Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Stemmenverlies voor de  reformatorische partijen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Stemmenverlies voor de reformatorische partijen

23 minuten leestijd Arcering uitzetten

Verkiezingen 1998(11)

Van raadsverkiezingen naar Kamerverkiezingen:

AIO Bestuurskunde Erasmus Universiteit Rotterdam

Opnieuw wendden tienduizenden l< iezers in de periode van twee maanden tussen de gemeenteraads-en Kamerverl< iezingen zich af van de reformatorische partijen. Voor de verl< iezingen van 1994 is dat verlies in dit blad ook al eens uiteengezet. Er kan derhalve gesproken worden van een terugkerend verschijnsel. Daar het niet onwaarschijnlijk is dat dit verlies de reformatorische partijen gezamenlijk een zetel kost, is het wellicht goed nog eens aandacht te schenken aan dit verschijnsel.

In het vorige nummer van Zicht is het belang van de horizontale lijstverbinding aan de orde geweest.' Dat belang is toen geïllustreerd aan de hand van de effecten die het al dan niet aangaan van deze lijstverbinding heeft gehad op het zetelaantal van de reformatorische partijen (RPF, SGP en GPV) bij de gemeenteraadsverkiezingen van dit jaar. Het

belang van de horizontale lijstverbinding is nog weer eens onderstreept door het resultaat bij de Tweede Kamerverkiezingen. De SGP dankt haar herwonnen derde zetel immers aan het aangaan van een horizontale lijstverbinding met de andere reformatorische partijen.

Kamerverkiezingen '98

Bij de Kamerverkiezingen van dit jaar werden volgens de officiële - door de Kiesraad op 19 mei vastgestelde - uitslag 8.607.787 geldige stemmen uitgebracht. Dat betekent dat een partij 57.385 7/10 (= 8.607.787/150) stemmen nodig had om een zetel te verkrijgen. Dit is de zogenaamde kiesdeler (art.PS Kieswet). In Nederland moet een partij minstens een aantal stemmen ter hoogte van de kiesdeler hebben om in het parlement te komen (art.P7, lid 2 Kieswet). Dertien van de 22 partijen die aan de parlementsverkiezingen deelnamen haalden deze zogenaamde kiesdrempel niet en moesten derhalve buiten het parlement blijven.

"...Het is mede daarom ook verstandig een horizontale lijstverbinding aan te gaan zodat kleine partijen met elkaar wat betreft stemmenaantal wat groter worden"

De negen partijen die de kiesdrempel wel haalden, staan vermeld in tabel 1, met in de tweede kolom het aantal behaalde stemmen. In de tweede kolom is vermeld hoeveel maal de verschillende partijen de volledige kiesdeler gehaald hebben. Dit aantal zetels krijgen zij in ieder geval (art.P6 Kieswet). Bij deze berekening van de zeteltoedeling gelden partijen met een onderlinge horizontale lijstverbinding "als één lijst, met een stemcijfer gelijk aan de som van de stemcijfers van de lijsten waaruit die combinatie bestaat" (art.P4 Kieswet). De stemmen van RPF, SGP en GPV zijn derhalve m tabel 1 bij elkaar opgeteld.

Nu blijven na deze verdeling nog acht zetels over. Om deze over de partijen die de kiesdrempel gehaald hebben te verdelen, wordt het gemiddeld aantal stemmen van elke partij berekend voor het geval die partij een zetel extra krijgt bij de reeds toegewezen zetels. De partij met het grootste gemiddelde krijgt de eerste restzetel toegewezen (art.P7, lid 1 Kieswet). Voor de tweede restzetel wordt bekeken welke partij daarna het grootste gemiddelde aantal stemmen per zetel heeft. Dit gaat zo door tot alle restzetels toegewezen zijn.

Het kan voorkomen dat een partij meer dan één restzetel krijgt. Bij de afgelopen Kamerverkiezingen was dit het geval bij de PvdA en het CDA die beide twee restzetels kregen. Tabel 1 maakt ook duidelijk dat het zogenaamde systeem van de grootste gemiddelden in het voordeel werkt van de grotere partijen. Het gemiddelde van deze partijen daalt immers langzamer wanneer een extra zetel wordt toegewezen dan die van de kleinere partijen. Het is mede daarom ook verstandig een horizontale lijstverbinding aan te gaan zodat kleine partijen met elkaar wat betreft stemmenaantal wat groter worden.

Tabel 2 laat zien wat er gebeurt zou zijn indien de reformatorische partijen geen horizontale lijstverbinding waren aangegaan. De reformatorische partijen zouden een zetel minder gekregen hebben, terwijl de WD er één extra zou hebben verworven. Daarenboven zou het GPV slechts op het nippertje de tweede zetel behouden hebben. Het zou dan de laatst toegewezen restzetel zijn, in plaats van de één-na-laatste zoals nu het geval is. Met nog geen 300 stemmen minder zou de zetel van het GPV naar de PvdA gegaan zijn. Het is dus zeer wel denkbaar dat het al dan niet aangaan van een horizontale lijstverbinding tussen de reformatorische partijen bij de Kamerverkiezingen twee zetels meer of minder voor deze partijen kan uitmaken.

Volgens tabel 1 hebben de reformatorische partijen in werkelijkheid op basis van hun gezamenlijk stemmental acht zetels toegewezen gekregen. Deze acht zetels moeten vervolgens nog onderling verdeeld worden tussen de partijen die een horizontale lijstverbinding zijn aangegaan. Artikel Pil van de Kieswet bepaalt dat dit als volgt gaat. Allereerst wordt de zogenaamde combinatiekiesdeler berekend. Daartoe wordt het gezamenlijk aantal op de horizontaal verbonden partijen uitgebrachte stemmen gedeeld door het totaal aantal aan hen toegewezen zetels. De combinatiekiesdeler was bij de Kamerverkiezingen voor de reformatorische partijen 54.612, 5 (436.900/8) stemmen.

Vervolgens wordt nagegaan hoeveel maal de afzonderlijke partijen deze combinatiekiesdeler volledig bereiken. Dit aantal is weergegeven in de derde kolom van tabel 3. Dan blijven nog twee zetels over. Deze worden achtereenvolgens toegewezen aan de partijen die de grootste overschotten hebben.

Deze overschotten staan vermeld in de vierde kolom. Het GPV krijgt dus de eerste en de SGP de tweede restzetel, zodat nu de uiteindelijke zetelaantallen van de afzonderlijke refer

matorische partijen in de Tweede Kamer bepaald kunnen worden, zoals terug te vinden in de laatste kolom van tabel 3.

Opkomst

De horizontale lijstverbinding is, zo mag intussen uit het voorgaande artikel en uit het hierbovenstaande duidelijk zijn, een belangrijk instrument om het op de reformatorische partijen uitgebrachte aantal stemmen optimaal om te zetten in zetels. Aan het optimaliseren van het aantal zetels voor de reformatorische partijen gaat echter het optimaliseren van het aantal stemmen vooraf. Noch bij de Kamerverkiezingen, noch in alle gemeenten bij de gemeenteraadsverkiezingen wordt een optimaal aantal stemmen door de reformatorische partijen verworven. Daar wordt in het vervolg van dit artikel nader op ingegaan.

Bij de Kamerverkiezingen gingen aanzienlijk meer mensen naar de stembus dan bij de gemeenteraadsverkiezingen.2 Het opkomstpercentage lag bij de Kamerverkiezingen van 6 mei meer dan tien procent hoger dan bij de gemeenteraadsverkiezingen. Op basis daarvan zou verwacht kunnen worden dat de reformatorische partijen ook meer stemmen zouden krijgen. Maar dat is niet het geval. Nu is dit in zoverre verklaarbaar dat de reformatorische kiezers geacht kunnen worden trouwer te zijn in het vervullen van hun burgerplicht, ongeacht om welke verkiezingen het gaat.

De hogere opkomst in gemeenten met een relatief groot aandeel reformatorische kiezers kan als argument bij de laatstgenoemde stelling aangevoerd worden. In gemeenten waar de reformatorische partijen gezamenlijk bij de gemeenteraadsverkiezingen meer dan 25 procent van het aantal stemmen kregen, lag het opkomstpercentage gemiddeld bij de 74 procent, zoals tabel 4 laat zien. Dit is dus aanzienlijk hoger dan het landelijk gemiddelde. Verondersteld kan worden dat de reformatorische partijen hun kiezerscorps bij de gemeenteraadsverkiezingen reeds volledig gemobiliseerd hadden (in ge­ meenten waar zij alle drie aan de raadsverkiezingen deelnamen). Er waren dus niet veel extra stemmen meer te winnen.

Dat de reformatorische partijen tussen de twee verkiezingen geen stemmen winnen ondanks de hogere opkomst mag dan grotendeels verklaarbaar zijn door de stemtrouw van de reformatorische kiezer, daarmee is evenwel niet verklaard dat er stemmen verloren gingen voor de reformatorische partijen tussen de twee verkiezingen. Dat is immers in tegenspraak met de veronderstelde trouw van de reformatorische kiezer. Blijkbaar maakt zij/hij dus toch onderscheid tussen de verschillende verkiezingen.

Omvang

Natuuriijk verloren de reformatorische partijen tussen de verkiezingen niet alleen stemmen maar kregen zij ook stemmen van kiezers die bij de gemeenteraadsverkiezingen niet op een reformatorische partij hadden gestemd. Een deel van deze 'winst' was afkomstig uit gemeenten waar de reformatorische kiezer bij de gemeenteraadsverkiezingen niet de mogelijkheid had om op een reformatorische partij te stemmen omdat er geen reformatorische partij aan de verkiezingen deelnam. Een ander deel van de 'winst' was afkomstig uit gemeenten waar op 4 maart geen gemeenteraadsverkiezingen werden gehouden in verband met gemeentelijke herindeling. Onder meer deze 'winst' compenseert het verlies van stemmen voor de reformatorische partijen tussen de gemeenteraads-en de Kamerverkiezingen waardoor het lijkt alsof er in het geheel geen verlies is.

Wanneer evenwel uitsluitend die gemeenten bekeken worden waar één of meer van de drie reformatorische lijsten (onder de vlag van de landelijke partij) aan de gemeenteraadsverkiezingen deelnamen, dan blijkt dat in het overgrote deel van deze gemeenten het aantal stemmen voor de reformatorische partijen gezamenlijk is gedaald bij de Kamerverkiezingen in vergelijking met de gemeenteraadsverkiezingen.

In 165 van de 205 gemeenten waar één of meer van de reformatorische partijen aan de gemeenteraadsverkie-

zingen van 1998 deelnamen, was het stemmental voor deze partijen gezamenlijk bij de Kamerverkiezingen van 1998 lager dan bij de gemeenteraadsverkiezingen. Het gaat dus om ruim 80 procent van de gemeenten zodat gesproken kan worden over een algemene trend. De omvang van het stemmenverlies kan nog nader gespecificeerd worden door de verloren stemmen in de bedoelde 165 gemeenten bij elkaar op te tellen. Het verlies bedraagt dan bijna 37.000 stemmen ofwel ruim 12 procent van het aantal in deze gemeenten bij de gemeenteraadsverkiezingen op de reformatorische partijen uitgebrachte stemmen.

'...Hoe groter de omvang van de reformatorische partijen gezamenlijk dus, hoe groter ook hun aantrekkingskracht naar dergelijke kiezers."

Het verlies van stemmen ligt waarschijnlijk nog hoger dan 37.000. Te denken valt aan stemmencompensatie binnen een gemeente zelf. Bijvoorbeeld: stel voor dat in IJsselmuiden 450 mensen minder op de reformatorische partijen stemmen bij de Kamerverkiezingen dan bij de gemeenteraadsverkiezingen. Daar echter 135 mensen bi] de gemeenteraadsverkiezingen op een niet-reformatorische partij stemmen, maar bij de Kamerverkiezingen wel op een van de reformatorische partijen stemmen bedraagt het verlies per saldo 315. Bij vergelijking van de statistieken lijkt het dan alsof het verlies 315 bedraagt, terwijl het in werkelijkheid nog hoger ligt."

Gegeven dat het met zekerheid vast te stellen deel van het stemmenverlies (37.000 stemmen) op zich bijna al goed is voor tweederde van de kiesdeler is het niet onwaarschijnlijk dat met het vasthouden van deze zwevende kiezers nog een extra zetel voor de reformatorische partijen te halen valt bij de Kamerverkiezingen.

Verklaring 1: Omvang reformatorische partijen

Naast de hogere mate van stem-of kiestrouw van de reformatorische kiezer lijken twee factoren voor het verklaren van het verschil in hoeveelheid stemmen - zowel verlies als winst - voor de reformatorische partijen in de afzonderlijke gemeenten tussen de gemeenteraads-en Kamerverkiezingen van belang:

l.De aard van de lijst(combinaties) waarmee de reformatorische partijen deelnemen aan de gemeenteraadsverkiezingen.

2. Strategisch stemgedrag in samenhang met de electorale omvang van de reformatorische partijen m de gemeenten.

Aan de hand van de uitkomsten van de gemeenteraads-en de Tweede Kamerverkiezingen m 1998 kan het verklarend vermogen van de twee bovengenoemde factoren getoetst worden. Hieronder zal dat in kort bestek gebeuren.

Om met de laatstgenoemde factor te beginnen, verondersteld wordt dat een aantal kiezers slechts dan op de reformatorische partijen zullen stemmen wanneer zij verwachten dat deze partijen ook daadwerkelijk een zekere invloed op basis van hun omvang zullen kunnen uitoefenen. Hoe groter de omvang van de reformatorische partijen gezamenlijk dus, hoe groter ook hun aantrekkingskracht naar dergelijke kiezers.

Op basis van het bovenstaande veronderstelling zou verwacht kunnen worden dat in gemeenten waar de omvang van de reformatorische partijen op lokaal niveau groter is dan op landelijk niveau er eerder verlies zal optreden tussen de gemeenteraads-en Tweede Kamerverkiezin- gen dan in gemeenten waar de omvang van de reformatorische partijen op lokaal niveau kleiner is dan op landelijk niveau. In 1994 was dat inderdaad in zekere mate het geval. Ook voor 1998 kan emgszins een verschil worden opgemerkt.

Om het verschil tussen de gemeenten met een verschillende omvang van de reformatorische partijen te kunnen vaststellen is een onderscheid gemaakt tussen enerzijds die gemeenten waarin de reformatonsche partijen meer en anderzijds die gemeenten waarin de reformatorische partijen minder dan vijf procent van de stemmen bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1994 behaalden. De grens is gelegd bij de vijf procent omdat dit ongeveer het aantal stemmen is dat de reformatonsche partijen gezamenlijk bij de Kamerverkiezingen behalen.

In tabel 5 zijn de kerngetallen van de vergelijking weergegeven. In de bovenste twee rijen is de omvang van het aantal verliezende gemeenten in de twee groepen gemeenten aangeduid. Daaruit komt naar voren dat gemeenten met een grotere omvang van de reformatorische partijen bi| de gemeenteraadsverkiezingen inderdaad eerder stemmen verliezen tussen de gemeenteraads-en de Tweede Kamerverkiezingen.

Ook het gemiddeld aantal stemmen dat verloren wordt per gemeente is in gemeenten met een grotere omvang van de reformatorische partijen beduidend hoger, zoals uit de derde ri| van tabel 5 blijkt. Dit verschil moet echter genuanceerd worden omdat ook het aantal reformatonsche stemmen in gemeenten met een grotere omvang van de reformatorische partijen hoger ligt. Het is daarom goed ook naar het procentuele verlies te kijken. Dat is in de onderste rij van de tabel gedaan en dan blijkt dat procentueel het verlies tussen de gemeenteraads-en de Kamerverkiezingen in gemeenten met een kleinere omvang van de reformatorische partijen zelfs iets hoger ligt dan het gemiddelde procentuele verlies in al de verliezende gemeenten.

Concluderend kan gesteld worden dat de kans dat in een gemeente stemmen voor de reformatorische partijen verloren gaan tussen gemeenteraads-en de Tweede Kamer-

verkiezingen groter is naarmate de omvang van de reformatorische partijen groter is bij de gemeenteraadsverkiezingen. De omvang van dit verlies voor de reformatorische partijen in deze verliezende gemeenten met een grotere omvang van de reformatorische partijen is qua absolute aantallen stemmen eveneens beduidend groter, maar qua procentuele omvang iets geringer dan in gemeenten met een kleinere omvang van de reformatorische partijen.

Wat voor 1994 is nagegaan, maar voor 1998 niet, is of de omvang van de reformatorische partijen bij de gemeenteraadsverkiezingen en de stemmenmutatie van de reformatorische partijen tussen de gemeenteraads-en de Kamerverkiezingen invloed heeft op het stemmental van het CDA. Een dergelijk verband is destijds gesignaleerd waarbij de stemmenmutatie van de reformatorische partijen tussen de twee verkiezingen deels met name een gevolg is van een uitruil van stemmen tussen de RPF en het CDA. Van de reformatorische partijen trekt de RPF de meeste zwevende kiezers. De schaduwzijde daarvan is dat deze partij ook de meeste (zwevende) kiezers kan verliezen.

Verklaring 2: lijsten

Belangrijker dan de omvang van de reformatorische partijen voor het verklaren van hun stemmenmutatie tussen de gemeenteraads-en de Tweede Kamerverkiezingen lijken de lijsten waarmee deze partijen uitkomen bij de gemeenteraadsverkiezingen. Het is wellicht overbodig te stellen dat wanneer de reformatorische partijen met geen enkele lijst meedoen aan de gemeenteraadsverkiezingen zij dan ook geen enkele stem bij deze verkiezingen zullen kunnen verwerven. Bij de Kamerverkiezingen kunnen zij dan ten opzichte van de uitslag bij de gemeenteraadsverkiezingen slechts winst boeken.

Het bovenstaande is zo evident dat deze gemeenten ook bij de vergelijking die in dit artikel gemaakt wordt buiten beschouwing zijn gelaten. Het meenemen van deze gemeenten in de vergelijking kan enkel het stemmenveriies van de reformatori­ sche partijen tussen de raads-en Kamerverkiezingen versluieren. In een groot aantal gemeenten zou het meedoen van de reformatorische partijen aan de gemeenteraadsverkiezingen ook onzinnig zi|n omdat zij bij lange na geen kans maken op een raadszetel. Meedoen aan de raadsverkiezingen zou in dat geval slechts vergeefse moeite en kosten betekenen.

Niettemin leek het goed een aantal gemeenten aan te geven waar in 1994 geen enkele reformatorische lijst aan de verkiezingen deelnam en waar toch op basis van het aantal stemmen bij de Kamerverkiezingen van 1994 een gerede kans bestond dat de reformatorische partijen in deze gemeenten een zetel in de gemeenteraad zouden kunnen bemachtigen. In totaal noemde ik destijds elf gemeenten: Franekeradeel, Heerenveen, Ooststellingwerf, Sneek, Smilde, Renkum, Zaltbommel, Aalsmeer, Leiden, Rozenburg en Schiedam. In deze gemeenten zouden de reformatorische partijen niet kansloos zijn bij deelname aan de gemeenteraadsverkiezingen.

De reformatorische partijen kwamen bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1998 in drie van de elf opgesomde gemeenten met een lijst uit. Zoals uit tabel 6 naar voren komt, was het in al deze gemeenten met succes. Zowel in Leiden, Ooststellingwerf als in Heerenveen verwierven de reformatorische partijen een zetel in de gemeenteraad. Dit succes kan wellicht dienen als een aansporing voor de reformatorische partijen in de overige opgesomde gemeenten om de volgende keer deel te nemen aan de gemeenteraadsverkiezingen.

Ga niet alleen

In een aantal gevallen is het dus zinvol om als reformatorische partijen deel te gaan nemen aan de gemeenteraadsverkiezingen. Het is daarbij en daarnaast aan te raden dat niet slechts één van de drie reformatorische partijen aan de gemeenteraadsverkiezingen deelneemt. Het is opvallend dat in de gemeenten waar de reformatorische partijen tussen de gemeenteraads-en de Kamerverkiezingen stemmenwinst boekten voornamelijk slechts één van de drie reformatorische partijen aan de

gemeenteraadsverkiezingen deelnam, zoals in tabel 7 tot uitdrukking komt.

...De kans dat in dat geval een deel van het electoraat thuisblijft ofop> een andere parti (het CDA) stemt is aanzienlijk groter dan wanneer twee of meer reformatorische partijen aan de raadsverkiezingen deelnemen."

In de eerste plaats zijn in tabel 7 de grote gemeenten oververtegenwoordigd. Zo kunnen de vier grote steden in de tabel worden teruggevonden: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht evenals Dordrecht, Groningen, Enschede, Eindhoven, Leeuwarden. Minstens zo belangwekkend is dat in 26 van de 41 gemeenten (63, 4 %) waar tussen de gemeenteraadsen de Tweede Kamerverkiezingen winst geboekt werd door de reformatorische partijen het een gemeente betreft waar bij de gemeenteraadsverkiezingen slechts één van de drie reformatorische partijen deelnam aan de verkiezingen. Dit terwijl in slechts 22, 9 procent van de 205 gemeenten een dergelijke lijstsamenstelling voorkomt. Deze lijstsoort is derhalve zeer duidelijk oververtegenwoordigd bij de gemeenten waar winst geboekt wordt.

Kennelijk was het reformatorisch electoraat bij de gemeenteraadsverkiezingen in deze gemeenten - in tegenstelling tot de algemene trend - nog niet uitgeput. Waarschijnlijk betrof het hier kiezers die, omdat zij bij de gemeenteraadsverkiezingen niet de mogelijkheid hadden op de refor­ matorische partij van hun voorkeur te stemmen ervan af zagen om naar de stembus te gaan. Deze kiezers kunnen ook bij de gemeenteraadsverkiezingen uitgeweken zijn naareen andere partij (het CDA) om vervolgens bij de Tweede j Kamerverkiezingen wel op de reformatorische partij van hun voorkeur te gaan stemmen zodat er per saldo een stemmenwinst ontstond voor de reformatorische partijen gezamenlijk.

Wanneer de variëteit aan lijsten en lijstcombinaties van de reformatorische partijen bij de gemeenteraadsverkiezingen bezien \A'ordt, zoals weergegeven in tabel 8 dan dringt zich eveneens één duidelijke conclusie op: laat niet slechts één reformatorische partij met een lijst uitkomen bij de gemeenteraadsverkiezingen. De kans dat in dat geval een deel van het electoraat thuisblijft of op een andere partij (het CDA) stemt is aanzienlijk groter dan wanneer tv/ee of meer reformatorische partijen aan de raadsverkiezingen deelnemen. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat de reformatorische partijen deels electoraal complementair zijn.

In de eerste plaats zijn in tabel 7 de grote gemeenten oververtegenwoordigd. Zo kunnen de vier grote steden in de tabel worden teruggevonden: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht evenals Dordrecht, Groningen, Enschede, Eindhoven, Leeuwarden. Minstens zo belangwekkend is dat in 26 van de 41 gemeenten (63, 4 %) waar tussen de gemeenteraadsen de Tweede Kamerverkiezingen winst geboekt werd door de reformatorische partijen het een gemeente betreft waar bij de gemeenteraadsverkiezingen slechts één van de drie reformatorische partijen deelnam aan de verkiezingen. Dit terwijl in slechts 22, 9 procent van de 205 gemeenten een dergelijke lijstsamenstelling voorkomt. Deze lijstsoort is derhalve zeer duidelijk oververtegenwoordigd bij de gemeenten waar winst geboekt wordt.

Kennelijk was het reformatorisch electoraat bij de gemeenteraadsverkiezingen in deze gemeenten - in tegenstelling tot de algemene trend - nog niet uitgeput. Waarschijnlijk betrof het hier kiezers die, omdat zij bij de gemeenteraadsverkiezingen met de mogelijkheid hadden op de reformatorische partij van hun voorkeur te stemmen ervan af zagen om naar de stembus te gaan. Deze kiezers kunnen ook bij de gemeenteraadsverkiezingen uitgev/eken zijn naar een andere partij (het CDA) om vervolgens bij de Tweede Kamerverkiezingen wel op de reformatorische partij van hun voorkeur te gaan stemmen zodat er per saldo een stemmenwinst ontstond voor de reformatorische partijen gezamenlijk Wanneer de variëteit aan lijsten en lijstcombinaties van de reformatorische partijen bij de gemeenteraads verkiezingen bezien wordt, zoals weergegeven in tabel 8 dan dringt zich eveneens één duidelijke conclusie op: laat niet slechts één reformatorische partij met een lijst uitkomen bij de gemeenteraadsverkiezingen. De kans dat in dat geval een deel van het electoraat thuisblijft of op een andere partij (het CDA) stemt is aanzienlijk groter dan wanneer twee of meer reformatorische partijen aan de raadsverkiezingen deelnemen. Op basis hiervan kan geconcludeerd worden dat de reformatorische partijen deels electoraal complementair zijn.

In tabel 8 zijn slechts die soorten lijsten en combinaties van lijsten weergegeven waarvan er meer dan tien voorkwamen bij de gemeenteraadsverkiezingen van 1998 zodat het mogelijk is om een enigszins evenwichtig gemiddelde te krijgen. Hierdoor is de variant v/aarbij van de reformatorische partijen alleen de RPF aan de gemeenteraadsverkiezingen meedoet niet weergegeven in tabel 8. Deze variant, die overigens dus niet veel voorkomt, wijkt af van die twee waarbij slechts één van de beide an-

dere reformatorische partijen aan de raadsverkiezingen deelnemen (G of S in de tabel).

Er is dus een uiterst duidelijke tweedeling tussen enerzijds gemeenten waar slechts het GPV of de SGP aan de gemeenteraadsverkiezmgen deelnemen en anderzijds de overige soorten lijsten en lijstcombinaties. Terwijl in gemeenten met de beide eerstgenoemde lijsten de reformatorische partijen gezamenlijk in slechts één op de drie gevallen meer stemmen hadden bij de gemeenteraadsverkiezingen ten opzichte van de Kamerverkiezingen, hadden de reformatorische partijen in gemeenten met de overige lijsten en lijstcombinaties in negen van de tien gevallen meer stemmen bij de gemeenteraadsverkiezingen ten opzichte van de Kamerverkiezingen.

Binnen de laatstgenoemde groep is geen duidelijk verschil waarneembaar tussen het uitkomen met één lijst voor de reformatorische partijen en het uitkomen van de reformatorische partijen met afzonderlijke lijsten. Een afzonderlijke SGP-lijst met tegelijk een GPV/RPF-combinatie in een bepaalde gemeente scoort bijvoorbeeld qua stemmenaantal bij de raadsverkiezingen, wanneer deze afgezet wordt tegen het stemmenaantal bij de Kamerverkiezingen bepaald met slechter dan een GRS-lijst. Electoraal bezien is eenwording zeker niet per definitie succesvoller dan gescheiden optrekken.4

In tabel 9 zijn de 29 (van de eerder genoemde 205) gemeenten opgesomd waar het aantal reformatorische partijen dat meedeed aan de raadsverkiezingen in 1998 gewijzigd is ten opzichte van het aantal bij de raadsverkiezingen in 1994, De ontwikkelde hypothese wordt in meer dan 75 procent van de gevallen ondersteund. In die gevallen betekent een groter aantal reformatorische partijen bij de gemeenteraadsverkiezingen ook een beter resultaat ten opzichte van de stemmenaantallen voor deze partijen bij de Kamerverkiezingen of een kleiner aantal reformatorische partijen bij de raadsverkiezingen een slechter resultaat ten opzichte van de Kamerverkiezingen. Duidelijk blijkt de juistheid van de hypothese ook uit het gegeven dat 9 van de 11 plusjes in tabel 9 verdwijnen tussen 1994 en 1998. In deze elf gemeenten werden in 1994 bij de Kamerverkiezingen meer stemmen uitgebracht op de reformatorische partijen dan bij de raadsverkiezingen. In al deze elf gemeenten deden in 1998 meer reformatorische partijen mee dan in 1994. Dit resulteerde in negen van de elf gevallen in meer stemmen bij de gemeenteraadsverkiezingen ten opzichte van de Kamerverkiezingen in 1998.

De conclusie van deze analyse luidt derhalve ook hier dat het meedoen door slechts één van de reformatorische partijen (GPV of SGP) aan de gemeenteraadsverkiezingen electoraal ongunstig is. Zo valt het ook op dat in het ene geval dat een GS-lijst omgezet wordt in een lijst waarbij slechts de GPV aan de verkiezingen deelneemt (Axel) dit resulteert in een extra plusje, dus in minder stemmen bij de gemeenteraadsverkiezingen dan bij de Kamerverkiezingen.

Waarschuwing

Bij elkaar zijn in dit artikel drie elementen genoemd van een verklaring voor de stemmenmutatie van de reformatorische partijen gezamenlijk tussen de gemeenteraads-en de Kamerverkiezingen: de trouwe opkomst van de reformatorische kiezer, de omvang van de reformatorische partijen in de gemeenten en de lijst(combinatie) waarmee de reformatorische partijen deelnemen aan de gemeenteraadsverkiezingen. Dat wil zeker niet zeggen dat er geen andere factoren in het spel zijn. Het verder zoeken naar en definiëren van deze factoren is voor de reformatorische partijen van belang om hun getalsmatige invloed in de vertegenwoordigende lichamen te optimaliseren.

De reformatorische partijen zouden zich naar aanleiding van de gepresenteerde analyse op twee hoofdvragen moeten concentreren:

l.Hoe kunnen de kiezers die bij de gemeenteraadsverkiezingen op de reformatorische partijen stemmen worden vastgehouden bij de Tweede Kamerverkiezmgeni

2. Hoe kunnen de kiezers die bij de Kamerverkiezingen op de reformatorische partijen stemmen worden gestimuleerd om bij de gemeenteraadsverkiezingen ook op de reformatorische partijen te stemmend

Het beantwoorden van de eerste vraag is het moeilijkst. Daar gaat het er om hoe de kiezers af te brengen zijn van strategisch stemgedrag. In dit geval is de vraag hoe het gedrag van de kiezer te veranderen zonder dat de machtspositie van de reformatorische partijen in het parlement gewijzigd kan worden. Verder is het ook noodzakelijk om nader onderzoek in te stellen naar de factoren die bij en naast het strategisch stemgedrag een rol spelen bij het afhaken van de 'zwevende' reformatorische kiezer tussen de gemeenteraads-en de Kamerverkiezingen om zodoende tot een meer effectieve aanpak te kunnen komen.

Als antwoord op de tweede vraag is in ieder geval duidelijk dat de reformatorische kiezer bij de gemeenteraadsverkiezingen in de gelegenheid gesteld moet worden om op een reformatorische partij te stemmen. Daarbij is het in de meeste gevallen niet voldoende voor een optimalisatie van het aantal reformatorische stemmen om slechts één van de reformatorische partijen te laten deelnemen aan deze verkiezingen.

De aanbeveling om minstens twee van de reformatorische partijen aan de verkiezingen voor de gemeenteraad in een gemeente te laten deelnemen, brengt een mogelijk gevaar met zich. Dat gevaar bestaat hierin dat in gemeenten waarin nu slechts één partij meedoet aan de verkiezingen een tweede partij een afzonderlijke lijst gaat indienen die het gezamenlijk stemmental weliswaar iets doet stijgen, maar die kansloos is voor een zetel. Daarmee worden dan tevens stemmen weggehaald bij de reeds aanwezige partij zodat deze gevaar loopt een zetel te gaan verliezen. Per saldo leiden de reformatorische partijen dan zetelverlies ondanks de stemmenwinst. In dat geval zou een verticale lijstverbinding een optimalere uitkomst kunnen bieden.

Het verdient dus voorkeur om het uitkomen met meer dan één reformatorische partij bij de gemeenteraadsverkiezingen met beleid te doen plaatsvinden, waarbij eveneens de plaatselijke eigenaardigheden in acht worden genomen. In ieder geval is zowel een onverhoeds binnendringen van een 'nieuwe' als een blokkadevorming door een reeds aanv/ezige reformatorische partij in een gemeente ongewenst. Het leidt dan slechts tot een inboeten aan (gezamenlijk) belang van de reformatonsche partijen in plaats van een optimaliseren hiervan.

En dat laatste was immers de expliciet doelstelling van zowel dit als het voorgaande artikel.

Noten


1. Voor hun hulp bij de informatieverwerving en - verwerking ten behoeve van deze serie van twee artikelen komt dank toe aan G.B. Ekelmans (RPF), Th. Haasdijk (GPV), R. Jolly (EUR), Meijer (CBS), D Nieuwenhuis (SGP). Uiteraard is slechts de auteur aansprakelijk voor onjuistheden in de presentatie en de interpretatie van de gegevens. Kritische reacties zijn welkom Johan Weggeman, Erasmus Universiteit Rotterdam, Vakgroep Bestuurskunde, Postbus 1738, 3000 DR Rotterdam. Telefoon: 010-4082634; E-mail: Weggeman@bsk.fsw.eurnl

2. Voor een methodologische rechtvaardiging van het vergelijken van de uitslagen van gemeenteraads- en Tweede Kamerverkiezingen zoals in dit artikel plaatsvindt, is hier helaas geen ruimte. Ik volsta met een verwijzing naar de dissertatie van M.f] Van Tilburg, Lokaal ofNationaali Ha lokale karakter van de gemeenleraadsverkiezingen ut Nederlandse gemeenten (1')74-i990), 's-Gravenhage en een opinie-artikel van mijn hand in het Nederlands Dagblad van 26 mei 1995,

3. Het is echter buiten alle proporties om te stellen dat het stemmenverlies alleen al voor de RPF tussen de gemeenteraads- en de Kamerverkiezingen 100.000 stemmen bedroeg, zoals de RPF-er Van Dijke volgens het Reformatorisch Dagblad van 2: ^ mei 1998 op de vergadering van de Federatieraad van 23 mei deed. Dit is onmogelijk hard te maken.

4. Zie ook in internationaal perspectief: Peter Mair, The electoral payoffs of fission and fusion', British Journal of Political Science, 20 (1990), pp.131-142.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 1998

Zicht | 32 Pagina's

Stemmenverlies voor de  reformatorische partijen

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 juni 1998

Zicht | 32 Pagina's