, en dat moet zo zijn tot op het ogenblik waarop Christus alle dingen aan de Vader zal overgeven en Hij zal zijn alles in allen, of, anders vertaald: alles in het al.

Maar hoe moet dat nu met al die afgoderij en valse godsdienst? Moet die niet geweerd en uitgeroeid worden? Ja, maar niet op de wijze waarop God regeert. Anders gezegd: wie de theocratie tot de hand en de troon en de scepter des HEEREN beperkt, verstaat dat dat weren en uitroeien iets anders is dan een beeldenstorm. Ook iets anders dan via slimmigheidjes je eigen zin doordrijven en de ander buiten spel zetten. In het vroegere Joegoslavië zeggen nogal wat mensen, dat het (mede) gaat om de verjaging van de Islam ten gunste van het christendom. Zulke kreten doen het vaak goed. Maar Groen van Prinsterer heeft eens gezegd toen vrienden van hem de Grieken wilden ondersteunen in een oorlog met de Turken, dat het helemaal niet om een heilige oorlog ging, ook niet om een overwinning van het christendom, doch om een puur nationalistische strijd. En hij weigerde de Grieken te ondersteunen. Tolerantie is ten diepste het verdragen van de wereld waarin en de omstandigheden waaronder en de geschiedenis waarlangs de HEERE Zijn heerschappij vestigt.

3. THEOCRATIE EN COMPROMIS

Nu nog het moeilijkste punt: theocratie en compromis. Eigenlijk hebben we er reeds aan geroken onder het kopje: theocratie en tolerantie. Velen van ons zullen het voorgaande nog accepteren, want daar is hun eigen positie nog niet direct bij in het geding. Maar nu komt de Realpolitik. Ik zit als SGP-er altijd in een minderheidspositie. Wat moet ik doen? Het eerste - dat hebben we tenminste al gehoord - is dat ik mijn grote begeerte, dat de hele wereld SGP wordt, losmaak van de bede dat de hele wereld zich voor de HEERE bulge. Mijn minderheidspositie is een gegeven in de heilige strategie van God, indien tenminste mijn bedoeling zo zuiver is dat mijn positie sowieso iets met Zijn strategie te maken heeft. Het tweede is dat wij met Dietrich Bonhoeffer het voorlaatste van het laatste onderscheiden. Hij heeft die onderscheiding aangebracht onder het Hitler-regime waarvan hij zelf de martelaar werd. Al ons werk is geen eeuwigheidswerk. Het is een zaak van eerlijkheid ten opzichte van medebestuurders, dat wij dit eerlijk erkennen en ook hun duidelijk maken dat Gods regering iets anders is dan de onze. Het derde is dat wij niet meewerken aan datgene waarin we ons geweten niet mee hebben. Dezelfde Calvijn die gezegd heeft toen hij terugkwam in Geneve en via de Ordonnances ecclesiastiques niet voor de hele stad waar kon maken dat de tucht over de stad ging rond het avondmaal, dezelfde Calvijn die toen gezegd heeft, wat we niet kunnen veranderen moeten we leren te verdragen, heeft in een ander verband ge­zegd: het Evangelie heeft in de mens niets mee behalve zijn geweten. Valt de politieke keuze van de meerderheid zo uit, dat wij er om ons geweten niet aan kunnen meewerken, dan zullen wij of moeten heengaan of passief moeten aanvaarden dat dit nu kracht van besluit en wet gaat krijgen. Op datzelfde ogenblik wordt onze houding tegenover wat besloten en door de meerderheid aanvaard is, bepaald door wat wij in ons geweten kunnen en niet kunnen. Verder reiken onze armen niet.

Ik gebruik hier bewust het woord geweten. Ik gebruik niet het woord Bijbeltekst. Allereerst omdat als het goed is die Bijbeltekst mede heeft bepaald hoe het er met mijn geweten voorstaat. Ten tweede omdat wij met het kiezen van Bijbelteksten in de politiek zeer voorzichtig moeten omgaan. Daarbij denk ik vooral aan het losvast citeren van Oudtestamentische woorden. Ten derde omdat uw medepolitici recht hebben op uw persoonlijke mening, dat wil zeggen op de wijze waarop de Bijbeltekst tot uw hart en geweten is gekomen, en mogen weten hoe het met u persoonlijk in dit of dat probleem gesteld is.

Deze houding moge ik aanbevelen daar waar u tot een compromis geroepen wordt. Compromis is van zichzelf geen vies woord. U kunt het namelijk mis hebben en uw tegenstander kan gelijk hebben. Die tegenstander kon ook nog wel eens een geweten hebben en niet aan u gezegd hebben hoe zijn geweten beïnvloed is. Uw theocratische inzet is immers duidelijk onderscheiden van Gods eigen en directe regering. Het woord geweten leert ons dat de theocratie bij ons alleen via een omweg tot stand komt.

En nu we toch over deze dingen spreken een vraag: is onze Realpolitik wel altijd zo doorzichtig voor anderen dan die op de kleine christelijke partijen stemmen? Wij zouden misschien Nederland een dienst bewijzen, wanneer we de eigenlijke theocratie, de directe regering van God, doorzichtig mochten maken door eerbied, nederigheid en een duidelijk onderscheid tussen wat Hij doet en wat wij doen en te doen hebben in Zijn beeld en naar Zijn gelijkenis.

TOEGIFT: VERHOUDING KERK EN STAAT IN DE THEOCRATIE

Hoe zit het met de verhouding tussen kerk en staat? Twee dingen zijn duide-Ujk: geen ecclesiocratie (regering vanuit de kerk over de staat). Niet dit rooms model of op dit ogenblik ook heel sterk het orthodoxe model, dat zich aan het ontwikkelen is met behulp van het nationalisme. Ook geen caesaropapisme, waarbij de keizer of de koning of enige politieke instantie de wet gaat voorschrijven juist ook over hetgeen de kerk heeft te doen of te zeggen, en vooral wat ze heeft te zwijgen. Ik denk aan sommige Zuid-Amerikaanse staten maar er zijn ook andere voorbeelden te noemen. Maar wat dan wel? Wat is de staat, wat is de overheid - moet ik zeggen-ten diepste? Paulus spreekt in Romeinen 13 niet over de staat. Daar was ook een woord voor in het N.T., maar dat gebruikt hij niet. Hij gebruikt het woord voor overheid en overheden, zoals in de brief aan de Efeziërs. Wat is de staat, wat is de overheid? De overheid heet Gods dienaresse, u ten goede. Wat is de betekenis hiervan? Dit, Paulus gebruikt in zijn brieven die uitdrukking "ten goede" nogal veel. En in één tekst in de brief aan de Romeinen, die u allemaal uit uw hoofd kent, zegt hij: "Alle dingen moeten medewerken ten goede voor degenen die God liefhebben, die naar Zijn voornemen geroepen zijn". Als één van ons dominees over die tekst preekt, aarzelt hij niet om te zeggen dat de kwade dingen daarbij horen. In de meeste preken uit Romeinen 7 en 8 wordt dat zelfs benadrukt. Nu ga ik dat gebruiken of misbruiken bij de uitleg van Romeinen 13. De overheid, Gods dienaresse, u ten goede. Dat betekent niet dat de overheid en in haar verlengde de staat een medestandster van de kerk is. En het betekent ook niet - en daar hebben we heel veel bewijsplaatsen voor-dat de staat haar Godevijandige gezicht heeft verloren. Het betekent dat wij in onze gehoorzaamheid jegens haar gehoorzaam zijn aan de absolute theocratie, aan Gods eigen regering en dat de test op onze gehoorzaamheid geschiedt in een vijandige omgeving, zoals de test op het geloof der discipelen geschiedde in de heidense context van een Caesarea Philippi waar alleen maar afgodsbeelden stonden. "Maar gij, wie zegt gij dat Ik ben? " We geloven dat de Heere het met ons goed maakt onder het Kremlin of onder het Witte Huis. En daarom kent een christen geen kadaverdiscipline. Hij verstaat als het goed is in geloof dat deze overheid op een voor ons verborgen maar voor God klare wijze verbonden is met de regering van God. En in die spanning leven wij en dat gaat nog even door, totdat God zal zijn alles in allen.

Hiermee dient de relatie tussen kerk en staat de theocratie in de zin zoals ik die hierboven heb omschreven. Twee kanttekeningen zijn hierbij te plaatsen. Dit geldt ook voor de relatie ten opzichte van de staat, zoals die door de kerken wordt onderhouden. Het spreken van de kerken in de richting van de staat. Het is een groot schandaal dat het spreken van de kerk bij de overheid vaak zo weinig als inhoud de kruisgestalte heeft. Getuigend van de absolute theocratie richt de kerk of richten de kerken zich tot de overheid als God dienaresse maar niet zittend op Gods troon. En de tweede kanttekening tenslotte: en dit, wat ik gezegd heb, geldt voor alle politieke systemen zonder uitzonderingen en dus ook voor de Realpolitik.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1993

Zicht | 42 Pagina's

Theocratie en haar fundament

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1993

Zicht | 42 Pagina's