Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Debat over publieke moraal raakt kern christelijke politiek

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Debat over publieke moraal raakt kern christelijke politiek

24 minuten leestijd Arcering uitzetten

door drs. K. van der Zwaag

redacteur Kerkelijk Leven bi| het Reformatorisch Dagblad

Het debat over de publieke moraal houdt de samenleving en de politiek ai geruime tijd bezig. Terecht, want een stuurloze samenleving heeft Immers een kompas nodig wil zij geestelijk niet verder aan de grond komen. Ook In SGP-krIngen is de behoefte geuit om zich op deze problematiek te bezinnen. SGP-senator mr. G. Holdijk hield bij de laatste Algemene Beschouwingen in de Eerste Kamer een pleidooi voor het voeren van deze discussie. Hoe je ook de kwestie benadert, het debat over de publieke moraal raakt de kern van de christelijke politiek.

Eind vorig jaar verscheen van de kant van GPV en RPF de nota Gelukkig is het land. In het vorige nummer namen we een interview met dr. A.J. Verbrugh op, één van de auteurs van deze nota. In dit artikel zal een voorzichtige poging gedaan worden tot bezinning vanuit SGP-standpunt.

Het publieke debat over normen en waarden gaat terug op de oproep die de (toenmalige) minister van justitie Hirsch Ballin in 1990 deed bij de presentatie van het beleidsplan Recht in beweging. Deze nota constateert dat de overgang van de traditionele zuilenmaatschappij naar een plurale verzorgingsmaatschapij gepaard ging met de ontwikkeling van een sterk individualistisch ethos bij de burger. De traditionele netwerken van levensbeschouwelijke aard die invloed uitoefenden op staatsburgers namen sterk af zodat mensen geen duidelijk wereldbeeld meer mee kregen. Ze werden meer door eigen belang dan door gemeenschappelijke normen geleid.

De opkomst van het individualistisch ethos ging volgens Hirsch Ballin vergezeld met aan de ene kant een toenemende persoonlijke vrijheid en maatschappelijke democratisering, aan de andere kant ook verschijnselen ais vandalisme, criminaliteit, belasting-en sociale zekerheidsfraude. 'De erosie van het godsdienstig-levensbeschouwelijk gerichte maatschappelijke middenveld vormt (...) een belangrijke oorzaak voor het vallen van een gat in sociaal-cultureel draagvlak bij de rechtshandhaving', aldus de minister.' Hirsch Ballin stelde zijn hoop toen op een soort van civil religion, die de strijd tegen allerlei ontbindende verschijnselen zou moeten aanbinden. Zonder gemeenschapsdenken en burgerzin zou de maatschappij volgens hem geen innerlijk houvast krijgen.

In 1992 stelt Hirsch Ballin opnieuw - nu op een symposium 'Burgerschap en levensbeschouwing' - dezelfde kwestie aan de orde. Vanwege de fundamentele wijziging in het maatschappelijke denken over de normen en waarden miste de samenleving de levensbeschouwelijke instellingen. De minister vond dat de publieke functie van het geloof de laatste tijd ten onrechte was verwaarloosd.

Nieuw was nu ook dat hij de kerken opriep om ook de sociale dimensie van het geloof in het alledaagse leven niet te vergeten.

Sneeuwbaleffect

Het leek wel of de opmerkingen van Hirsch Ballin een sneeuwbaleffect teweegbrachten. WD-voorman F. Bolkestein vroeg in het voetspoor van de minister aandacht voor de betekenis van de godsdienst voor de samenleving, voor een 'bezield verband'. Een seculier liberalisme was zijns inziens niet in staat om de samenleving in essentiële zaken van morele en religieuze aard te begeleiden. Bolkestein pleitte ervoor om de passage over de geestelijke bronnen van christendom en humanisme, die in 1980 uit de partijdocumenten van de WD waren geschrapt, weer in de

statuten te voeren. Hij beklemtoonde het belang van de christelijke en humanistische traditie voor onze maatschappij als bindende elementen. Van verschillende kanten is echter kritiek op Bolkesteins standpunt gekomen.

De (liberale) humanistische hoogleraar P. B. Cliteur vond verwijzing naar de christelijke religie overbodig omdat het liberalisme zijns inziens genoeg rijkdom m eigen huis had. Bovendien was het volgens hem onmogelijk - en terecht - het christendom aan te prijzen zonder dat men in God gelooft. Aan christelijke kant werd ook met de nodige reserves gereageerd. Ir.B.J. van der Vlies stelde dat christelijke normen en waarden niet losgepeld kunnen worden uit de context van de totale geloofsleer en geloofsbeleving. De beoogde joodschristelijke en humanistische wortels van onze beschaving, waarheen Bolkestein wilde terugkeren, waren hoogstens inspiratiebronnen voor normativiteit.^

De herlevende interesse voor normen en waarden moet dus kritisch bekeken worden. Dat blijkt vooral als we letten op de motivering van de aandacht voor normen en waarden. De voormalige staatssecretaris van justitie A. Kosto vond dat er niet zozeer sprake was van normvervaging, maar van normen in beweging. Tijdens het reformatorische kennis­ congres 'Meer dan mensenkennis!' op 19 februari jongstleden in Hardinxveld-Giessendam merkte de humanist drs.R.Ph. Wirtz op dat er volgens hem geen sprake was van een normen-en waardencrisis, of gebrek aan waarden, maar hooguit van verschuiving van normen. Zowel Wirtz als Kosto peilden de problematiek niet diep genoeg. Kosto zag geen oplossing in een religieuze oriëntatie, evenmin als Wirtz. Volgens hen is er niet sprake van vervaging of afwezigheid van normen, maar van fragmentarisering. Niet de levensbeschouwelijkheid als zodanig is verloren gegaan, maar de eenduidigheid ervan.' Ook Kosto beriep zich op de inspiratiebronnen van humanisme en Verlichting die mede de bouwstenen zouden kunnen aanreiken voor een nieuw gemeenschappelijk ethos. Kortom, een basis van de grootste gemeenschappelijke deler.

Meest ontkerstende natie

Als SGP is het belangrijk om de discussie over de publieke moraal in de historische context te zien. Dat is ook de kracht van het boekje Gelukkig is het land. Het geeft een goede historische analyse van de ontwikkeling van de samenleving, met name na de Verlichting. De belangstelling voor de publieke moraal heeft alles te maken met het feit dat de wal het schip keert. Jarenlang is schamper gesproken over christelijke normen, maar nu blijkt de samenleving niet zonder deze normen en waarden te kunnen leven. Nederland heeft zich steeds meer ontdaan van zijn christelijk karakter. Dr. Peter van Rooden concludeert in zijn recente boek Religieuze regimes dat aan het begin van de jaren zestig Nederland waarschijnlijk het meest kerkelijke land in Europa was. Meer dan tachtig procent was toen lid van een kerk. In de jaren negentig is Nederland echter de meest ontkerstende natie van Europa geworden.”

Hoe post-christelijk de samenleving is geworden blijkt ook uit het recente boek Cultuur, politiek en christelijke traditie, een bundel lezingen gehouden tijdens een studiedag van de stichting Leidse lezingen. We zijn, aldus de reeds genoemde Cliteur in deze bundel, niet aan het einde maar aan het begin van de geschiedenis, het begin namelijk van een unieke situatie dat de 'religieus-theïstische zingevingsbronnen' uitgedroogd lijken te zijn. Nog nooit eerder zijn we met dit perspectief geconfronteerd, wel dat de ene godsdienst de andere heeft afgewisseld. Cliteur verwacht dat we de komende tijd getuige zijn van een nieuwe publieke moraal. Nieuw in tweeërlei opzicht; de grondslag maar ook de inhoud van de moraal zal zijns inziens ingrijpend veranderen.'

Betekent dit dat de christelijke inbreng in deze moraal richtinggevend kan zijni Prof.dr.A.Th. van Deursen is in diezelfde bundel niet bepaald optimistisch gestemd over de christelijke beïnvloeding van de publieke moraal. De ruimte voor de christelijke tradities is in onze samenleving volgens hem uiterst smal geworden. De paarse regering neemt het volgens hem kwalijk dat iemand het christelijk geloof hoger acht dan andere godsdiensten. Het christendom zou dan de moderne mens in zijn zelfontplooiing belemmeren. De moderne mens heeft het juk van de christelijke moraal afgeschud. Ontkerstening is identiek met bevrijding, humanisering.*

Van Deursen merkt op dat we in het Derde Tijdperk zijn aangeland, de periode na de Verlichting. De Verlichting ging nog uit van een universele norm, nu moeten we maar elk

op onze eigen manier zoeken naar wat goed is voor onszelf. Dit moderne individualisme noemt hij zowel antichristelijk als antirationeel. De optelsom van de privé-wensen geeft ons de regel die aan de samenleving kan worden opgelegd. Van Deursen constateert een grote intolerantie bij een partij als D66: Het christendom mag alleen maar beleden worden in de kerk, en niet in de politiek. Hij ziet ook niet in hoe een partij die recht en moraal uitlevert aan de meerderheid tolerant kan zijn. Een samenleving wordt stuurloos als zij geen beter kompas heeft dan de toevallige verlangens van de meeste mensen op een willekeurig ogenblik, aldus Van Deursen.'

Eenheid verloren gegaan

Kernpunt in de huidige discussie over de publieke moraal is dat de samenleving een gemeenschappelijk ethos mist. De eenheid is verloren gegaan en heeft plaats gemaakt voor een verzameling losse leefstijlen en individualistische opgevatte religieuze overtuigingen. De cultuursocioloog A.C. Zijderveld heeft erop gewezen dat het individu zich niet meer laat leiden door algemene gedachten over wat goed of verantwoord is, maar of het tot zijn voordeel strekt en of hij zich er gevoelsmatig in kan vinden.^ De moraal heeft geen collectief en objectief karakter. De politieke macht beroept zich nu op de statisch geconstrueerde 'publieke opinie'. In toenemende mate •wordt de politiek en de politieke macht gestuurd door de regelmatige opiniepeilingen die grillig en onvoorspelbaar zijn. 'De Publieke Opinie neemt daarmee de plaats in van het Noodlot van weleer. Het gevolg is inmiddels een ad hoc-beleid en een staccato politiek'.^

Zijderveld stelt dat de verzorgingsstaat getypeerd wordt door een immoreel ethos dat zich kenmerkt door een verwerping van 'objectieve, normale en natuurlijke' waarden en normen uit het verleden. Kenmerken van deze tijd zijn verder een zwak ontwikkeld gemeenschapszin, consumentisme en vrijblijvendheid. De ontzuiling betekent verder dat burgers vanuit hun eigen organisaties geen duidelijk zingevingskader meer aangereikt kregen en dat het afne­ mende maatschappelijk middenveld gepaard ging met toename van staatsmacht, maar ook met individualisering en privatisering. 'Waar efficiëntie en effectiviteit de hoogste waarden, verpietert de moraaal'.'"

We hebben in de ondergraving van de publieke christelijke moraal dus te maken met een wereldwijd verschijnsel. De Amerikaanse lutherse theoloog Richard Neuhaus waarschuwde al enkele jaren geleden in zijn boek The Naked Public (!) Square: Religion and Democracy in America (1984) voor de publieke leegheid van het publieke leven. Hij waarschuwde voor een leegte die op zijn best een doorgangsfase is naar iets ergers, een vacuüm dat door andere geesten gevuld wordt."

Ook de Engelse evangelicale missionaris Lesslie Newbigin heeft in zijn werken diverse malen gewezen op de uitholling van het publieke christelijke karakter van de westerse samenleving. Hij constateert in de samenleving een kloof tussen publiek en privaat. Hij ziet dat als gevolg van de Verlichting. Deze stroming stelde immers dat waarden bij het privé-leven behoren en dat 'feiten' (alleen) een publieke status hebben. Zo ontstaat de secularisatie: religie is beperkt tot de waarden die gekoesterd worden in het privéleven. Zijn stelling is echter dat wat waar is, ook publiek waar is. De christelijke waarheid is universeel geldig. Dat is wel een heel andere opvatting dan die van de Amerikaanse liberaal John Rawls voor wie de privé-moraal op het publieke terrein buiten beschouwing moet blijven.

Reeds Groen van Prinsterer liet in 1867 tijdens een (overigens reeds vaak aangehaalde) toespraak voor de Evangelische Alliantie weten: 'Wij leven in een tijd dat staat en maatschapij losgesneden worden van hun evangelische wortels. De overheersende trek in het moderne leven is om de natie los te maken van het Evangelie, los te maken van het godsdientig geloof'. Dat is nu precies in onze tijd gebeurt. De scheiding van kerk en staat die Groen van Prinsterer tegen wil en dank aanvaardde (opdat de staat onder het mom van 'neutraliteit' niet vijandiger zou optreden tegen het christendom), kon volgens de staatsman noojt beteke­ nen dat 'in de openbare (!) instellingen van een godvruchtige en Christelijke natie. Evangelie en Godsdienst worde ter zijde gesteld'.'-Het ging Groen om handhaving van de christelijke grondtoon van ons volkskarakter, zoals die zich manifesteerde in de publieke instellingen. Dat publieke karakter van de christelijke natie heeft hij talloze keren benadrukt. Onder een christelijke staat verstond hij een staat die de zelfstandigheid van de kerk honoreert, haar rechten beschermt en tegelijkertijd ook zorg draagt voor het christelijk karakter van de openbare instellingen. Al had Groen in de noodsituatie van zijn dagen gestreden voor 'vrijheid van het individu', hij bleef vasthouden aan de wens dat de staat samen met de kerken zou samenwerken ter 'handhaving van het christelijk-nationaal beginsel in de openbare inrigtingen'.13

De eenheid is verloren gegaan en heeft plaats gemaakt voor een verzameling losse leefstijlen en individualistisch opgevatte religieuze overtuigingen.

Goede analyse

De schrijvers A.J. Verbrugh en R. Kuiper hebben in het werkje Gelukkig is het land een goede poging gedaan om de oorzaken van de geestelijke malaise in de Nederlandse samenleving bloot te leggen. In de gerichtheid op de God van de Bijbel alléén kan de eenheid gevonden worden die voor onze samenleving van vitaal belang is. Zonder de notie van Gods eer zal de samenleving niet wel varen. De verbinding van Gods eer met de publieke gerechtigheid als norm voor de overheid, kernpunt van het boekje, is immers ook typerend voor de SGP. De vrije en democratisch ingerichte samenleving kan niet zonder een Soeverein.

Terecht wijzen de auteurs in hun historisch betoog hoe de liberalen de staat sinds de vorige eeuw hebben geseculariseerd door de goddelijke

gerechtigheid los te maken van de staat. De kracht van het boekje is dat het indringend de afwezigheid van God als probleem van de staat tekent.''' Natuurrechtsdenken en de Verlichting hebben door de verbinding tussen publieke moraal en goddelijk gebod een streep gehaald. Daar zit de geestelijke malaise van de samenleving, ook in de politiek. Betekent dit een onvoorwaardelijke instemming met de grondinhoud van het boekjei Ik sluit me graag aan bij de kritiek van dr.ir.J. van der Graaf die gewezen heeft op het ontbreken van theocratische noties van dit boekje. De kerk is de grote afwezige in het boekje, zo schreef hij. Ook J. Douma had graag iets meer willen lezen over de plaats van de kerk aan wie de verkondiging van het evangelie is opgedragen. Uit het antwoord dat Verbrugh in het vorige nummer van Zicht geeft op dit gemis aan theocratische bezieling, blijkt dat er een duidelijk verschilpunt ontstaat met de SGP ten aanzien van de gedachte van theocratie. Verbrugh opereert nadrukkelijk met de scheiding tussen burgerlijke regering en kerk, waarbij de gelijkenis van het goede zaad en het onkruid moet opdraven en de gedachte van de beperking van theocratie tot het oude Israël, overigens alle argumenten die niet alleen bij A. Kuyper maar ook bij figuren als Castellio en Coomhert te vinden zijn.

De geestelijke malaise is terug te voeren tot het loskoppelen van de publieke moraal van het goddelijke gebod.

We zien dat Verbrugh en Kuiper gemakkelijk de scheiding van kerk en staat respecteren en onbevangen spreken van 'een vrije kerk in een vrije staat'.''^ Gelukkig wijzen zij ook op de tweeheid van kerk en staat die in de Republiek een goed staatkundig model was en die ook een grondslag kan bieden voor onze publieke moraal."* Maar waarom zou een dergelijk model niet ook aan onze samenleving voorgehouden worden^ Opereren we niet als kerken te vaak vanuit een gemakkelijk geaccepteerde minderheidspositie en zijn we vaak niet blij met een rustig (!) isolementi Waar is de profetische rol van de kerk naar de overheid;

We zijn het geheel eens met de oproep van de schrijvers dat de overheid de band met de godsdienst seri­ eus moet nemen. Maar waarom wordt dan direct daarna beweerd dat de erkenning van God m het publieke leven los staat van 'enig kerkelijke gezag'.''' Is daarmee de onherleidbare tweeheid dan toch weer een duahteit gewordend Is er geen staat met de Bijbel denkbaar (waar Verbrugh overigens op één lijn staat met Hoedemaker), waarin kerk en overheid een nauwe band met eikaar hebben. De overheid blijft een profetisch sprekende kerk nodig hebben die het Woord uitlegt, ook met het oog op het maatschappelijke leveni" Terecht constateren de auteurs van Gelukkig is het land een lege maatschappij, zonder binding met het transcendente in het publieke leven. De politiek is verbazingwekkend oppervlakkig geworden. 'De aandacht wordt telkens gevangen door de human-interest-verhalen en tal van beuzelachtige kwesties waar de "actualiteit" ons op trakteert. Een omvattend toekomstdenken ontbreekt. De werking van een democratie die geen oriëntatie biedt, leidt op de duur ook tot kwaliteitsverlies van het openbaar bestuur'." Zonder het geloof in God zal de Nederlandse samenleving echter nooit zichzelf zijn.^° Terecht zijn de schrijvers erop uit om aan de erkenning van God en het christelijk geloof een nieuwe re-

levantie te geven voor de Nederlandse samenleving. Het publieke debat moet zich oriënteren op de normen waarmee het evangelie een gemeenschappelijke moraal hier ten lande heeft helpen vormen.21

Kritisch met anderen

Als SGP moeten we de bijdrage aan de publieke moraal niet in ons eentje voeren, maar met gebruikmaking van eikaars inzichten. Als het over de invulling gaat van de publieke moraal, moet kritiek uitgeoefend worden op de vaag-christelijke invulling van dit thema bij het CDA. Volgens C.J. Klop, plaatsvervangend directeur van het Wetenschappelijk Instituut van het CDA, is het ethos van de publieke sector het resultaat van het politieke debat in de volksvertegenwoordiging. Dit debat kan worden beschouwd als een voortdurende strijd tussen de publieke componenten van brede moralen. Klop bepleit een langs democratische weg overeengekomen compromis of consensus over de - waarden die de burgerlijke betrekkingen bepalen. In de tijd waarin de politieke partijen op christelijke grondslag een meerderheid in het parlement hadden, waren wel 'transcendente elementen' in het publieke ethos ingebracht (zoals het ambtsgebed). Maar dit ethos kan niet uitsluitend meer door de politieke waarden en normen van het christelijk geloof worden bepaald 'omdat daarvoor geen meerderheid meer bestaat'.22

Klop bepleit dat de niet-christelijke geïnspireerde inbreng in het ethos van de publieke sector beter gearticuleerd naar voren wordt gebracht, 'opdat beide zinbronnen, christelijk geloof en humanisme, tot een constructief compromis kunnen komen'.^^ Dit ethos van de publieke sector moet een optimale moraal beogen, onderscheiden van de 'maximale moraal' in de Middeleeuwen en van de 'minimale moraal' van het relativistisch individualisme van het utilitaristisch (gericht op het nut, vdZ) liberalisme. 'Dit ethos van de publieke sector vereist geen eenheid van godsdienst of moraal in de samenleving, het laat religieuze en levensbeschouwelijke pluriformiteit toe'." Dit ethos mag 'niet, zoals in de Middeleeuwen, met een beroep op zijn sacrale karakter theocratisch wordt opgelegd, maar dat in het democratische politieke debat wordt ingebracht door hen die daarvan aanhanger zijn en die er langs de weg van de overtuiging met argumenten naar streven om deze visie door meerderheden aanvaard te krijgen'. Op deze manier voert de overheid een algemene cultuurpolitiek gebaseerd op de zinbronnen van de Europese cultuur zonder de geestelijke vrijheid aan te tasten.-'^ De overheid staat volgens Klop een 'optimaal ethos' voor zonder in de theocratie terug te vallen die de Middeleeuwen kenmerkte.-* Het gaat Klop om een moraal die anders is dan die van Middeleeuwse, pre-modeme tjden toen de geestelijkheid en de vorst die een publieke moraal aan de samenleving oplegden. Dat zou een maximale moraal genoemd kunnen worden.23

Hier zien we een neiging om de vrijheden positief tegemoet te treden. De brochure Gelukkig is het land kritiseert dit CDA-standpunt terecht. De auteurs stellen dat het CDA in het gemeenschapsdenken wel een fundament heeft voor een samenbindend ethos, maar dat het zich neerlegt bij het maatschappelijk pluralisme.^" Maar gaan de schrijvers dan zelf wel ver genoegi Wanneer de schrijvers godsdienstvrijheid als een van de idealen van de calvinisten van de zestiende en zeventiende eeuw te betitelen", is dat woord op die manier niet anachronistisch gebruikte De nadruk ligt bij de schrijvers wel heel sterk op de combinatie van christelijk geloof en nationale vrijheidstraditie.'" Ik zou zeggen: ten koste van de theocratische noties die de vrijheid van godsdienst toch limiteren aan het Woord van God dat geen gelijkstelling tussen God en de (af)goden duldt.

Als SGP is het belangrijk om actief te participeren in de discussie over de publieke moraal. We zullen daarbij vooral de vaagheid van de discussie moeten bekritiseren en pleiten voor het eerlijk naar buiten brengen van de eigen geloofsvooronderstellingen. Holdijk stelde dat de op zich goede discussie over de publieke moraal tot op dit moment helaas niet verder brengt dan wat plichtmatigheden over de betekenis van de grootstegemene-delemormen en waarden. De overheid heeft zich volgens hem zelfs ietwat aan dit publieke debat onttrokken, verwijzend naar de godsdienstige en levenbeschouwelijke neutraliteit van de staat. Te gemakkelijk maakt zij zich volgens de senator van deze materie af door te zeggen dat zij geen zedenmeester is.23

De theocratische traditie waarin de SGP verkeert is te rijk om in zichzelf opgesloten te blijven. Maar laten we ons geen iUusies maken. Van belang is dat we de weerbarstigheid van de samenleving goed beseffen. Christelijke politieke partijen zijn een minderheid geworden zowel in de politiek als in de samenleving. Terecht stelde R. Kuiper dat beginselpartijen als RPF, SGP en GPV nog wel gedragen worden in de eigen kring maar niet meer daarbuiten. De situatie van deze partijen is feitelijk niet meer die van de negentiende-eeuwse beginselpartij. Buiten eigen kring klinkt de boodschap en beginsel nauwelijks.^* Hoe moet dan de houding van de christen-politicus zijni De ontwikkeling van de huidige politiek baart zorgen. We noemden het ad-hoc beleid en het gebrek aan duidelijke beginselen of een toekomstvisie. L.M.P. Scholten zegt in het Reformatorisch Dagblad (15 februari) dat er een moment kan komen dat er geen participatie in de actieve politiek meer kan zijn. Laten we het niet hopen.

De SGP zal vooral de vaagheid van de discussie over de fublieke moraal moeten bekritiseren en pleiten voor het eerlijk naar buiten brengen van de eigen geloofsvooronderstellingen.

Maar het getuigen blijft volgens hem wel overeind staan. Dat zal dan een zodanig persoonlijk getuigenis zijn waarbij het leven (de daad) evenzeer van belang is dan het woord. Massink wees in zijn bijdrage in Meer dan mensenkennisl een uitnemende weg in zijn beschrijving van de christelijk-politieke visie op overheid en

burgerschap. Wie als christen leeft, let op zijn naaste en is geen calculerende burger. 'Christelijk staatsburgerschap begint met hemelburgerschap, de wandel in de hemel. Gehoorzaamheid aan God heeft direct gevolgen voor het samenleven met andere mensen'.28

Een christen-politicus is volgens Massink een soort voorbeeld-burger. Hij moet weten in dienst te staan van de Heere God. Dat betekent dat hij vanwege de eer van God ais oogmerk zich met laat afleiden door procedures, formahteiten, politieke modes en de media. Integriteit en authenticiteit zijn ook kenmerken van de christen-politicus.'" Voor SGP-politici is het van belang om te weten in welke samenleving zij hun werk verrichten, een postmoderne en plurale samenleving, die resoluut elke absolute waarheidsclaim afwijst, óók wat betreft de publieke normen en waarden. Die waarheidsclaim zullen we in alle voorzichtigheid en wijsheid naar voren moeten brengen en ons niet zo snel pragmatisch laten ringeloren door de pluriformiteit maar ook niet door beginselen als de geestelijkevrijheid en de scheiding van kerk en staat. Een te gemakkelijke acceptatie van de democratische verworvenheden en de grondwettelijke vrijheden doet het ideaal van een christelijke samenleving als een irreële wensdroom snel vervluchtigen. Laten we de discussie over de normen en waarden positief oppakken, persoonlijk in ons getuigenis, maar ook kerkelijk en via de weg van de christelijke organisaties.

Noten


1. E.M.H, Hirsch Ballin en A. Kosto, Recht in beweging. Een bekidsflan voor Justitie in de komen jaren, 's-Gravenhage 1990, p. 17.

2. H.F. Massink, 'Christelijke burgerschap in een postmoderne wereld', in: W. Büdgen e.a. Mier dan mensenkennis! [Over kennis in de mamschaf> f!ii van morgen], Heerenveen 1997, p. 67; zie ook kritische bijdrage van P. van de Breevaart 'Christendom als haarlenimerolie': Een scheutje religie in een WD-program verandert de mentaliteit niet {Reformatorisch Dagblad 12 maart 1994).

3. S.J. Vellenga en B.J. Seldenthuis, Normvervaging. De zm en onzin van een maatschafjpehjke discussie, Zoetermeer 1992, p. 29.

4. F. van Rooden, Religieuze regimes. Over godsdienst en maatschappij in Nederland 157O-'t990, uitgeverij Bert Bakker, Amsterdam 1996, p. 17.

5. F.B. Cliteur e.a.. Cultuur, politiek en christelijke traditie. Welke plaats is er voor het christelijke verhaal in onze samenleving^, Baam 1996, p. 17.

6. RB. Cliteur e.a., Cultuur, politiek en christelijke traditie, p. 25.

7. P.B. Cliteur e.a., Cultuur, politiek en christelijke traditie, p. 28.

8. A.C. Zijderveld, Staccato cultuur, flexibele maatschappij en verzorgende staat. De ironie van wat ons drijft en belangrijk dunkt, Utrecht 1991, p. 88.

9. A.C. Zijderveld, Staccato cultuur, p. 37.

10. S. Vellenga etc, Normvervaging, p. 18; ook iemand als H. Kunneman, hoogleraar praktische humamstiek, typeert deze ontwikkeling op dezelfde wijze als hij de cultuur beschrijft als een ontwikkeling van theemutscultuur (de waimte van de zuil) naar walkman-ego (het eigen wereldje van de mens) (Zie H.E Massink, 'Christelijk burgerschap', p. 64, 65.

11. Richard J. Neuhaus, The Naked Public Scjuare: Religion and Democracy in America, Grand Rapids 1984, p. 86; L. Newbigin stelde daarom terecht dat de leegheid nooit de kern van het leven der natie kan vullen, want die leegte wordt of door Christus of door een afgod gevuld {Foolishness to the Greeks, p. 123). Terecht zegt A. Rouvoet dat wie iedere metafysische of rehgieuze fundering afwijst van de pubheke moraal en ervan uitgaat dat wat recht en zedelijk is in laatste instanrie bij meerderheid van stemmen wordt vastgesteld, zich het de mogelijkheid ontneemt om over welk vraagstuk dan ook in absolute termen uitspraken te doen ('De onvermijdehjkheid van een publieke moraal', in: Afgestemd 6/96, -p. 15).

12. G. Groen van Prinsterer, Adviezen Tweede Kamer der Staten-Ceneraal, Utrecht 1856/1857, deel 2, p. 37; zie ook Narede van vijfjarige strijd, Utrecht 1855, p. 14.

13. G. Groen van Prinsterer, Ter nagedachtenis van Stahl, Amsterdam 1862, p. V.

14. R. Kuiper en A.J. Verbrugh, Gelukkig is het land. Naar een gemotiveerde samenleving, Amsterdam/Bameveld 1996, p. 32 e.v.

15. R. Kuiper en A.J. Verbrugh, Gelukkig is het land, p. 22.

16. R. Kuiper en A.J. Verbrugh, Gelukkig is het land, p. 58, 59.

17. R. Kuiper en A.J. Verbrugh, Gelukkig is het land, p. 64, 65.

18. Ook H.E Massink wijst op de profetische rol die de kerk ten aanzien van de overheid moet hebben en op het nieuw verstaan van de theocratie bepleit door C. Graafland. Het getuigenis in de poliüek kan niet geïsoleerd worden van het getuigenis van de christelijke kerk in het algemeen (art. 'Christelijk burgerschap', p. 74). Schrijnend hiertegenover staat de opmerking van de Leidse ethicus G.G. de Kruijf die het beginsel van de scheiding van kerk en staat onomkoombaar acht en opmerkt dat christenen (!) de eerste behoren te zijn om dit beginsel te erkennen, 'omdat geloof zich niet verdraagt met dwang" (P.B. CUteur, Cultuur, politiek (ü christelijke traditie, p. 44). Hier wordt en passant steun van staatswege per definitie met dwang geas­ socieerd! De bijdrage van de christen aan de publieke moraal ligt volgens De Krui|f in het aantonen dat maatschappelijke sohdariteit in ieders belang is {a.w., p. 50). Maar is dat alles?

19. R. Kuiper en A.J. Verbrugh, Gelukkig is het lanzd, p. 37.

20. R. Kuiper en A.J. Verbrugh, Gelukkig is het land, p. 50.

21. R. Kuiper en A.J. Verbrugh, Gelukkig is het land, p. 87.

22. C.J. Klop. De cultuurpolitieke paradox. Noodzaak 'en onwenselijkheid van overheidsinvloed op normen en waarden. Kampen 1993, p. 201.

23. C.J. Klop, De cultuurpolitieke paradox, p.201.

24. C.J. Klop, De cultuurpolitieke paradox, p. 204.

25. C.J. Klop, De cultuurpolitieke paradox, p. 204.

26. C.J. Klop, De cultuurpolitieke paradox, p. 212.

27. En dan schrijft Klop: 'In de christen-democraüe gaat het om een visie op het ethos van de publieke sector, die geestelijke vrijheid erkent, maar ook faciliteert. daar zit een belangrijk verschil met de hberale moraal. Voorts wordt deze visie langs democratische weg door middel va het overtuigen van andersdenkenden nagestreefd, het is een optimale en geen maximale moraal. Deze opümale moraal moet in staat worden geacht de individualiserende en de seculariserende (want de godsdienst tot privé-zaak verklarende) kracht van de liberale minimale moraal te overwinnen" {Christen Democratische Verkenningen 1/94, p. 40, 41, vgl. p. 47);

C.J. Klop, Cultuur, politiek d! christelijke traditie p. 39 (over de opumale moraal);

zie ook H.E.S. Woldring, De christen-democratie. Een kritisch onderzoek naar haar politieke filosofie, Utrecht 1996, p. 332. De christen-democratie wenst dat de overheid als zodanig de publieke moraal versterkt. Het gaat daarbij het morele houvast van samenlevingsverbanden te ondersteunen. De christen-democratie beschouwt niet het mdividu als hoeksteen van de samenleving, maar de gedifferentieerde samenlevingsverbanden waarin normen en waarden gestalte krijgen en worden overgeleverd (p. 334).

28. R. Kuiper en A.J. Verbrugh, Gelukkig is het land, p. 69; het CDA-rapport Publieke gerechtigheid gaat volgens de auteurs aan de traditie die de eer van God vermeld wil zien volstrekt voorbij. Het rapport rekent zelfs het publieke eerbetoon aan God bij de oudtestamentische theocratische ideeën die sinds de tijd van het Nieuwe Testament zouden hebben afgedaan (p. 74, 75),

29. R. Kuiper en A.J. Verbrugh, Gelukkig is het land, p. 66.

30. R. Kuiper en A.J. Verbrugh, Gelukkig is het land, p. 85.

31. De Banier, 28 november 1996.

32. Amendement 199é/i, p. 27.

33. H.R Massink, 'Christelijk burgerschap', p. 69..

34. H.E Massink, 'Christelijk burgerschap', p.70, 71.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 april 1997

Zicht | 28 Pagina's

Debat over publieke moraal raakt kern christelijke politiek

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 april 1997

Zicht | 28 Pagina's