Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van Zicht op Zorg naar Focaris en verder

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van Zicht op Zorg naar Focaris en verder

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

AWBZ en vraaggestuurde zorg in de gereformeerde gezindte

De overheid heeft drastische plannen met de zorg. De hele organisatie moet op de schop. Vraagsturing is hierbij het leidend beginsel. Vraaggestuurde zorg heeft belangrijke consequenties voor de identiteitsgebonden zorg. Binnen de gereformeerde gezindte gaat het dan met name over zorginstellingen op het terrein van de AWBZ. Deze instellingen werken samen binnen Focaris, een vereniging van zorgaanbieders in de gereformeerde gezindte.

door dr. J.J. Polder en W. Bos

DE AUTEURS ZIJN BESTUURSLID VAN FOCARIS EN PARTICIPEREN IN DE PROJECTGROEP VRAAGPEILING.

In dit artikel geven wij een overzicht van de consequenties van vraaggestuurde zorg en gaan daarbij specifiek in op de activiteiten die Focaris in dit kader heeft ontplooid.

Zicht op zorg

Vraaggestuurde zorg heeft alles te maken met de modernisering van de AWBZ. De eerste plannen daarvoor dateren uit 1999. In dat jaar werd de nota 'Zicht op zorg' aan de Tweede Kamer aangeboden. Deze nota bevatte een uitgebreide analyse van de knelpunten in de AWBZ en liep uit in voorstellen voor herziening.' Er werden talrijke motieven genoemd om de AWBZ grondig te herzien, waaronder het specifieke doel van de overheid om kosten te beheersen en bezuinigingen door te voeren. De nota kreeg in 2001 een vervolg in 'Vraag aan bod', een rapport van het ministerie van VWS waarin de herziening van de AWBZ werd besproken in samenhang met de vernieuwing van de rest van het zorgstelsel.^ Het gaat dan om de curatieve zorg die gefinancierd wordt door ziekenfondsen en particuliere zorgverzekeraars. In het Haagse jargon wordt dit het tweede compartiment genoemd. Het kabinet Balkenende had het voornemen om voor dit tweede compartiment in 2005 een basisverzekering in te voeren. Tevens werd in de Beleidsagenda 2003 voorgesteld om verder te gaan met de herziening van de AWBZ - het eerste compartiment - en deze op termijn te integreren met de basisverzekering, zodat er uiteindelijk één uniforme zorgverzekering zou resulteren voor de gehele gezondheidszorg.’

Het zorgstelsel blijkt echter beleidsresistenter te zijn dan het beleid zelf. Het kabinet is gevallen en in de nieuwe formatiebesprekingen tussen CDA-leider Balkenende en PvdA-leider Bos vormt het zorgstelsel een van de meest controversiële onderwerpen.•* Balkenende wil de stelselherziening uitstellen tot 2006, maar aan de herziening als zodanig wenst hij niet te tornen. Bos verwerpt het idee van de basisverzekering en weigert akkoord te gaan met een vaste premie die in beginsel voor iedereen gelijk is.

Met deze spagaat in de kabinetsformatie lijkt de toekomst van het zorgstelsel ongewisser dan ooit. Maar dat is niet helemaal waar. De uitwerking mag dan onzeker zijn, het onderliggende principe staat bij niemand ter discussie en zal in iedere stelseldiscussie terugkeren: het principe van vraagsturing. De zorg moet op zijn kop: van aan-

bodgestuurd naar vraaggestuurd. De modernisering van de AWBZ heeft dan ook een eigen website die heel toepassehjk www.opkopzorg.nl heet.

‘De zorgkloof kan niet automatisch worden gedicht. De modernisering van de AWBZ biedt namelijk niet alleen kansen maar ook bedreigingen.’

Zicht op zorg in de gereformeerde gezindte

De zorginstellingen binnen de gereformeerde gezindte hebben zich van meet af aan intensief beziggehouden met de modernisering van de AWBZ. Individueel en in groepsverband. Toen in 1999 de nota Zicht op zorg werd gepubliceerd was er namelijk juist een onderzoek gestart waarin de reformatorische en gereformeerde zorg integraal werd beschreven.

Door deze terreinbeschrijving te combineren met een doordenking van de gevolgen van de kabinetsnota Zicht op Zorg voor de zorginstellingen in de gereformeerde gezindte kreeg het onderzoeksverslag een tweeledige boodschap, die door de titel treffend werd weergegeven: Zicht op zorg in de gereformeerde gezindte.’

Eén van de hoofdconclusies van het rapport was dat vraaggestuurde zorg voor alles mogelijkheden biedt voor de uitbouw van de identiteitsgebonden zorg. De gereformeerde gezindte omvat nameiijk 4, 5% van de bevolking terwijl het zorgaanbod blijft steken op I % van het totale zorgaanbod in Nederland. Ergo, de zorgkloof bedraagt 3, 5%. Het gaat dan om gemiddelde cijfers. Voor sommige sectoren bleek de kloof nog groter te zijn.

Een tweede hoofdconclusie was dat de zorgkloof niet automatisch kan worden gedicht. De modernisering van de AWBZ biedt namelijk niet alleen kansen maar ook bedreigingen. Van cruciaal belang daarbij is hoe de zorgvragers en zorgaanbieders uit de gereformeerde gezindte met de veranderingen zullen omgaan.

Oude AWBZ

Om zicht te krijgen op de problemen van de modernisering van de AWBZ is het goed om eerst kort stil te staan bij de 'oude' AWBZ. Deze volksverzekering dateert uit 1968 en richt zich vanouds op 'onverzekerbare risico's'. Anno 2003 financiert de AWBZ ongeveer 40% van de totale zorgkosten ofwel 17, 3 miljard euro. Het gaat dan onder meer om de gehandicaptenzorg, de geestelijke gezondheidszorg en de sector verpleging en verzorging waartoe sinds een paar jaar naast de thuis-zorg en de verpleeghuizen ook de verzorgingshuizen worden gerekend.

Vanaf het begin kenmerkte de AWBZ zich door een strakke overheidsbemoeienis. Instellingen kunnen niet zomaar aanspraak maken op financiering door de AWBZ. Daarvoor geldt een zeer zware toelatingsprocedure, waardoor het voor veel identiteitgebonden instellingen moeilijk was om daar tussen te komen. Op deze wijze is de zorgkloof ontstaan.

Voor eenmaal toegelaten instellingen biedt de AWBZ zekerheid. Zorgkantoren zijn verplicht om de kosten van de toegelaten plaatsen te financieren. Het bijbehorende budget wordt vastgesteld door het College Tarieven Gezondheidszorg (CTG).

PGB en PVB

Nu is de AWBZ al een paar jaar in verandering. Het strakke budgetteringsregime is losgelaten en de overheid heeft veel geïnvesteerd in uitbreiding van de zorg, met name op het terrein van de gehandicaptenzorg en de thuiszorg. In dit kader zijn ook het Persoonsgebonden Budget (PGB) en het Persoonsvolgend Budget (PVB) geïntroduceerd. Deze budgetten worden niet uitgekeerd aan de zorgaanbieders maar aan de zorgvragers, die op deze wijze zelf en met hulp van familie en verwanten hun zorg kunnen 'inkopen'. Het gaat hier om wezensvreemde elementen in de aanbodsturing van de klassieke AWBZ. Voor zorginstellingen in de gereformeerde gezindte bieden deze re-

gelingen echter een dankbaar instrument om aan de grote zorgvraag tegemoet te komen en de zorgkloof een beetje te dichten. Met name in de gehandicaptenzorg is daar dankbaar gebruik van gemaakt.

‘Een kenmerk van veel zorgvragen is dat de vragers niet weten wat ze vragen. Ze zoeken hulp voor een probleem dat ze zelf niet kunnen diagnostiseren of zelfs maar omschrijven.’

Nieuwe AWBZ

PGB en PVB kunnen worden gezien als voorlopers van de gemoderniseerde AWBZ. Daarin komt een systeem van persoonsgebonden financiering. Dit betekent dat de toegelaten capaciteit als basis voor de bekostiging wegvalt. Instellingen moeten de markt op met hun zorg, alleen bezette plaatsen en gerealiseerde zorg worden gefinancierd. De zorg wordt met dat oogmerk vanaf binnenkort niet meer instellingsgericht omschreven (bijvoorbeeld 'een bed in een verzorgingshuis'). De instellingsomschrijving moet plaats maken voor een functiegerichte omschrijving (bijvoorbeeld 'behandeling', 'begeleiding', 'verzorging'). Er komen zeven zorgfuncties en de sectorale schotten tussen de instellingen worden weggenomen. Een verpleeghuis mag bijvoorbeeld ook thuiszorg of gehandicaptenzorg gaan aanbieden en zelfs psychiatrische behandeling.

Daarbij gaan instellingen met zorgkantoren onderhandelen over volume en prijs. De bedoeling is dat dit regionaal gaat gebeuren. Over het zorgkantoor als uitvoeringsorgaan van de gemoderniseerde AWBZ is nog veel te doen. In de meest recente plannen wordt ervan uitgegaan dat zorgverzekeraars deze taak over zullen nemen. Vandaar ook dat wordt gepleit voor integratie van de AWBZ met de - nog steeds toekomstigebasisverzekering.

Vraaggestuurde zorg

De AWBZ wordt dus geschoeid op de leest van vraaggestuurde zorg. Deze term behoeft echter enige verduidelijking. Impliciet gaat er een suggestie van uit dat in het verleden geen rekening werd gehouden met de zorgvrager. Dat is onzin. Sinds Hippocrates en mogelijk nog langer staat de zorgvrager centraal, zowel bij artsen als bij instellingen. Nieuw is dat de organisatie van de zorg vanuit de zorgvrager gestalte moet krijgen en niet langer vanuit het zorgaanbod. Om dat goed van de grond te krijgen is nog veel denkwerk nodig, zowel vanuit het overheidsbeleid als vanuit de veldpartijen. Vraaggestuurde zorg is immers iets anders dan 'u vraagt, wij draaien'. Een kenmerk van veel zorgvragen is dat de vragers niet weten wat ze vragen. Ze zoeken hulp voor een probleem dat ze zelf niet kunnen diagnostiseren of zelfs maar omschrijven. Dit geldt vooral de curatieve zorg, maar ook in de 'care' komt overschatting van de vraag voor. Zorgaanbieders behouden daarom hun professionele verantwoordelijkheid, zowel bij de interpretatie van de zorgvraag als bij het geven van de zorg. In een tijd van marktdenken is een goed systeem van 'checks and balances' daarbij onmisbaar. Het instrumentarium van de vernieuwde AWBZ moet nog geheel worden opgebouwd.

Bedreigingen

Onmiskenbaar biedt de vernieuwing van de JWi/BZ uitdagingen voor de identiteitsgebonden zorg. De ervaringen met het PGB maken duidelijk dat vraaggestuurde zorg een bijdrage kan leveren aan het dichten van de zorgkloof. IVIaar er zijn ook bedreigingen waardoor dit ideaal kan mislukken.

Zorgvragers

In een tijdperk van vraaggestuurde zorg moeten zorgvragers expliciet zijn over hun identiteit en over hun wens om identiteitsgebonden zorg te ontvangen. Als de zorgvragers het laten afweten is het bestaansrecht van identiteitsgebonden zorginstellingen verdwenen en zal die zorg daadwerkelijk ook verdwijnen. Zorgvragers moeten hun wensen duidelijk en kenbaar maken. Dat geldt voor het gehele traject van eerste hulp-

vraag, via indicatiestelling en zorgtoewijzing tot de verhuizing naar de instelling of de daadwerkelijke start van de zorgverlening. In de praktijk blijkt dat zorgvragers het nogal eens laten afweten. Enerzijds heeft dat te maken met onbekendheid, zowel bij de zorgvrager als bij de betrokkenen in het verwijstraject, anderzijds zijn er ook veel mensen die afzien van identiteitsgebonden zorg omdat men bijvoorbeeld graag in de eigen omgeving wil blijven wonen. Wanneer de integratie van de AWBZ met de basisverzekering doorgaat komt daar in de toekomst nog een aspect bij, namelijk de verzekeringskeus. Verzekeraars krijgen dan immers de eindverantwoordelijkheid voor de inkoop van de zorg. Het kan dan van belang zijn dat er een 'eigen' verzekeraar is die zich specifiek bezighoudt met de inkoop van reformatorische en gereformeerde zorg. Van de zorgvragers vraagt dat dan een bewuste keuze voor deze verzekeraar. Onderzoek van het NIPO heeft uitgewezen dat er een potentieel voor een dergelijke verzekering is, maar tevens dat er veel werk moet worden gestoken in de mobilisering van de verzekerden.”

‘Verzekeraars krijgen immers de eindverantwoordelijkheid voor de inkoop van de zorg. Het kan dan van belang zijn dat er een 'eigen' verzekeraar is die zich specifiek bezighoudt met de inkoop van reformatorische en gereformeerde zorg.’

Zorgaanbieders: identiteit én kwaliteit

Uiteraard moeten zorgaanbieders zich de zorgvraag waardig maken. Een belangrijke bedreiging voor het voortbestaan van de identiteitsgebonden zorg zou zich voordoen wanneer zorgaanbieders zich fixeerden op identiteit en voorbijgingen aan de kwaliteit van de zorg. Identiteit vooronderstelt kwaliteit. Dit betekent niet dat identiteit pas na de kwaliteit in beeld komt. Integendeel, identiteit is niet de slagroom op de pudding maar het zout in de pap. Identiteit doortrekt alle aspecten van de zorg. Maar wil identiteitsgebonden zorg geloofwaardig zijn, dan moet de kwaliteit kunnen wedijveren met de beste zorg van algemene instellingen.

Zorginstellingen moeten de zorgvragers tegemoet komen met een passend antwoord. Uiteraard vanuit de identiteit en het eigen kerkelijke gedachtegoed, maar de tijd is voorbij dat de instellingen zich in hun strategische besluitvorming alleen kunnen laten leiden door het bestuur, raden van toezicht en kerkelijke deputaatschappen. De zorgaanbieders moeten de kanteling in het sturingsmodel van aanbod naar vraag op eniger­ lei wijze meemaken. Dat doet niets af aan het bestaansrecht van verschillende bestuurslagen en de wijze waarop zij functioneren, maar impliceert wel dat deze nog beter naar de zorgvragers moeten luisteren dan zij in het verleden al hebben gedaan. Gezien de grote vraag naar zorg dichtbij huis, zal interorganisatorische samenwerking daarbij een steeds belangrijker onderwerp worden. Ketenzorg is in dit verband een modewoord, maar het onderstreept heel treffend dat het voortbestaan van de identiteitsgebonden zorg ook samenhangt met de mogelijkheden die instellingen zien om in gezamenlijkheid een zorgaanbod te realiseren dat aansluit bij de zorgvragers uit de gereformeerde gezindte.

Het veld

Ook het veld kan een bedreiging vormen voor de identiteitsgebonden zorg. Met name moet dan gedacht worden aan de regionale partijen. Zorgkantoren zijn geneigd om met enkele grote zorgaanbieders in de regio de hele zorgketen te regelen. Voor deze zorgaanbieders is het aantrekkelijk om het aanbod per regio te monopoliseren en zij zullen daar dus graag in meegaan. Onverlet hun identiteitsgebonden bestaansrecht kunnen de zorginstellingen uit de gereformeerde gezindte op deze wijze uit de zorg worden verdreven. Een belangrijke belemmering daarbij is dat de instellingen veelal klein zijn en een landelijk werkingsgebied hebben, waardoor zij over onvol-

doende mankracht beschikken om bij alle zorgkantoren in beeld te blijven, laat staan zaken met hen te doen. In dit verband is daarom door de instellingen uit de gereformeerde gezindte herhaaldelijk gepleit om één zorgkantoor aan te wijzen als contractpartij voor alle landelijk werkende instellingen. Naarmate er minder goed met zo'n zorgkantoor kan worden samengewerkt, kan dit model overigens ook heel kwetsbaar zijn

‘De bemoeienis van de overheid met de zorg zal ingrijpend veranderen. Niet langer zal de overheid alle het aantal bedden, zorguren en de bijbehorende instellingsbudgetten in detail regelen.’

De taak van overheid

De bemoeienis van de overheid met de zorg zal ingrijpend veranderen. Niet langer zal de overheid alle het aantal bedden, zorguren en de bijbehorende instellingsbudgetten in detail regelen. Op de terreinen van aanbod en financiering zal de overheid een meer waarborgende en toezichthoudende rol gaan vervullen. Naast toezicht op de kwaliteit van zorg en de doelmatigheid van het stelsel zal het met name ook gaan om toezicht op de marktverhoudingen en de mededinging. De overheid dient krachtig op te treden tegen ongeoorloofde beperkingen van de mededinging en met name ook tegen monopolisering van de regio en het uitsluiten van zorgaanbieders op oneigenlijke gronden. Voor het echter zover is, dient de overheid voor een zorgvuldige overgang naar het nieuwe systeem te zorgen. De budgetgarantie van toegelaten instellingen kan niet van de ene op de andere dag wegvallen. Het overgangsrecht moet transparant en rechtvaardig zijn. Wellicht verdient het aanbeveling om eerst in samenwerking met het ministerie van VROM de scheiding van wonen en zorg verder te doordenken en te implementeren.

Focaris

De zorgaanbieders uit de gereformeerde gezindte staan voor een enorme uitdaging maar ook voor een gigantische hoeveelheid werk. Individueel maar ook gezamenlijk. Ir. B.J. van der Vlies heeft al jaren ervoor gepleit dat de zorginstellingen uit gereformeerde gezindte met één geluid en bij voorkeur ook met één mond naar buiten zouden treden. Na het verschijnen van het rapport Zicht op zorg in de gereformeerde gezindte' is daarom mede op initiatief van B.J. van der Vlies en P. Baan en gesponsord door de Noaber Foundation een Stuurgroep Zicht op Zorg van start gegaan. Met medewerking van alle betrokken instellingen heeft deze stuurgroep een aantal projecten gestart ter versterking en uitbouw van de zorg in de gereformeerde gezindte. In november 2002 heeft dit geleid tot de oprichting van Focaris, een vereniging van zorgaanbieders in de gereformeerde gezindte. Dat Focaris vraaggestuurde zorg hoog in het vaandel heeft blijkt al uit de naam. Focaris is een samenvoeging van de Latijnse woorden Focus en Caris. Focus geeft het punt aan waar alle aandacht naar uitgaat. In het Latijn duidt het ook op de haard in een Romeins huis: de plaats die warmte uitstraalt. Caris betekent 'degenen die ons dierbaar zijn en die we hoogachten’ (zie www.focaris.nl).

Projecten van Focaris

Het voert te ver om hier alle activiteiten van Focaris te beschrijven. Een paar willen we er echter wel noemen. In de eerste plaats is werk gemaakt van de onbekendheid van het identiteitsgebonden zorgaanbod. In samenwerking met uitgeverij Groen is een Infoboek Zorg in de gereformeerde gezindte tot stand gekomen.' Dit boek heeft een informatief deel waarin het belang van identiteitsgebonden zorg wordt beschreven

vanuit het perspectief van de zorgvrager. Verder biedt het als naslagwerk een overzicht van alle zorgaanbieders die binnen de gereformeerde gezindte werkzaam zijn. Het boek is in een oplage van meer dan 10.000 exemplaren kostenloos verzonden aan alle huisartsen en indicatiecommissies in Nederland en verder ook aan alle kerkenraden in de gereformeerde gezindte.

Tegelijkertijd is gewerkt aan de presentatie van de instellingen op het internet, uiteraard voor zover de instellingen daar zelf mee instemmen. De website www.mijnzorg.nl zal binnen afzienbare tijd operationeel worden.

Verder heeft een projectgroep Kwaliteit en Identiteit gewerkt aan een kwaliteitshandboek voor de identiteitsgebonden aspecten van de zorg in verzorgingshuizen." Het boek is recent gepubüceerd en Focaris zal een bijdrage gaan leveren aan de implementatie van dit kwaliteitssysteem. Tevens staat op de agenda om het onderwerp te verbreden naar andere zorgsectoren waaronder de gehandicaptenzorg, maatschappelijk werk en psychosociale hulpverlening.

Identiteitsgebonden zorg staat of valt met de beschikbaarheid van gemotiveerd en deskundig personeel.

In samenwerking met het Hoornbeeck College, het Menso Alting College, de Gereformeerde Hogeschool in Zwolle en de Christelijke Hogeschool in Ede is Focaris daarom bezig met het opzetten van een transferpunt voor personeel. In dit transferpunt komen de diverse aspecten van de personeelsvoorziening samen, zoals opleiden-op-maat, stagebemiddeling en begeleiding, werving en selectie en deskundigheidsbevordering.

Vraagpeiling-1

Eén project willen we in het kader van dit artikel iets breder naar voren halen: de vraagpeiling. Met een grote groep van instellingsdirecteuren en in samenwerking met de Nederlandse Patiënten Vereniging in de persoon van de directeur is gewerkt aan het in kaart brengen van de vraag naar christelijke zorg. De eerste vraagpeiling werd in 2001 door het NIPO uitgevoerd."" Een kleine 2.000 Nederlanders werden ondervraagd. Voor ongeveer de helft waren zij afkomstig uit de gezamenlijke achterban van SGP en Christenunie, en voor de andere helft uit de rest van Nederland. Uit het onderzoek bleek een duidelijke behoefte aan christelijke zorg, maar niet tot elke prijs. De ondervraagden hadden ook duidelijke argumenten om voor een zorgaanbieder buiten de eigen gezindte te kiezen.

Vrijwel zonder uitzondering zouden mensen uit de gereformeerde gezindte zorg ontvangen van een instelling met een christelijk karakter (93%, zie figuur 1). Bij doorvragen blijkt het vooral om reformatorische en gereformeerde instellingen te gaan en vervolgens ook om protestants-christelijke en evangelische instellingen. Opvallend in figuur I is dat ook mensen buiten de gereformeerde gezindte voor christelijke zorg kiezen. Het blijkt vooral om CDA-stemmers te gaan met een duidelijke voorkeur voor protestants-christelijke en rooms-katholieke zorg.

Het belang dat mensen aan christelijke zorg hechten verschilt per sector en is het hoogst voor opname in een pleeggezin (95% van de respondenten, zie tabel 2). De belangstelling is minder voor thuiszorg (met name wijkverpleging) en kraamzorg, maar men kan dit ook omdraaien door te zeggen dat altijd nog 30 tot 45 procent van de gereformeerde gezindte behoefte heeft aan identiteitsgebonden thuiszorg en kraamzorg. Dit is aanzienlijk meer dan op dit moment wordt gerealiseerd. Als algemene conclusie geldt wel dat mensen een groter gewicht aan de identiteit van een zorginstelling toekennen naarmate deze de thuissituatie meer vervangt.

In het onderzoek is ook gevraagd waarom mensen christelijke zorg zo belangrijk vinden. Het blijkt vooral te gaan om het beleid ten aanzien van ethische zaken, de mogelijkheid om geloofsvragen te bespreken, de pastorale zorg en de sfeer en het leefklimaat in de instelling. De deskundigheid van het personeel scoort laag. Dit is echter niet omdat mensen dit niet belangrijk vinden. Integendeel, 97% van de respondenten vindt deskundigheid van het personeel belangrijk tot zeer belangrijk. Dit is hoger dan het percentage respondenten dat het christelijk karakter belangrijk tot zeer belangrijk vindt (90%). Het punt is dat mensen niet voor een christelijke instelling kiezen vanwege de kwaliteit van het personeel, maar op grond van andere criteria. Met andere woorden, de keuze voor identiteit veronderstelt dat aan de randvoorwaarden van kwaliteit en deskundigheid is voldaan. Opvallend is dat men bij identiteitsgebonden zorg niet primair denkt aan een instelling van het eigen kerkgenootschap (zie figuur 3). 'In een verpleeghuis vallen kerkelijke bijzaken weg’.¹¹

Toch blijkt dat in de praktijk heel veel mensen niet voor een identiteitsgebonden instelling kiezen of daar om ieder geval niet terechtkomen. Naast de eerder genoemd obstakels in het verwijskanaal komt het veelvuldig voor dat mensen toch van hun primaire keus afwijken. De belangrijkste reden daarvoor is de reisafstand, zowel voor de zorgvrager zelf als voor zijn naasten (familieleden, vrienden en gemeenteleden). Tabel 4 laat zien hoe mensen het christelijk karakter van de instel-

ling afwegen tegen de bereikbaarheid voor de naasten. Acht procent van de ondervraagden büjkt reisafstand belangrijker te vinden dan het christelijk karakter. Omgekeerd vindt 16% de reisafstand van ondergeschikt belang ten opzichte van de identiteit. Uit deze cijfers volgt dat 74% van de gereformeerde gezindte in een spagaat zit: zowel identiteit als reisafstand is voor hen heel belangrijk, en zij kunnen moeilijk een keus maken.

Vraagpeiling-2

De resultaten van de eerste vraagpeiling zijn zowel heel krachtig als heel oppervlakkig. Er is duidelijk behoefte aan een diepte-onderzoek onder leden van de gereformeerde gezindte. Focaris heeft dit onderzoek inmiddels aanbesteed aan het NIPO. In het voorjaar van 2003 zal bij 13.000 zorggebruikers uit de gereformeerde gezindte worden nagevraagd hoe zij de keus voor een instelling hebben gemaakt, wie daarbij een rol speelden en welke argumenten de doorslag gaven. Dit onderzoek vindt plaats met medewerking van zes diaconale deputaatschappen van de verschillende kerkge­ nootschappen. In totaal zullen ongeveer 600 kerkelijke gemeenten worden benaderd.

Besluit

De modernisering van de AWBZ en de opkomst van vraaggestuurde zorg hebben grote gevolgen voor de identiteitsgebonden zorg. Enerzijds zijn er uitdagingen, anderzijds zijn er bedreigingen. De grootste bedreiging is het negeren van de zorgvraag, want die wordt bepalend voor het voortbestaan van de christelijke zorg. Maar hier ligt tegelijkertijd de uitdaging: de vraag naar christelijke zorg is groot, drie tot vier keer zo groot als het huidige aanbod. Daarbij gaat het de zorgvrager niet zozeer om instellingen van het eigen kerkgenootschap. Belangrijker zijn het ethisch beleid, de sfeer en het leefklimaat en de mogelijkheid om over geloofsvragen te spreken. Bij dat alles speelt de reisafstand naar de instelling een grote tot veelal doorslaggevende rol. Een allesomvattend antwoord op deze ontwikkelingen hebben wij op dit moment niet. Maar duidelijk is wel dat gedacht moet worden aan de realisatie van een zorgketen voor christelijke zorg, waarbij op nieuwe en meer intensieve manieren door de verschillende zorginstellingen wordt samengewerkt. De oprichting van Focaris is daarom slechts een tussenstap in de verdere ontwikkeling van zorg in de gereformeerde gezindte.

Literatuur

1. Tweede Kamer der Staten-Generaal, Zicht op zorg: plan van aanpak modernisering AWBZ, TK 1998-1999, 26 631, nr. 1.

2. Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS), Vraag aan bod: hoofdlijnen van vernieuwing van het zorgstelsel, Den Haag, VWS, 2001.

3. Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport (VWS), Beleidsagenda 2005, opgenomen in; Zorgnota 2003, Den Haag, 2002.

4. Reformatorisch Dagblad, 'Zorgstelsel breekpunt in formatie', 27 februari 2003; CDA/PvdA: 'Nieuw zorgstelsel in 2006', 6 maart 2003.

5. Polder, J.J, Wal, H van der, Zicht op zorg in de gereformeerde gezindte. Putten, 2000.

6. Foekema H., Christelijke zorgverzekeringen, Amsterdam: NIPO, 2002.

7. Focaris, Infoboek Zorg in de gereformeerde gezindte. Heerenveen, 2003.

8. Meiden, J.H. van der. Ridder N.A. de. Bijzondere kwaliteit: Een handboek over kwaliteit en identiteit van het verzorgingshuis, Amsterdam, 2003.

9. Lammerts van Bueren W., De vraag naar christelijke zorg, Amsterdam: NIPO, 2001.

10. Foekema H., Keuzecriteria voor christelijke zorg, Amsterdam: NIPO, 2002.

11. „In verpleeghuis vallen kerkelijke bijzaken weg". Aldus Ds. J. WiJIemsen bij zijn afscheid als geestelijk verzorger van Verpleeghuis De Samaritaan te Middelharnis, Reformatorisch Dagblad, 3 maart 2003.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 2003

Zicht | 44 Pagina's

Van Zicht op Zorg naar Focaris en verder

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 2003

Zicht | 44 Pagina's