Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Theocratie en haar fundament

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Theocratie en haar fundament

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Blezinning

U heeft gevraagd om een co-referent. Had u gevraagd om een anti-of contra-referent, we zouden zonder meer negatief geantwoord hebben, uit achting voor de echte referent, ons zo goed bekend. Vandaar dat we vragenderwijze enkele zaken aan de orde stellen.

Ten eerste: de verhouding Godsregering en mensenregering. Bestaat er niet het gevaar door het benadrukken van de onoverdraagbaarheid van Gods regering dat we daardoor een scheiding brengen tussen de godsregering en de regering van mensen op aarde? Ofwel: maken we daarmee de Heere niet tot de Deus Absconditus, ofwel tot de onbekende God der Atheners terwijl het werkelijk en concrete gebeuren zich op aarde afspeelt?

Dan is er het gevaar, scherp geformuleerd, om in politieke zaken etc. te komen tot een Deïsme. Wat is dan geloof in de Voorzienige God anders dan een theorie, een theologie, die van betekenis is voor de zielsbevinding, maar niet voor de concrete praktijk van het regeren?

Daarmee kan samenhangen een teveel het koninkrijk der hemelen als geestelijk te zien en het los te maken van de concrete kerk in haar verschijningsvorm op aarde. De Koning der Kerk is ook de Koning der wereld en dat koningschap is nog niet zichtbaar in deze wereld, wordt zichtbaar in tekenen die Hij opricht in deze wereld en zal straks volkomen zijn in de nieuwe wereld en bedeling. Is de kerk in haar voorlopigheid ook niet voorpost? Heeft ze niet ook de profetische taak dat rijk te proclameren? En heeft de theocratische kerkregering geen concrete gestalte en uitstraling naar de staat en de wereld? Voor mijn gevoel is er bij dr. Tukker een worsteling tussen de verhouding Godsregering - mensenregering, maar deze mag niet tot een scheiding leiden. Ik onderstreep de onoverdraagbaarheid van Gods koningschap. Het is niet zo dat de Heere, om in roomse termen te spreken - hier Zijn stedehouders heeft die feitelijk Zijn bevoegdheid hebben overgenomen en de feitelijke regeerders zijn met een van verre toeziend God. Zo is het niet in de kerkelijke ambtstheologie, noch in de staat.

Ten tweede: wordt er niet teveel een tegenstelling geconstrueerd tussen het Oude Testament en het Nieuwe Testament. En wordt in dezen niet te weinig aandacht besteed aan het complementaire, in die zin dat het Nieuwe Testament niet herhaalt wat het Oude Testament zegt, maar daarop voortgaat en dat onderstreept, zij het in de veranderende situatie vanwege de voortgang van de heilsgeschiedenis en de afwikkeling van Gods eeuwige besluiten?

Neemt de Kerk in het vervangingsmodel, tussentijds tot "de bekering van Israël" niet de plaats van Oud-Israël in de nieuwe bedeling in en betekent dat niet dat hoe meer een land gekerstend wordt/is ook maatschappelijk en staatkundig de contouren van het Oudtestamentische Israël duidelijker gaan en moeten worden? Heeft dan het heil en de verlossing, heeft dan het geloof geen consequenties voor de aarde, de tijd en de materiële zaken, die toch ook tot Gods geschapen werkelijkheid behoren? God geeft daarvoor duidelijke richtlijnen en een taak; dit tegenover alle doperdom, wat de aarde afschrijft.

wat Openbaring 21 niet doet. Ook een antithetische stellingname van tweerijken kan dopers zijn.

Naar mate het geloofsleven kwijnde werd Oud-Israël meer de heidenen gelijkvormig, wat zichtbaar werd in het verval van het theocratisch erfgoed.

Naar mate de gelovigen getalsmatig meer en meer in de minderheid geraken, gaan ze gelijken op de ware godvrezenden in het Israël van het Oude Testament en op de christenen in het Romeinse rijk.

Daar is het Oudtestamentische koningschap (b.v. onder Manasse) verworden tot marionet van de overste van deze wereld; wat in feite geldt voor alle God-loze heersers tot op dit moment in de wereldhistorie.

Nochtans is het Gods bestuur dat dit niet in alle eeuwen een uitleven is van de vijandschap van de poorten der hel, zodat de regeerders hun ondanks dienen met hun regeringen als weerhouders van het kwaad, beschermers van de religie en louteraars van de gelovigen.

God gebruikt de overheden als zijn dienaressen. Alles moet zijns ondanks medewerken ten goede, ook het kwade en daar in ligt besloten de toelating van het kwade, waarbij in feite het kwade ook bestuurd wordt door God.

Ten derde: Wordt, wanneer over het koningschap gesproken wordt, niet teveel uitgegaan van een eenheid te beginnen met Saul, terwijl de Schrift duidelijk een caesuur legt tussen Saul en David of zelfs sprake is van antithese? Ligt die scheiding er ook niet tussen de koningen van Israël en die van Juda, die van de heidenen en die van Gods volk? Is dan de typologie van het koningschap ziende op Christus helemaal een inlegkundige constructie?

Ten vierde: dr. Tukker verbindt troon en altaar. Ik denk dat het terecht is om algemene en bijzondere genade/voorzienigheid/regering met elkaar te verbinden. De aarde is de werkvloer Gods, waarop Hij Zijn besluiten realiseert en de verkiezing in Christus gestalte krijgt, zij het in beginsel. Ligt daar ook niet in besloten dat de staat/koning voedsterheer van de kerk dient te zijn en de staat een omtuining om de kerk?

Het gaat om de Kerk (als middel tot Zijn eer) in de Kerk gaat het de Heere om de wereld, om een nieuwe wereld. Daarin is Gods tolereren van de zonde geen vrucht van de theocratie, maar onderdeel ervan. Hij regeert ook door zonde en zondaren, tijdelijk, te tolereren; Gods actief tolereren stelt daarmee grenzen, niet aan de theocratie, maar aan de anarchie des duivels en der zonde, zoals ik de referent begrepen heb, en daarmee stem ik in.

Het aantal verkorenen is daarmee niet relevant; God regeert hetzij door velen, hetzij door weinigen. Zijn plannen falen niet, zegt Psalm 33. Daarbij dienen de gelovigen er oog voor te hebben dat het niet bereiken van het ideaal van een aarde, die in totaliteit haar Schepper eert en dient, geen krampachtigheid van haar vraagt, geen zich vertillen aan de eis, die blijft en gelovige accepteren van het feit dat alles hier ten dele is en blijft, hetwelk haar, ook tot troost, voorzegd is. Ons werk is geen eeuwigheidswerk, maar wel aangelegd op de eeuwigheid en niet ijdel in de Heere.

Theocratie vraagt per definitie strijd tegen de massaliteit.

Ten vijfde: het gebruik van het woord geweten zal de referent, als ik hem begrijp, zien in de zin van Luthers woord: 'Hier sta ik, ik kan niet anders, want mijn geweten ligt gebonden in Gods Woord". Het gaat dus niet om een openbaringsmedium naast of zelfs in plaats van Woord en Geest. Het beroep op het geweten dient duidelijk vergezeld te gaan met het profetische getuigenis waaraan dat geweten gebonden en waardoor het genormeerd is. Dat is in feite een appèl van de regeerder op de anderen en daarin is de praktische politiek ook getuigend.

Dan is er ook de oproep tot allen om SGP te worden in die zin dat men zou gaan leven en regeren uit deze zelfde beginselen. De eis en verantwoordelijkheid ligt er voor die ander; voor ons is er de opdracht, ondanks het feit dat wereldomvattend succes op deze aarde ons niet is voorzegd.

Voorts nog deze vragen:

a. Is het terecht dat ik concludeer dat een staatskerk en een kerkstaat beide ontsporingen zijn en beide de predestinatie ongedaan willen maken, bewust of onbewust? Betekent dat ook, hoewel de staat, in welke vorm dan ook, Gods dienaresse is en blijft, ze geen medestandster van de kerk is en ook geen dienaresse van de kerk, ook al is ze haar ten dienste?

b. Is het ook zo dat beide vooruitgrijpen, elk op eigen wijze, naar de eschatologische volheid, gelijk ook een zekere vorm van chiliasme dat doet? Men heeft geen oog voor het voorlopige en voor het zondige van deze bedeling.

c. Is het ook zo dat beide zich schuldig maken hetzij aan radicaal vergeestelijken of radicaal vermaterialiseren van de dingen des geloofs?

d. Zit er geen hoogmoed in om alzo zelf het koninkrijk te realiseren?

e. De scheiding van beide kan dopers zijn; geldt dat ook niet voor de neutrale staat, hoewel ze dit voordeel heeft dat daarin kerk en staat elkaar niet manipuleren ofwel dat de zwakste niet gemanipuleerd wordt door de sterkste? f. Is het zo dat de vraag omtrent de komende bedeling of het gaat om de kerk of het koninkrijk irrelevant is omdat beide alsdan samenvallen en daarin algemeen en bijzonder geen tegenstelling meer zijn, noch het materiële en spirituele?

Vervolgens zou ik de vraag willen stellen of de providentia onderdeel van de predestinatie is of andersom en heeft dat te maken met de visies van Barth en van Van Ruler of is dit theorie en woordenspel en zo niet, wat zijn de consequenties daarvan in de visie op kerk en staat ofwel gaat het in de nieuwe bedeling om de kerk of om het koninkrijk, zonder daarmee tegenstellingen te willen creëren of construeren?

Ten slotte: ik denk aan het woord compromis, ook aan de definitie ervan. Zou het niet kunnen zij dat we moeten zeggen dat het compromis om wille van de omstandigheden is het minimale te accepteren i.p.v. het maximale wat Het Woord eist, ook al Ugt ook hierin iets van toegeeflijkheid om wille van de zonde? Toch bedoelen we met compromis alleen een tactische manoeuvre om meer kwaad te voorkomen en niet een principiële wijziging van de koers. We moeten voor hoogmoed bewaard worden dat we of door onze principiële stellingname of door ons compromissen maken wat een compromitterend bezig zijn kan inhouden, de uitvoerders en verwerkelijkers zijn van Gods Raad en Wet.

In dezen denk ik aan het woord dat God de wereld regeert door de gebeden van Zijn kinderen. Ik eindig met deze vraag: wat betekent voor ons, die de theocratische banier hoog wensen te houden, een ieder op zijn wijze, het leven des gebeds naar Christus' woord "Uw wil geschiede"? Zal juist daarin het geloof in de regerende God niet gestalte aannemen tegenover hoogmoedig activisme en Jehu's drijven onder de vlag der theocratie?

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1993

Zicht | 42 Pagina's

Theocratie en haar fundament

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 1 oktober 1993

Zicht | 42 Pagina's