Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Dualisme als medicijn?!?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dualisme als medicijn?!?

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

thema Monisme/dualisme

Van harte beterchap togewent!!

C.P.W. van den Berg*

Parttime fractiemedewerker SGP (op projectbasis)

"De gemeente is ziek." "Schimmigheid van het lolcale bestuur en het verschil tussen formele en theoretische uitgangspunt van het monistische model en de dualistische praktijk leidt tot een verpietering van de gemeente." "Het politieke debat tussen burgers en hun vertegenwoordigers is zo goed als dood." "Dichten democratisch gat".

Een paar kreten die aangeven dat er heel wat mis schijnt te zijn met onze lokale democratie. De inrichting van het (lokaal) bestuur is echter al heel lang een onderwerp van discussie. De gekozen burgemeester, wethouders buiten de raad, het referendum, allemaal onderwerpen waar men in en buiten Den Haag al jaren het hoofd over breekt. Dit leidde ertoe dat eind september 1998 de Staatscommissie dualisme en lokale democratie is geïnstalleerd. Deze 'Commissie-Elzinga', genoemd naar de voorzitter, de Groningse hoogleraar D.J. Elzinga, heeft als opdracht gekregen "advies uit te brengen over de wijze waarop de dualisering van het lokaal bestuursniveau vormgegeven kan worden"'.

„De inrichting van het (lokaal) bestuur is echter al heel lang een onderwerp van discussie. De gekozen burgemeester, wethouders buiten de raad, het referendum, allemaal ondervcerpen waar men in en buiten Den Haag altaren het hoofd over breekt."

Na iets meer dan een jaar hard werken heeft de Staatscommissie Dualisme en lokale democratie op maandag 17 januari j.l. haar rapport in het Haagse stadhuis aangeboden aan minister Peper van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. In het rapport wordt een nieuw model voor de gemeente geschilderd. De aanbevelingen beogen de rollen en posities van de Gemeenteraad, het College van B& W en de Burgemeester te herzien. Voor de langere termijn stelt de Commissie voor om de burgemeesters van de grote vier steden te laten kiezen door de bevolking. Invoering van het door de Commissie ontwikkelde nieuwe bestuursmodel zal, volgens de Commissie, een bijdrage leveren aan het oplossen van de problemen waar het lokale bestuur mee te kampen heeft. Volgens Elzinga is het de bedoeling om weer spanning in de provinciale en lokale politiek te brengen en de verklontering van het huidige stelsel uit de weg te ruimen-

De begrippen dualisme en monisme

Voordat ik een weergave geef van de belangrijkste aanbevelin­ gen van de Commissie geef ik eerste aan wat met de begrippen 'monisme' en 'dualisme' wordt bedoeld. Het rapport "Op de grens van monisme en dualisme"'' geeft heel kernachtig weer wat met monisme en dualisme moet worden verstaan; "Met de termen monisme en dualisme wordt gedoeld op de politiek-bestuurlijke verhouding tussen het vertegenwoordigend lichaam en het dagelijks bestuur.'"" Het rapport van de Commissie-Elzinga geeft kort weer wat de begrippen inhouden. "In een verhouding tussen een vertegenwoordigend orgaan en uitvoerend orgaan is sprake van dualisme indien het uitvoerend en het vertegenwoordigend orgaan beide substantiële eigen - door wet of grondwet geattribueerde - bevoegdheden bezitten en de leden van het uitvoerend orgaan niet tevens deel uitmaken van het vertegenwoordigend orgaan."^ "In een verhouding tussen een vertegenwoordigend orgaan en een uitvoerend orgaan is sprake van monisme indien de bevoegdheden van het uitvoerend orgaan geheel of in hoofdzaak een afgeleide zijn van die van het vertegenwoordigend orgaan en bovendien de leden vanhet uitvoerend orgaan geheel of grotendeels door en uit het vertegenwoordigend orgaan worden benoemd en tevens lid blijven van dit orgaan."* Voor de volledigheid moet echter wel opgemerkt worden dat het staatsrechtelijke primaat van het vertegenwoordigende orgaan slechts zelden inhoudt dat er ook sprake is van een materieel primaat.' Volgens het rapport van de Raad van Openbaar Bestuur (ROB) gaat het monistische model vaak gepaard met een bestuurspraktijk dat als dualistisch kan worden gekenmerkt.

Hoofdproblemen lokaal bestuur

De Commissie geeft in een korte beschrijving de vier problemen waar de lokale democratie tegenaan loopt. Het eerste probleem dat wordt genoemd is dat de positie van de politieke partijen in de lokale (vertegenwoordigende) democratie onder druk staan. De opkomst bij de verkiezingen daalt en de animo om zich in de lokale politiek actief op te stellen neemt af. Aan de andere kant neemt de belangstelling van burgers om zich met de gemeentelijke besluitvorming te bemoeien juist toe. Maatschappelijke ontwikkelingen hebben het 'alleenrecht' van de plaatselijke politiek doorbroken en maakt plaats voor beïnvloeding via allerlei belangengroepen en andere vormen van participatie.

Het tweede hoofdprobleem dat de Commissie schildert is dat de bestuurspraktijk steeds meer dualistische trekjes krijgt, dit in tegenstelling tot de formele monistische grondstructuur. Volgens deze monistische grondstructuur is de gemeenteraad het beleidsmakende orgaan van de gemeente. In de praktijk is deze theoretische rol ingeruild voor de praktijk van het controlerende optreden van het beleid van college van burgemeester en wethouders. Volgens de Commissie zijn de wettelijke structuur en bevoegdheden ontoereikend om de rol als controleur van het bestuur goed te vervullen. Deze tegenstelling tussen theorie en praktijk maakt de bestuurlijke verhoudingen in het huidige stelsel ondoorzichtig en verwarrend. Het derde hoofdprobleem is dat de herkenbaarheid van het lokaal bestuur als forum van besluitvorming gering is. Dit heeft mede te maken met het gegeven dat er geen duidelijke scheiding is tussen de machten van bestuur en controle. De politieke besluitvorming is niet erg doorzichtig omdat de bestuursorganen in elkaar overlopen en de wethouders te kampen hebben met dubbelrollen. De rol van de raad als volksvertegenwoordiger komt daardoor niet goed uit de verf.

Als laatste probleem geeft de Commissie aan dat de collegialiteit binnen het college van burgemeester en wethouders onder druk staat. Volgens de commissie is het partijpolitieke profiel van de wethouders als portefeuillehouders de laatste jaren flink toegenomen. Door deze verandering ontstaat er behoefte aan de versterking van de rol van burgemeester als coördinator en bewaker van de eenheid van het collegebeleid. De mogelijkheden die de burgemeester daartoe heeft is echter niet toereikend en behoeft versterking.

Uitgangspunten en oplossingsrichtingen

De Commissie concludeert dat een ontvlechting van de posities van raad en college een middel is om tot een duidelijkere rolverdeling tussen de gemeentelijke be­ stuursorganen te komen. Een andere conclusie is dat de lokale democratie beter toegankelijk moet worden gemaakt voor nieuwe vormen van participatie voor de burgers. De uitgangspunten van de commissie zijn de vergroting van de gemeentelijke beleidsvrijheid, de eindverantwoordelijkheid van de raad en de eigenstandigheid van het burgemeestersambt. Wanneer de lokale democratie wil overleven dan moet de herkenbaarheid van het bestuur toenemen. Dit kan onder andere door de vergroting van de gemeentelijke beleidsvrijheid. De lokale democratie komt zo duidelijk, herkenbaar en dichter bij de burger te staan.

, , De politieke besluitvorming is niet erg doorzichtig omdat de bestuursorganen in elkaar overlopen en de wethouders te kampen hebben met dubbelrollen."

Daarnaast behoort de gemeenteraad als rechtstreeks gekozen vertegenwoordigend orgaan de eindverantwoordelijkheid in het gemeentelijk bestel te hebben. Omdat de gemeentelijke bestuurstaak voornamelijk bij het college ligt is er behoefte aan de uitbreiding van de controlerende instrumenten van de raad. De vertrouwensregel tussen college en raad heeft het laatste woord. Een beroep op de bestuursrechter valt er tussenuit. Als laatste uitgangspunt is de versterking van de positie van de burgemeester als bewaker van het collegebeleid en handhaver van het collegialiteitsbeginsel in het college vanburgemeester en wethouders. Door zijn relatieve onafhankelijkheid staat de burgermeester boven de partijen, daarnaast vervult hij een spilfunctie in het gemeentelijk bestuur (voorzitter raad, voorzitter college en eigen bevoegdheden).

„In de meeste omringende landen wordt de burgemeester gekozen, zoniet in ons land. In ons land wordt de burgemeester bij koninklijk besluit door de kroon benoemd voor de periode van zes jaar "

Tegen de achtergrond van deze uitgangspunten spreekt het voor zich dat de Commissie van mening is dat het lokale bestel op talloze onderdelen aangepast moet worden. Dat betekent dat zoveel mogelijk bestuursbevoegdheden moeten worden toebedeeld aan het college. De reeds bestaande praktijk wordt daarmee vastgelegd en geformaliseerd. Vervolgens zal de raad zich moeten concentreren op de rol van vertegenwoordiging van het volk en controleur van het coUegebeleid. Voor deze veranderingen is echter wel een herziening van de Grondwet noodzakelijk. Een andere verandering is dat de wethouders ruet meer tegelijk raadslid kunnen zijn en zowel van uit het midden van de raad als daarbuiten kunnen worden gerekruteerd. Het rekruteringsbeleid van wethouders kan daardoor, volgens de Commissie, worden verruimd.

Vanwege de onverenigbaarheid van functies kan een wethouder ook geen voorzitter meer zijn van een raadscommissie. Vanwege de invoering van een dualistisch model moet de burgemeester gaan toezien op de ambtelijke ondersteuning van de raad omdat de ambtenaren zich meer gaan richten op het college. Een ander voorstel is om de aanstellingswij ze van de burgemeester zodanig aan te passen dat het waarborg moet zijn van het eigenstandige karakter van de burgemeester.

Gemeenteraad

In de voorstellen van de Staatscommissie raakt de gemeenteraad vrijwel geheel zijn bestuursbevoegdheden kwijt. De raad moet zich volgens de commissie meer gaan richten op zijn controlerende en vertegenwoordigende taak. Een raadslid kan volgens de voorstellen tot voorzitter van een gemeentelijke commissie worden benoemd. Het voordeel is dat wanneer een wethouder geen (duidelijk) antwoord geeft op een vraag van een gemeenteraadslid tot de orde kan worden geroepen door de voorzitter van die commissie. Een nadeel is dat in de voorgestelde nieuwe situatie het 'informele karakter' van zo'n vergadering meer op de achtergrond kan geraken. De Commissie stelt voor om het aantal bevoegdheden van de raad uit te breiden. Een aantal van deze bevoegdheden is meer een vastleggen van de huidige, bestaande, praktijk. Ik denk dan met name aan het recht van initiatief en amendement. Nieuw is het recht van enquête, instelling van een (lokale) rekenkamer en het recht van interpellatie. Ook de verantwoordingsplicht van het college wordt uitgebreid. Naast de passieve informatieplicht komt er ook nu een actieve vorm van informatie­ plicht, namelijk het uit zich zelf verstrekken van informatie die noodzakelijk is voor de raadsleden. In een dualistisch systeem is het wellicht handig om dit vast te leggen.

Burgemeester

In de meeste omringende landen wordt de burgemeester gekozen, zoniet in ons land. In ons land wordt de burgemeester bij koninklijk besluit door de kroon benoemd voor de periode van zes jaar. Voordat tot de benoeming van een burgemeester kan worden overgegaan moet de Commissaris van de Koningin eerst de gemeenteraad raadplegen. De raad stelt een zogenaamd 'profiel' op, een lijst van wensen waar de toekomstige burgemeester aan moet voldoen. Het is een algemeen gebruik dat de raad, na het opstellen van een dergelijk profiel, een vertrouwenscommissie instelt. De kandidaten worden op basis van het bovengenoemde profiel door de vertrouwenscommissie getoetst. Wanneer de kandidaten door de vertrouwenscommissie zijn gehoord brengt zij advies uit aan de Commissaris. Vervolgens maakt de Commissaris van de Koningin een met redenen omklede aanbeveling op en brengt hij deze uit aan de Koningin. Deze aanbeveling is meervoudig, dat wil zeggen dat er meerdere namen op deze aanbeveling prijken. In de meeste gevallen wordt de aanbeveling opgevolgd en \A^ordt de kandidaat die boven aan het lijstje staat benoemd. Hier kan echter wel van worden afgeweken. Een enkelvoudige aanbeveling, wat wij (nog) niet kennen, houdt in dat de Commissaris van de Koningin maar één naam op het lijstje zet. Van een dergelijke aanbeveling kan dus niet wordenafgeweken omdat er, in tegenstelling tot een meervoudige aanbeveling, maar een persoon wordt genoemd.

De discussie over dualisme heeft zich de afgelopen maanden toegespitst op de benoeming van de burgemeester. De Commissie heeft de volgende aanbevelingen gedaan. De burgers van de vier grote steden moeten in de toekomst hun eerste burger direct kunnen kiezen. Voor gemeenten van 50.000 inwoners en meer is er een keuzemogeÜjkheid voor de raad om hun burgemeester op enkelvoudige aanbeveling door de kroon te laten benoemen of rechtstreeks door de bevolking te laten kiezen. Voor de gemeenten tot 50.000 inwoners komt er een kroonbenoeming op enkelvoudige aanbeveling. In afwachting van een Grondwetswijziging stelt de Commissie voor het stelsel van enkelvoudige aanbeveling in te voeren omdat dit slechts een wijziging van de Gemeentewet behoeft. Waarom nu precies een verschil wordt gemaakt tussen de wat kleinere en grotere gemeenten worden in het rapport geen argumenten gegeven. Zowel de wijze van benoeming als de wijze van ontslag van een burgemeester moeten volgens de aanbevelingen van de Staatscommissie veranderd worden. Het huidige stelsel kent geen vertrouwensregel tussen raad en burgemeester. De Commissie stelt voor om ook de vertrouwensregel in te stellen. Zoals de wijze van aanstelling in het voorgestelde bestuursmodel verschillend zal zijn, zo zal ook de manier van ontslag verschillen. De gemeenten waar de burgemeester door de bevolking wordt gekozen kunnen hem ontslaan bij een gekwalificeerde raadsmeerderheid op verzoek van een ge­ wone raadsmeerderheid of via een door de burgers ingestelde recall-actie. Die recall-procedure houdt in dat op verzoek van tenminste 5 % van de kiesgerechtigde burgers de gemeenteraad een stemming moet uitschrijven waarin de bevolking moet aangeven of de burgemeester moet worden ontslagen of mag aanblijven. Vervolgens kan de burgemeester alleen worden ontslagen als de meerderheid van de opgekomen kiezers voor zijn ontslag stemt. Deze meerderheid moet echter wel tenminste 25 % van de stemgerechtigde kiezers vertegenwoordigen.

De Commissie doet tevens allerlei voorstellen om de bevoegdheden van de burgemeester uit te breiden. Een greep uit deze voorstellen: bevordering van de eenheid van het coUegebeleid, agenderingsbevoegdheid collegevergaderingen, de tijdige voorbereiding, vaststelling en uitvoering van het gemeentelijk beleid. Daarnaast moet de burgemeester toezien op de verhouding bestuur en burger.

De zin van een enkelvoudige voordracht zie ik nog niet zo zitten. In meer dan 75 % van de gevallen wordt het advies door de Commissaris van de Koningin en de minister toch al gevolgd''. Wanneer het verplicht wordt gesteld om het advies van de vertrouwenscommissie te volgen dan hebben we in feite al een (door de raad) gekozen burgemeester. Een andere reden is dat het advies van de vertrouwenscommissie toch altijd een politiek advies is. Ik zie dus absoluut niets in de verschillende wijzen van benoeming en ontslag van burgemeesters. Een door de Kroon benoemde burgemeester is de beste waarborg dat de burgemeester boven de partijen blijft staan. Dat er drie wijzen van benoeming komen is verwarrend. Daarom büjf ik voor een burgemeestersbenoeming door de Kroon op meervoudige voordracht. De burgemeester is een figuur die, doordat hij boven de partijen staat, breed vertrouwen geniet van de bevolking. Een gekozen burgemeester past niet binnen ons bestuurlijke stelsel. De burgemeester is een soort schakelfiguur tussen de gemeente en het rijk. De eigenstandigheid van de burgemeester als bestuursorgaan wordt meer bevorderd en versterkt door een uitbreiding van bevoegdheden dan door een andere wijze van benoeming.

„De burgers van de vier grote steden moeten in de toekomst hun eerste burger direct kunnen kiezen."

Uniformiteit in het staatsbestel is ook gediend van een eenduidige wijze van benoeming en ontslag. Dat er een vertrouwensregel en een betere wijze van ontslag komt is niet verkeerd. Maar verkiezing en ontslag door de bevolking is wel een ver doorgevoerde wijze van de gedachte van volkssoevereiniteit. Het kiesgerechtigde deel van onze samenleving zou dan immers zowel bij de verkiezingen als bij ontslag het laatste woord hebben. Daarnaast is een gekozen burgemeester er slechts voor een gedeelte van de bevolking omdat hij van dat deel van de bevolking steun heeft ontvangen. De benoemde burge-meester staat boven de partijen, is relatief onafhankelijk en behoort er voor de gehele gemeente te zijn. Dat laatste wil natuurlijk niet zeggen dat een burgemeester zijn eigen principes zou moeten laten varen, maar hij is eerst burgemeester, pas daarna n komt zijn 'politieke kleur'. Daar-. naast moet een burgemeester ook onafhankelijk zijn tegen over andere overheidsorganen.

, , De commissie ziet, terecht, niets in een combinatie van gemeenteraadsverkiezingen met verkiezingen van bijvoorbeeld Provinciale Staten. Combinatie van verkiezingen zou kunnen bijdragen aan een verhoging van de opkomst bij verkiezingen."

Wethouder

De commissi vindt dat et kale bestuur op een anntal moet worden allemaal bij het college komen en niet meet De raadi . De argementen besturen willen sprtren naar gine niet willen glgen in de van were genworrdiger va n het volk Misschien dat dit zo is, maar degenen die tot wethouder zullen worden gekozen zullen toch vaak op een of andere wijze al politiek actief zijn. Zij zullen immers toch de steun van een raadsmeerderheid moeten krijgen om tot wethouder gekozen te kunnen worden. Dit houdt in dat zij op een of andere wijze bij een politieke partij betrokken zijn. Maar bij scheiding van posities is het wel de vraag of de bestuurscultuur daadwerkelijk verandert. Zoals nu het geval is kan ook in het nieuwe voorgestelde stelsel de wethouder de vergadering van zijn fractie bij blijven wonen. Dan blijft er nog een vrij stevige band tussen de raadsleden van partij A en de wethouder van partij A. Een voordeel van de onverenigbaarheid van het wethouderschap en het raadslidmaatschap is, dat wanneer een kleine partij een wethouder mag leveren, de raadsfractie niet direct wordt geminimaüseerd. Zowel in een dualistisch als in een monistisch stelsel geldt dat het vertegenwoordigend orgaan het bestuur kan controleren. In een monistisch stelsel zijn bestuur en vertegenwoordiging nauw met elkaar verweven. Toch moet het in een dergelijk stelsel mogelijk zijn dat het bestuur wordt gecontroleerd en zo nodig wordt bijgestuurd. Ook in een monistisch stelsel moeten volksvertegenwoordigers voor de belangen van de burgers kunnen opkomen.

De Staatscommissie stelt voorom de vergoeding van wethouders in kleine gemeenten te verhogen. Zelf voel ik ook wel wat voor het idee van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) om de vergoeding voor zowel wethouders in kleine gemeenten als raadsleden te verho­

gen. Volgens de VNG wordt het steeds moeilijker om leden te vinden voor leden van de gemeenteraad en wethoudersfuncties.

Verkiezingen

De commissie ziet, terecht, niets in een combinatie van gemeenteraadsverkiezingen met verkiezingen van bijvoorbeeld Provinciale Staten. Combinatie van verkiezingen zou kunnen bijdragen aan een verhoging van de opkomst bij verkiezingen. De commissie wijst om de volgende redenen combinatie af: herkenbaarheid van de raadsverkiezingen neemt af, nationalisering van de verkiezingen neemt toe en de verhoging van de opkomst mag geen doel in zich zelf worden. Een andere, niet genoemde reden is dat men zich bij een combinatie van verkiezingen mogelijk voor de gek houdt. Bij een (eenmalige^) verhoging van de opkomst mag je niet denken dat de burger ineens wel geïnteresseerd zou zijn en dat een of ander orgaan nu wel op de belangstelling van de kiezer kan rekenen. Jammer genoeg wijst de Staatscommissie de spreiding van verkiezingen over verschillende perioden af. De beïnvloeding door de landelijke poHtiek zou dan helemaal tot het minimum worden gereduceerd. Verhoging van de opkomst en het overbruggen van de kloof tussen kiezers en gekozenen is niet alleen op te lossen via allerlei kunstgrepen of structuurveranderingen. Wanneer veranderingen in de structuur de helderheid van het staatsbestel bevorderen, en geen afbreuk doen aan beginselen als algemene vertegenwoordiging, dan mogen zij niet per definitie worden afgewezen. Belangrijker is echter een verandering in de be­stuurscultuur. Vertrouwen en openheid dienen uitgangspunt te zijn van het optreden van politici. Wanneer de (lokale) democratie wil overleven, dan moet er wel een herkenbaar bestuur zijn. Belangrijk is echter de notie dat de band tussen kiezers en gekozenen loopt via de band van het beginsel. Wanneer deze band wordt losgelaten, dan kan men, op welke manier dan ook, de burgers niet meer bewegen naar de stembus te komen. Een herstel van deze band via de beginselen, kan de burgers weer op de been brengen en motiveren hun stem uit te brengen.

„ Vertrouwen en openheid dienen uitgangsp> unt te zijn van het op> treden van p> olitici.''

De provincie

De Commissie besteedt, ongevraagd, ook aandacht aan het functioneren van het provinciaal bestuur. Zij doet dit naar aanleiding van de discussie die is ontstaan na de verschijning van de nota Herkenbaar bestuur'' van Van Kemenade en Versteden en de notitie van Minister Peper, Inrichting en functioneren binnenlands bestuur™. Dezelfde problemen die zich bij de gemeente voordoen, doen zich volgens de commissie ook voor bij de provincie.

De aanbevelingen die de Staatscommissie doet voor de provincie zijn vergelijkbaar met die van de gemeente. Ook bij de provincie is het gewenst dat de controlerende taak van Provinciale Staten wordt versterkt. Nieuwe instrumenten voor Provinciale Staten zijn dan het recht van on-derzoek, een provinciale rekenkamer, beter regelen van het provinciale regelgevende primaat door wettelijk recht van amendement en initiatief. Daarnaast is het niet wenselijk dat Gedeputeerden tevens lid zijn van Provinciale Staten. Over de aanstelling en de bevoegdheden van de Commissaris van de Koningin doet de Commissie geen aanbevelingen. Dit omdat er geen recent wetenschappelijk onderzoek bekend is over de positie van de Commissaris, er te grote verschillen zijn tussen de positie van de Commissaris en de Burgemeester en omdat de Commissaris van de Koningin tevens ook rijksorgaan is. De Commissie-Elzinga gaat met haar aanbevelingen echter veel minder ver dan Van Kemenade en Versteden. Zij pleitten voor de mogelijkheid dat Provinciale Staten het recht krijgen om Gedeputeerde Staten te ontbinden en tussentijdse verkie­ zingen uit te schrijven, het recht van interpellatie, invoeren referendum, wijziging kiesstelsel en de invoering van het volksinitiatief.

Algemeen oordeel

Er is volgens mij niets op tegen om een aantal dualistische elementen in het lokale stelsel in te voeren. De huidige bestuurspraktijk wordt hiermee vastgelegd. Het gebeurt de laatste tijd steeds vaker dat de raad een of meerdere leden van het college naar huis stuurt.

Ik vind het echter wel vreemd dat dualisme op lokaal niveau enorm wordt bejubeld en aangeprezen terwijl op landelijk niveau de 'machten' steeds dichter bij elkaar kruipen en men steeds meer in een monistisch systeem dreigt te verzanden. Wellicht dat een komend dualistisch systeem binnen de kortste keren via lokale regeringsprogramma's weer zo monistisch en ondoorzichtig wordt zoals nu het geval is. Dan is men weer terug bij af. En de patiënt"? -Die blijft zo ziek of gezond zoals hij nu is.

Noten


Noten ' Op persoonlijke titel geschreven, geeft niet het standpunt van de fractie weer.

1 Dualisme en lokale democratie, Rapport van de Staatscommissie Dualisme en lokale democratie, Samsom, pag. 16

democratie, Samsom, pag. 16 2 De Gemeentestem, Bestuursrechtelijk tijdschrift. 2000, nr. 7113

3 Op de grens van monisme en dualisme, Raad voor het openbaar bestuur, Den Haag, 1999

4 Op ie grens van monisme en dualisme, 1999, pag. 9

5 Dualisme en lokale democratie: De gemeente vernieuwt, 2000, pag. 178

6 Dualisme en lokale democratie: De gemeente vernieuwt, 2000, pag. 180

7 Op de grens van monisme en dualisme, 1999, pag. 23

8 'Vertrouwenscommissie krijgt vaker haar zin bij benoemingen', in: Binnenlands Bestuur, 24 september 1999

9 J.A. Kemenade en CJ. Versteden, Herkenbaar Bestuur Over dualisme in de provincies, Haarlem, 1999

10 Inrichting en functioneren binnenlands bestuur, 23 febmari 1999, Tweede Kamer, 26 422 nr. 1

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 maart 2000

Zicht | 40 Pagina's

Dualisme als medicijn?!?

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 maart 2000

Zicht | 40 Pagina's