Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Over mens, milieu en medemens

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Over mens, milieu en medemens

27 minuten leestijd Arcering uitzetten

Een duurzame relatie

Elbert Dijkgraaf, Jan Mulder en Johan Polder'

De relatie tussen milieu en economie is de laatste jaren onderwerp van veel discussie. Tal van studies zijn gedaan naar de relatie tussen milieu en economie. De onderlinge relatie tussen deze grootheden en de manier waarop ze te beïnvloeden zijn, vormden onderwerp van onderzoek. Dit essay probeert een stap verder te zetten door de rol van sociale aspecten te bezien.

De centrale vraag daarbij is wat de relatie is tussen sociale aspecten, milieu en economie en welke rol de overheid daarbij kan spelen. In dit essay wordt een normatieve visie ontwikkeld op de relatie tussen milieu, economie en sociale aspecten. Normatief, omdat de visie gebaseerd is op bijbelse uitgangspunten. De SGP is een partij die erop gericht is deze uitgangspunten ingang te doen vinden in de Nederlandse samenleving. Kernvraag in dit essay is dan ook wat de consequenties zijn van een bijbelse visie op de relatie tussen economie, milieu en sociale aspecten. We doen dit aan de hand van een algemeen denkmodel dat door mensen uit de SGP is ontwikkeld ten behoeve van een normatieve analyse van de economie. Dit denkmodel wordt eerst gepresenteerd. Daarna laten we zien welke consequenties dit denkmodel heeft voor de relatie tussen milieu, economie en sociale aspecten. Dit essay gaat dus niet alleen over de relatie tussen milieu en sociale aspecten, maar noodzakelijkerwijs ook over economie. Naar onze overtuiging kan zonder economie het probleemveld van milieu en sociale aspecten niet adequaat worden benaderd. Alleen een integrale benadering van mens, milieu en medemens biedt het juiste perspectief op een duurzame relatie.

„Economen uit de klassieke school sforen aan om te produceren en mitsdien een zo groot mogelijke welvaart tot stand te brengen."

Algemeen denkmodel

Binnen de SGP is een algemeen denkmodel ontwikkeld voor een normatieve analyse van de economie. Uitgaande van de economie als een proces van productie, ruil, consumptie en verdeling, worden vier kemnoties onderscheiden die in onderlinge samenhang een integraal perspectief op de economie bieden.^ Onderscheiden wordt tussen de aanleiding tot het handelen van mensen (drijfveren), de middelen die daarbij worden aangewend (eigendom), de wijze waarop de activiteiten op elkaar worden afgestemd (coördinatie) en (de waardering van) het resultaat van de economische activiteiten (effectiviteit). Deze kernnoties hebben een tweeledige functie. Zij zijn de 'dragers' van de normen in de economie en zij geven de sleutelfactoren van het economisch proces weer.

Drijfveren: welvaart of welzijn

Het economisch proces van productie, ruil, consumptie en verdeling komt op gang doordat mensen op de één of andere manier worden aangedreven om aan de slag te gaan. Economen uit de klassieke school wezen in dit verband op het economisch motief dat mensen aanspoort om te produceren en mitsdien een zo groot mogelijke welvaart tot stand te brengen. Neo-klassieke economen benadrukken het economisch principe dat als een meetsnoer voor de aanwending van middelen fungeert en op deze wijze uiting geeft aan de drijfveer van doelmatigheid. Het economische denken van de klassieken en de neo-klassieken heeft veel mensen beïnvloed. Het is alleszins verdedigbaar om van een dominante stroming in de westerse cultuur te spreken. Onder invloed van dit denken heeft zich breed in de samenleving het idee gevestigd dat maximalisatie van economische groei leidt tot een verhoging van de welvaart. En zolang welvaart gedefinieerd wordt als materiële voorspoed lijkt hier geen speld tussen te krijgen. Welzijn is echter meer dan w^elvaart. Zodra meer immateriële zaken in de discussie betrokken worden is het maar de vraag of maximalisatie van economische groei bijdraagt aan verbetering van het welzijn.

In het licht van het onderscheid tussen welvaart en welzijn krijgen bijbelse noties betekenis voor ons onderwerp. Tegenover de klassieke drijfveer van maximalisatie van economische groei stelt de Bijbel een dienstbaar leven.'' In het Bijbelboek Micha wordt dit omschreven als de krachtige praktijk van het doen van recht, de liefde tot de weldadigheid en de ootmoedige wandel met God.'' Een dienstbaar leven komt in de eerste plaats tot uiting in liefde tot God. Deze liefde staat centraal in de bijbelse boodschap. "Gij kunt niet God dienen en de Mammon" is een bekende tekst uit de Bijbel.' De Mammon was in de bijbelse oudheid de benaming voor de geldgod. Deze tekst plaatst het gericht zijn op economische groei dan ook in een bepaald perspectief. Het leven van mensen zal in het verlengde van deze tekst veel meer gericht moeten zijn op het dienen en eren van God. Daar ligt zijn eerste verantwoordelijkheid als mens.

Naast de liefde tot God is er een tweede centraal thema in de Bijbel: de liefde tot de naaste. Dit betekent dat individualisme absoluut geen staatkundig gereformeerd ideaal is. Integendeel, de Bijbel roept op tot een dienstbaar leven aan de medemens en de maatschappij. De mens is door God geschapen als een sociaal wezen. Het moet hem niet in de eerste plaats gaan om de ontwikkeling van zichzelf, maar om zijn bijdrage aan het maatschappelijk functioneren. Gezin, vereniging, kerk en werk zijn voorbeelden waar dit functioneren gestalte krijgt. Samenlevingsverbanden maken terecht een cruciaal onderdeel uit van het leven op deze aarde. Zo zal voor iemand die dienstbaar leeft toename van eigen financieel voordeel weinig, niet of zelfs negatief bijdragen aan welzijnsverbetering als de naaste hiervan kwalijke gevolgen ondervindt. Dit blijft niet alleen beperkt tot de naaste in de directe omgeving, maar strekt zich uit tot alle medemensen, in andere landen en in de toekomst. De naaste is in de Bijbel in feite ieder ander mens. Calvijn is hier in zijn Institutie duidelijk over. Hij stelt letterlijk dat elke christen geroepen is het welzijn te bevorderen van elke wereldburger, zonder onderscheid naar welk kenmerk dan ook.'

Ten derde is van belang dat de mens een opdracht heeft meegekregen: de aarde te bouwen en te bewaren.^ Deze opdracht werd direct na de schepping van de aarde gegeven, toen nog geen sprake was van een zondige wereld. De mens leefde in het paradijs, waar alle dingen goed waren. Enerzijds mocht hij genieten van de dagelijkse arbeid, anderzijds was hij dienstbaar aan natuur en medemens. Dienstbaar zijn was voor de mens in het paradijs geen moeizame opdracht. Hij had de mogelijkheden om voluit aan zijn opdracht te voldoen en deed dat vrijwillig. Door en na de zondeval, wat in de kern de loochening van God door de mens is, wordt arbeid moeizaam en wordt de tweezijdige opdracht, bouwen en bewaren, problematisch. De Bijbel spreekt van doornen en distelen die voortaan verbonden zijn met werken.^ Het werk dat de mens verricht gaat gepaard met moeilijkheden. De oorspronkelijke gehoorzaamheid van de mens is door de zonde wezenlijk aangetast. Waar hij voorheen vrijwillig voldeed aan de opdracht die God hem gaf, heeft de mens nu extra prikkels nodig om zijn gedrag meer in overeenstemming te laten zijn met deze opdracht

Een dienstbaar leven geeft dus een visie op de maatschappij met drie dimensies (zie figuur). In de eerste plaats moet de mens in zijn handelen niet zozeer gericht zijn op het dagelijkse leven hier op aarde, maar op de relatie tot God. Ten tweede moet dit handelen altijd m relatie staan tot de naaste. Ten derde moet de mens voldoen aan de tweevoudige opdracht de aarde te bouwen en te bewaren. Deze visie kadert het leven van de mens in. Hij voldoet pas aan de opdracht die hem gesteld is als hij functioneert binnen de ruimte die ingekaderd is. De constatering dat de mens door de zonde niet meer vrijwillig gehoorzaamt aan de Goddelijke geboden, betekent dat hij van buiten af gestimuleerd zal moeten worden om te werken aan het vervulling van zijn opdracht. In dit opzicht ligt er voor de overheid een voorwaardenscheppende en controlerende taak. Bijbels gezien is de overheid geroepen het kwade te beteugelen en te bevorderen dat de mens zoveel als mogelijk is het goede doet.

Eigendom: Heer en meester of rentmeester^

Het economisch proces van productie, ruil, consumptie en verdeling kan alleen op gang komen als er een duidelijk onderscheid bestaat tussen 'mijn en dijn'. In de moderne economie wordt uitgegaan van particulier eigendom. Wij zijn daar zo aan gewend, dat we daar niet zo snel een normatieve keuze in zien. Maar is dat wel zoi Mogen wij bijvoorbeeld het milieu gebruiken in de mate zoals we dat doen of doen we daarmee iets of iemand te kort? -Deze vraag geeft duidelijk weer dat het antwoord hierop alleen gegeven kan worden vanuit een ethische stellingname. Wordt de mens gezien als eigenaar van de schepping en het milieu, dan hebben beide slechts een afgeleide waarde. De schepping heeft dan alleen een waarde voor zover hij bijdraagt aan de welvaart.

„Egoïstisch gedrag gebaseerd op het toeeigenen van goederen is in strijd met het dienen van de naaste."

De aantasting van het milieu is dan alleen van belang voor zover dat de huidige of toekomstige welvaart negatief beïnvloedt.'" Heeft het milieu daarentegen een intrinsieke waarde, dan is ook aantasting van het milieu zonder dat dit consequenties heeft voor productie en (beleving van) con­ sumptie van belang. Het milieu heeft dan niet alleen een corrigerende werking via de beïnvloeding van de welvaart, maar bovenal via de bredere notie van welzijn waarin het met een zelfstandige waardering is opgenomen. Welzijn wordt dan belangrijker gevonden dan welvaart, met als consequentie dat wij een prijs betalen in termen van materiële welvaart, omdat we erkennen dat wij geen absolute zeggenschap hebben over de schepping en het milieu.

Wie is eigenaar van het milieu^ De Bijbel geeft hier een duidelijk antwoord op. De mens is rentmeester, beheerder van de door God geschapen wereld. God is de eigenaar van de gehele wereld." Het milieu heeft daarmee een intrinsieke waarde. Een notie die hierbij van belang is, is de beperking van het gebruiksrecht. In de Bijbel geldt de sabbat, de oudtestamentische zondag, ook voor het land. Uitputting van voedselcapaciteit moest voorkomen worden. Wij hebben dus geen absoluut recht op het gebruik van schaarse grondstoffen. Duurzaamheid houdt in, dat wij het eigendom van God niet mogen aantasten.

Een andere bijbelse notie die hier van belang is, is de beperking van het vruchtgebruik. Het was de Israëlieten niet toegestaan de opbrengst van de arbeid geheel voor zichzelf te houden. Mededeelzaamheid aan anderen die het minder hebben is een opdracht waar niemand zich aan kan onttrekken. Dit betekent dat we zorgvuldig moeten omgaan met de onder ons beheer geplaatste goederen, met het oog op de belangen en de eigendomsrechten van de medemens. Dit betekent dat in de Bijbel een relationeel eigendomsbegrip wordt gehanteerd dat we in onze tijd een 'sociale visie op eigendom' zouden noemen. Dat de mens geen absoluut eigendomsrecht heeft, wil dus niet alleen zeggen dat de Schepper de relatie tot de schepping normeert, maar ook dat Hij de mens in zijn beheer van zijn eigendommen plaatst in relatie tot de medemens.

Kortom, de mens is niet vrij in het kiezen van de middelen om het economische proces vorm te geven. De drijfveren die de mens aanzet tot handelen hebben eveneens consequenties voor de middelenkeuze. Het dienen van God houdt een relatie in die afhankelijk is, de mens niet als absoluut eigenaar van de aarde, maar als rentmeester. In zijn doen handelt hij dan niet als bezittende, maar als leenman. Dit wordt versterkt door de visie op de relatie tussen mens en medemens. Egoïstisch gedrag gebaseerd op het toe-eigenen van goederen is in strijd met het dienen van de naaste. Bezit zal zo eerder in dienst staan van de naaste, dan dat het hem zoveel mogelijk bevochten wordt. Wanneer beide lijnen samenkomen ontstaat er een duurzame relatie: de mens in zijn beheer over de schepping in opdracht van de Schepper streeft naar een duurzaam milieu en het welzijn van zijn medemens. Het streven moet dan een simultane realisatie van normen zijn waarbij alle economische, sociale en milieueffecten meegenomen worden.

Coördinatie: de rol van markten

Het proces van productie, ruil, consumptie en verdeling bestaat uit talloze activiteiten van een groot aantal mensen. Deze activiteiten moeten op elkaar afgestemd worden, anders vervalt de economie in een chaos. Deze afstemming gebeurt in onze maatschappij veelal via het prijsmechanisme. De wet van vraag en aanbod bepaalt de prijs die betaald moet worden. Op moderne markten is de prijsvorming daarbij vrij, de prijs is 'wat de gek ervoor geeft'.

In de Bijbel wordt heel anders over prijzen gesproken. Prijzen moeten billijk en rechtvaardig zijn. Woekerprijzen of extreem lage prijzen maken misbruik van de omstandigheden van een bepaalde markt, er is te weinig of te veel aanbod. Een rechtvaardige prijs is afgestemd op de waarde die een bepaald goed bezit. Dit betekent dat alle effecten die een goed veroorzaakt in de prijs begrepen moet zijn. Daarmee moet een rechtvaardige prijs niet alleen de opgeofferde arbeid en kapitaal bevatten, maar tevens de gevolgen van productie en consumptie voor de maatschappij en het milieu. Alleen dan beslissen producenten en consumenten op basis van de juiste informatie. De rol van de overheid kan zich dan beperken tot het scheppen van de goede randvoorwaarden waaraan de werking van de markt moet voldoen. Het gedrag van mensen wordt daarmee gestuurd door prijssignalen.

De bijbelse notie van een billijke en rechtvaardige prijs leidt tot een in beginsel positieve waardering voor de rol van markten. Daar kunnen individuen hun verantwoordelijkheid nemen. De markt behoeft echter in een aantal gevallen aanvulling. In ieder geval is hiervan sprake als de urgentie of aard van een bepaald probleem niet verdraagt dat de oplossing via de markt tot stand komt. Het kan dan bijvoorbeeld gaan om dusdanig bedreigende zaken dat een gegarandeerde en snelle oplossing noodzakelijk is, effecten niet of nauwelijks te vertalen zijn naar prijzen (bijvoorbeeld als gevolg van grote onzekerheid of ethische overwegingen) of de markt onvoldoende effectief werkt.

Een andere reden dat de markt aanvulling behoeft, is gelegen in de constatering dat samenlevingsverbanden en de overheid een zelfstandige verantwoordelijkheid hebben. Zo vormt het gezin een samenlevingsverband waarbinnen het prijsmechanisme niet het eerst aangewezen coördinatiemechanisme is voor de afstemming van de (economische) taken. Iets dergelijks geldt eveneens voor samenlevingsverbanden als kerk, school en vakbond. Het prijsmechanisme doet geen recht aan de eigenheid van deze verbanden. Hieruit volgt dat er geen tegenstelling bestaat tussen markt, samenlevingsverbanden en overheid, maar dat deze elkaar aanvuUen. Gezamenlijk en in onderlinge wisselwerking dienen zij de mens in het vervullen van zijn opdracht te ondersteunen. De specifieke onderdelen van deze opdracht vragen in het ene geval een ander coördinatiemechanisme dan in het andere geval. Er is dus geen alles overheersend mechanisme vast te stellen dat volgens de Bijbel de voorrang verdient. Van geval tot geval moet worden bepaald welke ordening het meeste recht doet aan het doel of de bestemming van de economie.

Effectiviteit: simultane realisatie van normen

In het gangbare economische denken zijn economische groei en doelmatigheid de belangrijkste graadmeters voor effectiviteit. Zolang meer doelen gehaald worden met minder middelen lijkt effectiviteit gegarandeerd.

De bijbelse drijfveer van het leiden van een dienstbaar leven daarentegen plaatst doelmatigheid in het perspectief van andere doelen dan economische groei alleen. Zo moeten effecten op het milieu en het maatschappelijk functioneren een inherent deel uitmaken van beslissingen die de mens neemt. Het economisch handelen is immers geen doel op zich, maar middel om te dienen tot vervulling van de opdracht aan de mens: God en de naaste te dienen en de aarde te bouwen en te bewaren. Het gaat er dan om dat een simultane realisatie van normen wordt bereikt. Eerder in dit essay hebben we dit welzijn genoemd. Later komen we hierop terug als het gaat om afwenteling en synergie tussen sociale aspecten en milieu.

„Een rechtvaardige p> rijs is afgestemd op de waarde die een bepaald goed bezit."

Consequenties van het denkmodel

In deze paragraaf gaan we in op de consequenties van het algemene denkmodel voor de relatie tussen milieu, economie en sociale aspecten. We doen dit aan de hand van een aantal aandachtspunten die het ministerie van VROM heeft aangedragen. De positie van de sociale dimensie in het concept duurzame ontwikkeling Duurzame ontwikkeling is te omschrijven als een ontwikkeling waarbij het kapitaal van een maatschappij niet verloren gaat. Een vergelijking valt te maken met een rentenier die leeft van derente op zijn financiële kapitaal. Zolang hij leeft neemt de omvang van zijn rekening bij de bank niet af, mits hij de hoofdsom niet aantast. Duurzaamheid wordt nogal eens beperkt tot natuurlijk en economisch kapitaal. Van duurzaamheid zou dan sprake zijn als het natuurlijk en economisch kapitaal behouden blijft. Onze opvatting is, lettend op het voorgaande, dat sociale aspecten evenzeer onderdeel uitmaken van een duurzame ontwikkeling en wel op drie manieren:1) de medemens is mede-eigenaar van de schepping; 2) sociale aspecten dienen in de prijsvorming te worden betrokken; 3) de markt werkt alleen goed via de corrigerende bedding van de samenlevingsverbanden.

In een bijbelse visie is duurzame ontwikkeling te definiëren als het simultaan realiseren van normen. Een werkelijk duurzame maatschappij is een samenleving die gericht is op het voldoen aan de opdracht die God ons gegeven heeft. Economisch handelen kan dan ook niet los worden gezien van de invloed die dit heeft op het milieu en op de medemens.

In het omgaan met het bezit van God zal een goede rentmeester alle effecten op dat bezit meenemen. Handelen dat delen van dat bezit aantast zal dus niet voldoen aan de duurzaamheidsnorm. Het simultaan realiseren van normen houdt dus een economie in die gericht is op het bevorderen van een maatschappij waarin het dienen van God en de medemens en de opdracht om de aarde te bouwen en te bewaren centraal staat. Deze visie wijkt dus principieel af van die van de gangbare (klassieke en neo-klassieke) visie op de economie. Dit hangt samen met de normatieve uitgangspunten die de SGP hanteert.

Normatieve achtergronden

De normatieve achtergronden die de SGP hanteert komen voort uit haar opvatting dat de bijbelse principes de grondslag moeten vormen van de samenleving. Zoals in de vorige paragraaf is aangegeven, gaat het daarbij vooral om de opdracht aan de mens om God en de naaste te dienen en de aarde te bouwen en te bewaren. Deze levenshouding is te karakteriseren met de term dienstbaar leven. Dit betekent dat de mens moet streven naar een duurzame maatschappij, zodat hij het bezit van God beheert als een goed rentmeester en zich inzet tot eer van God en welzijn van de medemens. De door God in beheer gegeven aarde moet hij zo goed als mogelijk is bouwen en bewaren. Het uitgangspunt dat mensen niet vrijwillig aan de Goddelijke opdracht gehoorzamen, vraagt een overheid die de mens helpt deze opdracht te vervullen. In overeenstemming met de bijbelse noties formuleert de Nederlandse Geloofsbelijdenis het in artikel 36 als volgt: "Wij geloven dat onze goede God, uit oorzaak der verdorvenheid des menselijke geslachts. Koningen, Prinsen en Overheden verordend heeft; willende, dat de wereld geregeerd worde door wetten en politiën (=regeringen), opdat de ongebondenheid der mensen bedwongen worde, en het alles met goede ordinantie onder de mensen toega." Regulering en handhaving zijn dus nodig om ervoor te zorgen dat het gedrag van mensen wordt bijgestuurd.

Schaalniveaus

De totstandkoming van een duurzame relatie tussen mens. milieu en medemens vereist op elk denkbaar schaalniveau een dienstbaar leven. Individuen hebben de verantwoordelijkheid hun leven zo in te richten dat aan de bijbelse opdracht voldaan wordt. Dit betekent niet alleen dat getracht moet worden vanuit principiële drijfveren te leven, maar heeft ook consequenties voor de middelen die gekozen orden, de manier waarop deze middelen worden afgestemd en de doelen die in het leven worden nagestreefd. Kortom, de hele levenshouding moet consistent zijn.

De totstandkoming van een duurzame relatie tussen mens. milieu en medemens vereist op elk denkbaar schaalniveau een dienstbaar leven. Individuen hebben de verantwoordelijkheid hun leven zo in te richten dat aan de bijbelse opdracht voldaan wordt. Dit betekent niet alleen dat getracht moet worden vanuit principiële drijfveren te leven, maar heeft ook consequenties voor de middelen die gekozen orden, de manier waarop deze middelen worden afgestemd en de doelen die in het leven worden nagestreefd. Kortom, de hele levenshouding moet consistent zijn. Dit is op zich niet genoeg. Individuen kunnen nooit aan deze opdracht voldoen als hun gedrag niet ingebed is in overkoepelende structuren. Hierbij spelen samenlevingsverbanden als gezinnen, kerken en maatschappelijke organisaties een cruciale rol. Juist deze verbanden hebben een eigen verantwoordelijkheid als het gaat om de relatie tussen mensen onderling en het faciliteren van de individuele opdracht die mensen hebben. Dit betekent wei dat mensen en samenlevingsverbanden alleen aan hun opdracht kunnen voldoen als de overheden hun daar de gelegenheid voor geven. Gemeenten, provincies, het Rijk en de Europese instellingen zullen in het vormgeven van hun beleid de ontwikkeling van een duurzame maatschappij moeten ondersteunen. Dit kan vorm krijgen door beleid te toetsen aan de normen die in het duurzaamheidsbegrip besloten liggen en door de niet te onderschatten voorbeeldfunctie van de overheden.

Afwenteling tussen milieu en sociaal welzijn

Afwenteling tussen milieu en sociaal welzijn kan plaatsvinden als niet het simultaan realiseren van normen centraal staat, maar een van de onderdelen van duurzaamheid de voorrang krijgt. Een mogelijk gevolg daarvan is dat overheidsbeleid leidt tot de situatie waarbij wel de kwaliteit van het milieu gewaarborgd wordt, maar dit ten koste gaat van sociale aspecten. Als bijvoorbeeld milieubeleid excessief gebruik maakt van het marktmechanisme en de draagkracht van mensen verschilt, zullen bepaalde groepen meer gebruik kunnen maken van voorzieningen dan andere. Dit hoeft niet noodzakelijkerwijs verkeerd te zijn binnen het concept van duurzame ontwikkeling, maar kan dat wel zijn. Dit laatste is bijvoorbeeld het geval als basisvoorzieningen voor bepaalde groepen niet meer toegankelijk zijn. Als bijvoorbeeld vervoer dusdanig duur wordt gemaakt dat alleen de rijken nog in staat zijn te voldoen aan de noodzakelijke transportbehoefte, ontstaat een situatie dat dit ten koste gaat van het sociale welzijn van bevolkingsgroepen. Het oplossen van het milieuprobleem leidt dan tot de creatie van een sociaal probleem.

De tegengestelde situatie is ook denkbaar. Als sociale aspecten teveel nadruk krijgen binnen het concept van duurzame ontwikkeling kan dit vormen van milieubeleid verlammen. De discussie rond zogenaamde betaalstroken laat zien hoe moeilijk het is om milieubeleid te scheiden van gelijkheidsidealen. Het sociale uitgangspunt dat het niet rechtvaardig is als rijk kan doorrijden en arm in de file staat, maakt de keuze voor betaalstroken voor veel politieke partijen nagenoeg onmogelijk. Het is in een niet egalitaire maatschappij lang niet altijd te voorkomen dat beleid op de ene groep grotere effecten heeft dan op de andere groep. De vraag is dan ook of dit erg is. Een duurzame ontwikkeling vraagt om gelijkheid in een breder perspectief te plaatsen. Vertaald naar het vervoersbeleid kan dit betekenen dat ieder de mogelijkheid geboden wordt om van een modaliteit gebruik te maken, terwijl bepaalde modaliteiten minder toegankelijk zijn. De gelijkheid zit dan meer in het voldoen aan de transportbehoefte en niet in de toegang tot elk gewenst transportmiddel. Een ander voorbeeld waarbij so­ ciale aspecten miheubeleid verlammen is te vinden in de recente problemen rond de varkensboeren. De opgebouwde rechten op grond van overheidsbeleid in het verleden maken het zeer moeizaam om de varkensstapel te verminderen. Het inkomen dat boeren verwerven, kan niet zomaar afgepakt worden als dit vanuit milieuoogpunt noodzakelijk is.

„De discussie rond zogenaamde hetaalstroken laat zien hoe moeilijk het is om milieubeleid te scheiden van gelijkheidsidealen."

Een heel andere vorm van afwenteling tussen sociaal welzijn en milieu kan ontstaan als sociaal welzijn wordt vereenzelvigd met materiële voorspoed. In dat geval zal milieubeleid niet snel handen en voeten krijgen voor zover dit beleid negatieve gevolgen heeft voor de economische ontwikkeling. De kern van een goede duurzame ontwikkeling is dan ook de juiste definitie van welzijn. Zonder hantering van dit brede begrip zal een duurzame maatschappij niet snel binnen handbereik komen.

Synergie tussen milieu en sociaal welzijn

Een breed duurzaamheidsbegrip vormt tevens de basis voor een synergie tussen sociaal welzijn en milieu. Als binnen het concept van welzijn het milieu en de medemens integraal en evenwichtig worden meegewogen, zal een grote prikkel ontstaan om op zoek te gaan naar een duurzame ontwikkeling die waarborgt dat het milieu erop vooruit gaat. Een juiste bepaling van levensdoelstellingen vormt de basis voor het zoeken naar een duurzame samenleving. Dan ontstaan drijfveren om te zoeken naar gedrag dat een duurzame maatschappij dichterbij brengt. Deze zoektocht omvat de definiëring en toekenning van eigendomsrechten aan milieu en medemens. Overheid en samenlevingsverbanden stimuleren en corrigeren daartoe de werking van de markt.

Het hiervoor gegeven voorbeeld van de varkensboeren maakt duidelijk dat de overheid veelal invloed heeft op afwenteling dan wel synergie tussen miüeu en sociaal welzijn. Als overheidsbeleid vorm gegeven was vanuit een duidelijk langetermijnperspectief waarop boeren bedrijfsbeslissingen hadden kunnen baseren dan was mogelijkerwijs geen sprake geweest van afwenteling, maar van synergie. In die situatie zouden de varkensboeren immers vroegtijdig rekening hebben kunnen houden met voorzienbaar overheidsbeleid. Waar zonder duidelijk langetermijnperspectief investeringen plotseling waardeloos kunnen worden door veranderd overheidsbeleid, zal bij aanwezigheid van een dergelijk perspectief bedrijfsvoering, milieu en sociale aspecten eerder op elkaar worden afgestemd. Op tijd kan immers zorggedragen worden voor afbouw, omscholing en zoeken van ander werk. Een breed duurzaamheidsbegrip vraagt dan ook om een overheid die duidelijk is, langetermijnbeleid voert en dat ook consistent uitvoert en handhaaft.

Een tweede voorbeeld van synergie tussen milieu en sociaal welzijn is dat door sociale ontwikkeling de 'noodzakelijke' roofbouw op het milieu bestreden kan worden. Dit speelt ook een rol in internationaal opzicht. De specifieke duurzaamheidsdefinitie omvat zowel ontwikkelingshulp als milieubeleid. Waar in het rijke westen burgers het milieu belasten door het vervuilende consumptiepatroon, zijn burgers in arme landen nogal eens genoodzaakt een inbreuk te maken op natuur en milieu om te overleven. Vanuit de brede duurzaamheidsdefinitie kan dit vanuit hun oogpunt weliswaar gerechtvaardigd zijn (als het noodzakelijk is), vanuit het oogpunt van het rijke westen moet hier anders over geoordeeld worden. Rijke landen hebben dan ook de plicht te zorgen voor een dusdanige ontwikkeling dat ook in de arme landen duurzaamheid een grotere rol gaat spelen. Als wij de mogehjkheid hebben door middel van maatregelen afbraak van het milieu te voorkomen in arme landen dan moeten we dat doen. Een voorbeeld hiervan is het voorkomen van dumpen van afval in arme landen dat geproduceerd is in rijke landen. De eigen verantwoordelijkheid ten opzichte van de medemens moet dan prevaleren boven het mogelijke economische gewin.

Taken en verantwoordelijkheden van de rijksoverheid

De taken en verantwoordelijkheden van de Rijksoverheid zijn groot. Voorop dient te staan dat individuen en samenlevingsverbanden een eerste verantwoordelijkheid hebben. Zij zijn geroepen te voldoen aan de bijbelse opdracht. Dit laat onverlet dat de (rijks)overheid voorwaardenscheppende en aanvullende verantwoordelijkheden heeft. In de eerste plaats moet dit vorm krijgen via het beïnvloeden van de cruciale parameters die bij het vormgeven van een duurzame maatschappij een rol spelen. Zo kan de overheid door voorUchting en onderwijs een visie op het leven stimuleren die een duurzame samenleving dichterbij brengt. Dit bevordert de internalisering van de duurzaamheidsgedachte op individueel en collectief niveau. Deze duurzaamheidsgedachte kan slechts gerealiseerd worden als er een simultane realisatie van normen plaatsvindt. Dit betekent dat de noties drijfveren, eigendom, coördinatie en effectiviteit als een geheel moeten worden benaderd. Pas dan zal de innerlijke stimulans vergroot worden om inspanningen te plegen die bijdragen aan een duurzame maatschappij.

Ten tweede moet de verantwoordelijkheid van de overheid vorm krijgen door beleid gericht op het bijsturen van ongewenste uitkomsten. Hoewel het van binnenuit tot stand komen van een duurzame maatschappij doordat individuen vanuit de bijbelse normen handelen de voorkeur verdient, zal aanvullend beleid nodig zijn. Het uitgangspunt dat de zonde de vrijwillige gehoorzaamheid aan de opdracht die God ons geeft belemmert, vraagt immers een bijsturende rol van de overheid. Niet alles kan verwacht worden van onderwijs en voorlichting. De manier waarop de bijsturende rol van de overheid vorm kan krijgen, is afhankelijk van het specifieke probleem waarom het gaat. Een aantal vormen van bijsturing zullen via het marktmechanisme kunnen plaatsvinden, bijvoorbeeld door het internaliseren van externe effecten met behulp van belastingen. Andere problemen lenen zich juist meer voor directe regulering of overleg met samenlevingsverbanden. Van geval tot geval zal bezien moeten worden welk instrument het beste past. Een belangrijk sociaal aspect bij de afbakening van de overheidstaak is de controle op regelgeving. Een groot probleem bij het instandhouden van voldoende draagvlak is dat bepaalde individuen of groepen zich onttrekken aan beleid. In het simultaan reali­ seren van normen ligt besloten dat de gehele samenleving bijdraagt aan een duurzame relatie tussen mens, miUeu en medemens. Dit betekent ook dat het overheidsbeleid consistent moet zijn. Een overheid die vandaag iets totaal anders roept dan morgen zal niet snel kunnen rekenen op voldoende draagvlak. Het is de verantwoordelijkheid van de rijksoverheid om te zorgen voor een langetermijnvisie van waaruit het kortetermijnbeleid gestalte krijgt. Een dergelijk perspectief geeft duidelijkheid en helderheid en stimuleert de mate waarin beslissers rekening kunnen en willen houden met sociale aspecten en milieu. Dit betekent ook dat zoveel als mogelijk is moet worden voorkomen dat overheden onderling verschillen in het beleid dat ze uitdragen. Consistent beleid vraagt om gelijkheid in beleid van de verschillende overheidslagen. Het Rijk zal dan ook meer inspanningen moeten verrichten om beleid gericht op de integratie van economie, milieu en sociale aspecten te coördineren.

„Een duurzame ontwikkeling vraagt om gelijkheid in een breder persf^ectief te plaatsen."

Besluit

Mensen en overheden zijn vanuit zichzelf niet snel geneigd een werkelijk duurzame maatschappij te bevorderen. Het besef dat mensen verantwoordelijkheid dragen voor elkaar, een opdracht hebben om de aarde te bouwen en te bewaren en God lief te hebben boven alles is nodig om te voldoen aan de opdracht die de Bijbel ons naeegeeft. De doorwerking van de zonde maakt dat mensen niet vrijwillig gehoorzamen aan de bijbelse opdracht. De overheden hebben dan ook een eigen verantwoordelijkheid om te zorgen dat mensen zich meer richten op het vervullen van de bijbelse opdracht. Zoals de economie bruikbare inzichten biedt bij conflicten tussen milieu en sociale aspecten zo reikt een bijbelse visie op de economie levenswijsheden aan tot het doorbreken van deze tegenstellingen.

Noten


1 De auteurs zijn respectievelijk voorzitter van de SGP-jongeren, directeur van de Guido de Brès-Stichting en econoom. Hun dank gaat uit naar Diederik van Dijk, Aiie van den Heuvel, Ries van Maldegem, Jan Schippers en Johan Weggeman.

2 Zie J.J. Polder e.a.. Tussen hegitisel en belang. Normatieve gedachten over economie, markt en samenkvmg Guido de Bres-Stichting, Den Hertog, Houten, 1998.

3 Wat precies onder welvaart en welzijn moet worden verstaan is een kwestie van definitie. Auteurs die betogen dat het begrip welvaart ruimer genomen moet worden dan alleen materiele zaken hebben dus geen ongeHjk maar rekken het hier gedehnieerde begrip gewoon op. In dat geval kan bijvoorbeeld onderscheiden worden tussen materiele en immateriële welvaart. Voor de duidelijkheid hanteren we hiervoor in dit essay verschillende begrippen.

4 Deze term voldoet nog het meest bij de karakterisenng van de houding hoe een mens volgens de Bijbel zich dient te gedragen. Zie voor een toepassing op de taak van de overheid Dienstbaar tot gerechtigheid. SCP-visie ojp de aard en omvang van de overheidstaak, Guido de Brès-Stichting. 199.5

5 Micha 6:8.

6 Mattheiis 6:24. 7 J. Calvijn, Institutie, Boek II, Hoofdstuk VIII Meinema, Zoetermeer, 1999.

8 Zie Genesis 2:15 en 3:23.

9 Zie Genesis 3:18 en 19.

10 Vergelijk de in het beleid gehanteerde (Brundtland) definitie van duurzaamheid: "Een duurzame ontwikkekng is een ontwikkeling waarbij aan de behoeften van de nu levende generatie tegemoet wordt gekomen, zonder dat daardoor de mogelijkheden van toekomstige generaties om in hun behoeften te voorzien, in gevaat worden gebracht.' World Commission on Environment and Development, Our common future, Oxford, 1987.

11 Exodus 19:5. Zie ook Psalm 24:1.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 2000

Zicht | 40 Pagina's

Over mens, milieu en medemens

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 2000

Zicht | 40 Pagina's