Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

In de ban van integratie

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

In de ban van integratie

31 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onder dit thema organiseerde de Guido de Brès-Stichting een congres op 19 september 2003. De korte bijdragen die op de Guidoconferentie zijn uitgesproken komen achtereenvolgens aan de orde.

1. Inleidende opmerkingen Drs.J.W. van Bcrkum:

Integratie is een onderwerp dat zich in een brede maatschappelijke en poütieke belangstelUng kan verheugen.

Velen zijn er in de ban van. Alle politieke partijen worden genoodzaakt een visie te hebben op het integratievraagstuk, ook de SGP. Daar komt nog bij dat de SGP zich moet realiseren dat ze niet alleen deelnemer van het integratiedebat is, maar ook onderwerp ervan. Enerzijds zal de SGP net als alle andere partijen haar visie moeten geven tijdens het integratiedebat. Anderzijds zal de SGP zelf ook onderwerp van het debat zijn.

Onze samenleving is namelijk zo doortrokken van het gelijkheidsdenken dat de SGP wordt gezien als autochtone minderheid die niet meer of minder rechten heeft dan de allochtone minderheden in ons land.

Vier vragen staan op het congres over de integratieproblematiek centraal. Hieronder worden deze vragen kort geïntroduceerd.

De Nederlandse samenleving

Vooraf even in vogelvlucht hoe onze Nederlandse samenleving eruit ziet. In Nederland wonen 16, 1 miljoen mensen, waarvan 13, 1 miljoen autochtonen (ruim 80%). 10% (1, 6 miljoen) van de inwoners van ons land zijn nietwesterse allochtonen. Tot de categorie 'niet-westers' behoren allochtonen uit Turkije, Afrika, Latijns-Amerika en Azië met uitzondering van Indonesië en Japan. Tot slot wonen in ons land 1, 4 miljoen (9%) westerse allochtonen. Tot de categorie 'westers' behoren allochtonen uit Europa, Noord-Amerika, Indonesië en Japan. Op grond van hun sociaaleconomische en - culturele positie worden allochtonen uit de laatste twee landen tot de westerse allochtonen gerekend.

Het gaat vooral om mensen die in voormalig Nederlands-Indië zijn geboren en werknemers van Japanse bedrijven met hun gezin. In het huidige integratievraagstuk gaat het met name over niet-westerse allochtonen.

Het grootste gedeelte van deze

groep komt uit Marokko, Nederlandse Antillen, Aruba, Suriname en Turkije. Naar verwachting zijn er in 2010 12% niet-westerse allochtonen in ons land. Doordat deze mensen uit landen komen die cultureel bezien of grote afstand van Nederland staan, veroorzaakt hun aanwezigheid problemen en roept hun aanwezigheid vragen op.

a. Kernwaarden in een demoeratische ruchtsstaal

Zoals gezegd leven in ons land mensen met een verschillende culturele achtergrond, daarom wordt gesproken over een multiculturele samenleving.

Lange tijd werd dat positief geduid, wat tot uitdrukking kwam in de gedachte dat alle culturen evenveel respect verdienen. Dat had ook alles te maken met het gelijkheidsdenken dat hoogtij vierde. Iedereen moet kunnen leven naar eigen overtuiging en een eigen identiteit ontwikkelen. De bonte verscheidenheid aan opvattingen werd als het wezenskenmerk van het Westen gezien. Zelfs een politieagent met tulband moest tot de mogelijkheden behoren. Tot voor kort vroeg men zich niet af wat de eigen identiteit van Nederland is. Verschillende ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat die vraag nu wel gesteld wordt. Allereerst deed Paul Scheffers artikel "Het multiculturele drama" veel stof opwaaien, vervolgens kwam 11 september 2001, de aanslag op de Twin Towers en nu zitten we met de problematiek rond de opkomst van groeperingen als de Arabisch Europese Liga (AEL). Deze ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat de vraag opkwam of alle culturen wel evenveel respect verdienen. Nu wordt de vraag gesteld of het voor een vreedzame samenleving niet nodig is dat bepaalde kernwaarden (waarden die we gemeenschappelijk hebben) worden onderschreven. De eerste congresvraag luidde dan ook: Wat zijn kernwaarden in een democratische rechtsstaat?

b. De rol en betekenis uan godsdiewit in een demoeratische rechtsstaat

In de zoektocht naar gemeenschappelijke waarden en normen komt ook de vraag op in hoeverre godsdienst daarin een rol speelt. Volgens sommigen behoort godsdienst tot het privéterrein en behoren godsdienstige overtuigingen niet in het publieke domein thuis.

Organisaties of partijen die op grond van hun godsdienstige overtuiging de Grondwet willen aanpassen, moeten volgens sommigen worden verboden. Anderen (zoals Paul Cliteur) zijn van mening dat een seculiere staat de beste waarborg is voor de bescherming van minderheden. Volgens hem is de bron van waarden en normen niet van belang, het gaat om de waarden en normen in zichzelf. Alleen die waarden en normen die door iedereen worden gedeeld zijn relevant als uitgangspunt in een democratische rechtsstaat. Deze discussie is aanleiding voor een tweede congresvraag: Wat is de rol van godsdienst in een democratische rechtsstaat?

c. Took van de overheid

De aanwezigheid van grote groepen allochtonen veroorzaakt grote problemen.

Er is onder de niet-westerse allochtonen sprake van onderwijsachterstanden, werkeloosheid, gettovorming, onveiligheid en criminaliteit.

Daar komt bij dat sinds 11 september mensen angstig zijn voor de islam als godsdienst. In de digitale krant van het RD werd de vraag gesteld of men bang is voor het groeiend aantal moslims in ons land. Deze vraag werd door bijna 85% van de mensen met ja beantwoord.

In een studie van het wetenschappelijk instituut van het CDA wordt uitgebreid ingegaan op de taken en verantwoordelijkheden van het maatschappelijk middenveld. Om meer zicht te krijgen op de taak van de overheid luidde de derde congresvraag: Wat is de taak van de overheid met betrekking tot het integratiebeleid?

d. Rechten van minderheden

De rechten van minderheden staan ter discussie. Lange tijd leek het er in Nederland voor alle gedragingen van minderheden ruimte en respect moet zijn. Dat denken is op z'n retour. Er is meer oog voor de schaduwzijden van de multiculturele samenleving. De vraag staat nu centraal wat de rechten van minderheden zijn in ons land. Zoals bekend staat de SGP voor theocratische politiek. De SGP roept de overheid op de samenleving in te richten overeenkomstig alle Tien Geboden. Dat heeft consequenties voor de ruimte die er in het publieke bestel is voor andersdenkenden.

Welke consequenties heeft deze visie voor de inrichting van een multiculturele samenleving? Welke rechten zijn er volgens de SGP voor minderheden?

De SGP heeft in het verleden altijd rechten geclaimd op grond van bijvoorbeeld de vrijheid van godsdienst en onderwijs. Andere groepen daarentegen mochten in haar visie daar niet onbeperkt gebruik van maken. Dat brengt ons bij de laatste congresvraag welke argumenten de SGP heeft om rechten te claimen die ze anderen ontzegt.

2. Dun en dik: Kernwaarden van de Democratische Rechtstaat,

drs. P. Overeem,

1. Ter inleiding: Twee autoritetten over de democratische rechtstaat

Er zijn twee autoriteiten te noemen als het gaat over de democratische rechtsstaat.

Eerste autoriteit: premier Balkenende

Op 11 september 2003 vergeleek minister-president Balkenende in zijn lezing bij Platform Waarden en Normen de moderne samenleving met een mozaïek. Daarna vraagt hij zich af:

”Waaruit bestaat het 'hechtmiddel' dat alle steentjes vasthoudt? In ieder geval zijn dat de principes van de democratische rechtsstaat.

Waarom? Omdat de democratische rechtsstaat ruimte laat voor verschillen en tegelijkertijd waarborgt dat conflicten en botsingen van opvattingen binnen de perken blijven. Zij vormt een bescherming tegen machtsmisbruik en willekeur. Zij omvat iedereen. Niemand wordt losgelaten of uitgesloten. Wie de democratische rechtsstaat verwerpt, verwerpt het idee van een samenleving waarin iedereen meedoet en meetelt.(...)

Recht en rechtsstaat zijn dus een bindende factor in een samenleving. Maar zijn we er daarmee? Veel mensen hebben sterk het gevoel dat er méér nodig is. Dat geldt zeker voor mensen voor wie het geloof richtinggevend is.”

Tweede autoriteit: de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR)

Een jaar geleden zat ik bij de WRR toen het kabinet het verzoek deed om een advies over waarden en normen.

Tijdens de discussie in de wetenschappelijke staf werd besloten bij het advies vooral in te steken op normen en gedrag en niet zozeer op waarden. Waarom? Men wilde niet op zoek gaan naar gedeelde waarden van Nederlanders, want die zijn er eigenlijk niet (pluraliteit). Het enige wat Nederlanders echt bindt, volgens WRR-ers, zijn de waarden van de democratische rechtsstaat zelf!

Wat zijn dan die kernivaarden van de democratische rechtsstaat ?

De WRR had kort daarvoor zelf een antwoord op die vraag gegeven in een studie over De toekomst van de nationale rechtsstaat. Dat WRR-rapport stond geheel tegen de achtergrond van de gebeurtenissen van 11 september 2001 en de moord op Fortuyn. Beide feiten werden als ernstige bedreigingen van de democratische rechtsstaat gezien. Tegen die achtergrond was het belangrijk duidelijk te maken waar het in de democratische rechtsstaat om gaat. Bij mijn nu volgende bespreking van de kernwaarden van de democratische rechtsstaat sluit ik aan bij dit WRR-rapport.

2. Dunne en dikke opvattingen, met verschillende waardenstelsels

Zowel democratie als rechtsstaat kun je op twee manieren opvat-

ten: op een dunne en een dikke manier:

- De dunne opvatting is procedureel, formeel en juridisch

- De dikke opvatting is substantieel, 'inhoudelijk' en ideologisch

j. Belangrijke aantekeningen

Let wel: de democratische rechtsstaat wordt nu vaak in hoge mate gekleurd ('aangedikt') door de ideologie van het liberalisme: opgevat als een liberaal-democratische rechtsstaat. De liberale invulling is dikker dan veel liberalen zelf denken: niet neutraal, maar met een zeer bepaalde invulling van rechtvaardigheid, vrijheid en gelijkheid). Tegelijk is zij toch in veel opzichten erg dun: bewust afzien van een visie op het goede leven en de goede samenleving.

Kernwaarden die door de hegemonie van het liberalisme meer accent krijgen zijn individuele autonomie en tolerantie. Vanwege de eerste heeft men natuurlijk de tweede nodig. Echter, tolerantie (nu vaak: "respect hebben voor elkaar") is als maizena: het is een bindmiddel, maar geen ingrediënt: het geeft zelf kraak noch smaak. Zeker, het kan hard nodig zijn (zie Noord-Ierland, Liberia). IVtaar vaak wordt tegenwoordig het vermogen van tolerantie om de verbondenheid tussen mensen te bevorderen schromelijk overschat. Gelukkig hoeven we onze voorkeur voor de democratische rechtsstaat boven andere staatvormen niet per sé te baseren op een liberale theorie (sociaal contract, individuele mensenrechten, relativisme t.a.v. het goede leven en de goede samenleving). Een andere onderbouwing (bijv. bij Robert Kraynak): beginnen bij het kwaad in de mens en in de wereld (volgens christenen door de zonde). Macht is gevaarlijk (power corrupts...). Macht moet daarom ingeperkt en gecontroleerd worden. Gegeven die omstandigheden is een (representatieve!) democratie met veel rechtsstatelijke waarborgen de meest verstandige, de meest prudente keuze.

4. Consequenties/implicaties

Mijn conclusie is:

- Er zijn dus dunne en dikke opvattingen van de democratische rechtsstaat.

- De dikke opvattingen hebben verschillende bijbehorende waardenstelsels.

- Hiervan is het liberale waardenstelsel momenteel verreweg het meest dominante, zij het niet het enige.

Dunne interpretaties worden vooral gebruikt door wetenschappers (simplificateurs!). Dikke interpretaties worden vooral gehanteerd door politici en andere deelnemers aan het publieke debat. Over de eerste is er een grote

consensus; t.a.v. de tweede is er enorme diversiteit, zo groot als de diversiteit in de samenleving zelf. Politieke meningsverschillen ontstaan dus vooral over de dikke opvattingen, niet over de dunne. Zoals men bij de WRR terecht inzag, is er over de minimumwaarden van de democratische rechtsstaat weinig verschil van mening. Natuurlijk zijn er wel dikwijls inbreuken van deze minimumwaarden. Maar tot aan de meest extreme einden van het politieke spectrum betuigt men daarmee zijn instemming (ook de SGP en de AEL).

de vrees bij velen is vaalv dat extreme politieke groeperingen zoals de SGP en de AEL vanuit hun dikke opvattingen uiteindelijk ook de minimumwaarden uit de ciunne opvatting van democratie en rechtsstaat zullen aantasten. Van belang is die vrees te kunnen wegnemen.

Een vraag terzijde is; de vrees bij velen is vaak dat extreme politieke groeperingen zoals de SGP en de AEL vanuit hun dikke opvattingen uiteindelijk ook de minimumwaarden uit de dunne opvatting van democratie en rechtsstaat zullen aantasten. Van belang is die vrees te kunnen wegnemen.

De integratieproblematiek heeft met de minimumwaarden daarom niet zoveel te maken. Het gaat over de dikke opvattingen van rechtsstaat en democratie: allerlei specifieke kwesties ten aanzien van recht en rechtvaardigheid, vrijheid en gelijkheid die door verschillende groepen in de samenleving en in de politiek verschillend beantwoord worden. Het gaat om de botsing tussen verschillende visies op het goede leven en de goede samenleving.

Daarover moet het dus gaan in het integratiedebat en ook in het debat over waarden en normen. Door Balkenende en zijn beide ka­ binetten is tot dusver nog teveel om die hete brij heen gepraat. Het is begrijpelijk, maar jammer, dat de premier geneigd is zich terug te trekken op de dunne opvatting: de principes van de democratische rechtsstaat als "het hechtmiddel" voor de mozaieksteentjes. Er is natuurlijk ook binnen het kabinet zelf geen overeenstemming over. Zowel binnen als buiten het kabinet staan liberalen tegenover christen-democraten en andere democratische christenen.

En precies daar, bij de confrontatie met het moderne liberale denken, ligt momenteel de frontlijn voor christenpolitici en voor veel andere minderheidsgroepen.

De plaats en betekenis van religie in de multiculturele samenleving.

Drs.A.A. van der Schans

In 1994 drukte de redactie van NRC Handelsblad een groot gedeelte van een rede van de toenmalige minister Hirsch Ballin af. Dit artikel kreeg de kop: "Het geloof als remedie tegen morele verloedering", mee. Nog geen 10 jaar later is het op dezelfde manier opnieuw prijs.

Onze minister-president had het er in verkiezingstijd over "om opnieuw na te denken over de dragende waarden van de samenleving”.

U kent het zo langzamerhand wel: de laatste jaren is de tolerantie te ver doorgeschoten en daarmee het relativeren van de eigen cultuur en waarden en normen.

Op 11 september 2003 heeft premier Balkenende in Hardinxveld-Giessendam de kerken en reformatorische organisaties van harte welkom geheten in zijn oproep een bijdrage te leveren aan de morele vorming van burgers.

Fundering van de moraal

De kern van de zogenaamde postmoderne samenleving is het gege-

ven dat niet alleen de Nederlandse Spoorwegen, maar ook de moraal geprivatiseerd is. Het telkens terugkerende refrein in al deze debatten, ook vanavond weer, is de vraag naar de fundering van de moraal en het opvullen van het vacuüm dat ontstaan is, door het meer en meer ontbreken van maatschappelijke cohesie. Im­ mers, sinds Christendom en Verlichting is er geen algemeen geldende moraal meer.

De grote verhalen zijn voorbij en grote woorden roepen scepsis en weerstand op. Niet langer geldt dat we zoeken wat voor ons allen goed is, maar wat voor onszelf goed is. De samenleving dient het individu hierbij ruimte te bieden.

De grote verhalen zijn voorbij en grote woorden roepen scepsis en weerstand op. Niet langer geldt dat we zoeken wat voor ons allen goed is, maar wat voor onszelf goed is. De samenleving dient het individu hierbij ruimte te bieden.

Godsdienst een leveramier voor moraal?

De vraag moet gesteld worden wat we de genoemde en geachte overheidspersonen en anderen bedoelen als ze over het belang van religie voor de samenleving spreken? In elk geval bedoelen ze ook dat religie een leverancier voor de moraal is. Dit doet me altijd weer denken aan Voltaire die in de I8e eeuw, al discussierende met zijn medefilosofen over het bestaan van God de vinger op zijn lippen legde, wanneer tijdens deze discussies zijn huispersoneel hen bediende en dit stilzwijgen motiveerde met de uitspraak: als ze horen dat God niet bestaat is mijn huisraad niet veilig meer”.

Een veel gehoorde uitspraak is ook dat religie mensen inspireert in hun staan in de samenleving. Onze minister-president en de voorzitter van de Eerste Kamer, mevr. Timmerman-Buck, om niet meer voorbeelden te noemen, spreken over hun geloof als momenten van rust en bezinning. Als je doorvraagt, blijkt religie/ geloof vaak beleefd te worden als het verlangen naar het goede en rechtvaardige leven en de opheffing van gemis.

Gij zult niet geloven

Volgens velen knispert onze tijd van religiositeit. Het komt er wel op aan te bezien wat we daaronder verstaan. Vaak komt het er op neer dat iedereen zijn eigen potje religie kookt. Vormen van New-Age-denken en een toenemende aandacht voor allerlei soorten spirituaUteit en andere ondefinieerbare exotische onderwerpen doen het aardig.

Een aantal jaren geleden had de jaarlijkse Boekenweek als thema "Mijn God". Terecht schreef Marcel Möring in de NRC dat de belangstelling voor dit thema niet het eigenlijke onderwerp betrof, maar het gevoel dat bij het onderwerp hoort. Als dit thema iets heeft opgeleverd, is het de bevestiging van het dogma uit de jaren zestig: gij zult niet geloven, gij zult niet serieus spreken of denken over het geloof, aldus Möring. Opvallend is, dat niet alleen orthodoxe christenen niets van dit "nieuwe geloof" van zoeken naar zingeving en het zich bezig houden met levensvraagstukken moeten hebben, ook notoire atheïsten als Rudy Kousbroek kunnen er alleen maar schamperend over doen: het zijn vermoeide, vroegoude mannetjes en vrouwtjes in een soort midlifecrisis, die zich als bekeerlingen met een wollig geloof van zoiets als spiritualiteit bezig houden. Hij sprak niet zonder reden. Want toen Antoine Bodar in een open brief aan God deze boekenbalvroomheid als vermaak en ijdel tijdverdrijf hekelde, en God beleed als de God van Abraham, Isaak en Jacob, en niet als de God van schrijvers en journalisten, viel heel dat naar zingeving snakkende Amsterdamse grachtengordeldom, in toorn over hem heen.

De rol van godsdienst m de samenleving

Deze overweging brengt me bij de kern van vraag die de organisatie van dit congres bij mij neergelegd heeft: Welke rol speelt godsdienst in een democratische rechtstaat? In formele zin (de dunne opvat-

ting, zie bijdrage van Overeem) speelt godsdienst in de publieke samenleving van de democratische rechtstaat geen rol meer. De maatschappelijke reikwijdte van godsdienst wordt wettelijk gezien structureel ingeperkt, (secularisatie of verkerkelijking van de godsdienst). Niet alleen heeft de bevolking zich losgemaakt van het christelijk geloof, maar kerk en samenleving zijn omringd door andere religies en levenswijzen. In onze democratische rechtstaat is er wel het grondrecht van vrijheid van godsdienst.

In informele zin speelt godsdienst een wezenlijke rol in de samenleving. Immers vele regels en normen zijn niet seculier of neutraal. De meeste nationale feestdagen feest-en vakantiedagen zijn van christelijke oorsprong. Huwelijkswetgeving en familierecht waren vanouds verworteld in de confessionele achtergronden. Godsdienst is lang één van de belangrijkste constituerende elementen geweest m.b.t. de identiteit van het Nederlands burgerschap.

De mtillkülturele samenleving is in de plaats gekomen uan de natiesiaat.

Een ander punt is, dat de rol van de staat als dominante politieke actor op verschillende domeinen, zo niet achterhaald, dan toch wel aanzienlijk in betekenis is afgenomen. Door ontideologisering, globalisering en de feitelijkheid van de netwerksamenleving wordt het natiekarakter van de (Nederlandse) staat ondermijnd. Op dit punt verschil ik mogelijk met de organisatie van dit congres van mening, als deze stelt dat de multiculturele samenleving niet langer meer als ideaal gezien wordt. Het assimilatieperspectief als belangrijkste pohtieke doelstelling was niet zozeer een normatief uitgangspunt, als wel een logische consequentie van de idee van de nationale staat. De moslimgemeenschapwas tegengesteld aan de nationale gemeenschap. Met het verdwijnen van de natiestaat krijgt juist de multiculturele of multireligieuze samenleving veel meer kansen.

Het geloof in Je garderobe aebterlaten?

Het spanningsveld openbaart zich daar, waar religie vanuit een exclusief waarheidsconcept, meer vraagt dan de democratische rechtstaat geeft. Immers, we kunnen van raadsleden toch niet verwachten dat ze voordat ze de raadszaal in gaan, niet alleen hun jasje, maar ook hun geloof in de garderobe achterlaten? Zo bezien mag en zal godsdienst een rol spelen in de democratische rechtsstaat.

Nu is er in elk geval in 2003 in Nederland één religie die pretendeert dat haar boodschap voor alle mensen goed (heil-of zegenrijk) is, namelijk de gereformeerde, protestantse of christelijke. We zien in het huidige culturele klimaat van het welhaast imaginaire verschijnsel dat een minderheid een hele grote meerderheid voorhoudt dat haar eigen grote verhaal, het verhaal van iedereen dient te zijn. De universaliteit en absoluutheid van het ene ware christelijke geloof) Deze anomalie wordt nog groter wanneer de belijders van deze godsdienst voor de legitimatie ervan, zich beroepen op een niet verifieerbare bron (Den Uyl), namelijk een openbaring en ontmoeting met de opgestane en verhoogde Christus.

Welke rol zal religie spelen in de democratisehe samenleving?

De gereformeerde religie omvat een allesomvattende levens-en wereldbeschouwing: het christelijk geloof.

Nimmer in de geschiedenis ging het orthodoxe christenen voor zichzelf om de formele tolerantie van het (democratische rechts) staat gevraagd, maar wel om een aan waarheid en rechtvaardigheid gebonden tolerantie. In de multireligieuze samenleving zal bij christenen de tolerantie begrensd worden door de hogere verbondenheid aan waarheid en rechtvaardigheid.

Het veel gehoorde argument van de aanhangers van de democratische rechtstaat, dat het niet aangaat dat godsdienstige minderheden hun opvattingen aan andere opleggen, terwijl ze zelf bescherming genieten van deze democratische rechtsstaat, verdient commentaar. (Zelf de democratie gebruiken gebruiken om vervolgens deze democratie om zeep te helpen.

Zelf geestelijke vrijheid hebben om anderen geestelijke vrijheid te ontnemen).

De geest m hel huts van de democratie

Terecht zegt Overeem in zijn bijdrage op dit congres dat de SGP de basale waarden van de democratische rechtstaat deelt.Vanuit (theologisch gedacht) de algemene genade gedacht, biedt het natuurrecht aanknopingspunten voor christenen.

Nu is mij niet bekend dat de SGP tegen het huis van de democratie zoveel bezwaren heeft, maar is voor haar wezenlijk welke geest het huis van de democratie bewoont. De SGP vreest de tirannie van de volkssoevereiniteit die pas echt een bedreiging voor de geestelijke vrijheid is. Wat goed en kwaad is kan nooit afhankelijk gesteld worden van de maatschappelijke ontwikkeling. Vanuit een fundamentele overtuiging leven leidt niet tot fundamentalisme, maar biedt juist een ankerpunt in deze gefragmenteerde samenleving.

Conclusies

1. De SGP eerbiedigt de demo-cratische rechtsstaat ondanks blijvende principiële bezwaren daartegen.

2. Godsdienst is veel meer en principieel iets anders dan de leverancier van moraal of een moreel supplement

3. De christelijke godsdienst is in de democratische samenleving niet van toegevoegde waarde. maar de meest wezenlijke waarde van deze samenleving zelf.

4. Aanhangers van de democra-tische rechtsstaat dienen evenals hun gesprekspartners, in het maatschappelijke debat hun geestelijke drijfveren op tafel te leggen

5. De multiculturele samenleving is in de [plaats gekomen van de natiestaat

6. Een (christelijke) overheid heeft in (zeer) beperkte mate de politieke middelen om christelijke wetten gezagheb-bend tot gel ding te brengen.

7. De belijdenis van Gods koningschap (theocratie) IS diep in de Schrift verankerd en veeleer een geloofsrealiteit dan een po litiek-program.

Wal is de rol van de overheid bij de integratie van allochtone medeburgers? Dr. A. KJink, directeur van het weten-schappelijk instituut voor het CDA

In mijn bijdrage wil ik in de eerste plaats kort stilstaan bij een enkele achtergrond van het debat. Ik verwijs daarbij naar de demografische ontwikkelingen die zich voordoen. Vaak wordt gesproken over de vergrijzing, maar niet minder ingrijpend is de zogenaamde verkleuring.

Van de 100 Spanjaarden zullen er - als de bevolkingsaanwascijfers gelijk blijven-er over zo'n tachtig jaar nog ca. 10 zijn. Voor de Duitsers en Italianen gelden soortgelijke verhoudingsgetallen. De bevolkingsafname in Europa is door het lage geboortecijfer (ook bij de nieuw tot de EU toetredende landen) enorm. Voeg dat bij het tegenovergestelde beeld in de Mediterrane en Arabische landen en de verwachting kan worden uitgesproken dat het grensverkeer zal gaan toenemen. Dat plaatst ons voor de binnenlandse en geopolitieke vraag hoe we daarmee moeten omgaan: met integratie, migratie en de relaties naar de Arabische landen.

Onderschatting integratie

Kijken we naar het verleden dan blijkt dat alle drie belangrijke stromingen in ons land het vraagstuk van immigratie en integratie hebben onderschat. De christendemocraten dachten toch al snel aan een soort emancipatie vanuit

eigen kring. Eigen organisaties en instellingen geven bindingen, cohesie en houvast. Onderschat is hoe moeilijk dit in een stedelijke omgeving is met zoveel nationaliteiten en etniciteiten. Bovendien is er de belangrijke vraag wat dan tussen de groepen nog bindend is. Aan die samenhang, aan vragen rond de westerse identiteit en de daarbij passsende cultuurpolitiek is te weinig aandacht besteed en is te weinig een veeleisend beleid gekoppeld. De liberalen vertrouwden naar mijn beleven op de emancipatie via werk en inkomen. Beetje scholing, genieten van al het moois dat het Westen te bieden heeft, vrijheid en consumptie etc. en de gemiddelde nieuwkomer zal begrijpen dat dit Westen zwaar superieur is aan de traditionele cultuur. Dat is nooit uitgesproken, valt daarom moeilijk te bewijzen, maar ik proef dat in de bijdragen van de VVD tijdens integratiedebatten. De heer Dijkstal bijvoorbeeld bagatelliseerde de vraagstukken tijdens het plenaire debat over integratie enige jaren geleden. Sociaal-democraten vertrouwden van hun kant toch echt te veel op het integrerend vermogen van de verzorgingsstaat: met goede voorzieningen, huisvesting, scholing alleen komen we er niet. Dat beleid miskent de culturele aspecten van integratie en is vaak ook te weinig veeleisend. Het vervalt te gauw in een beleid dat vertroetelt.

Eraan werken dat mensen die hier nieuw komen, dal allochtonen kunnen deelnemen aan onze samenleving, dat zij kunnen integreren. Dat vergt vaardigheden: scholing en werk.

Rol van de overheid

Wat moet de rol van de overheid dan wel zijn rond integratie? Ik som een paar punten op, die uitgebreid terug te vinden zijn in de studie Investeren in integratie van het WI voor het CDA.

1) ”Respect voor de cultuur en overtuiging van nieuwkomers. Gelijke behandeling van deze groepen en dus dezelfde rechten en plichten. Betekent: vrijheid van onderwijs en recht op bekostiging van dit onderwijs, recht op het bouwen van moskeeën etc. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen groepen en religies, ook niet in het eventuele subsidiebeleid.”

2) ”Eraan werken dat mensen die hier nieuw komen, dat allochtonen kunnen deelnemen aan onze samenleving, dat zij kunnen integreren. Dat vergt vaardigheden: scholing en werk. Daarom zijn onder andere inburgeringscursussen, maar ook zogenaamde schakelklassen van belang. Hier ligt in de eerste plaats een presterende taak voor de overheid: zorgen voor een toereikend aanbod aan cursussen, zorgen voor goed onderwijs voor de kinderen. Deze mensen komen vaak op scholen met behoorlijke achterstanden, die moeilijk meer zijn in te halen. Daarom stelt CDA voor om te wer­ken met schakelklassen of taalscholen voor leerlingen met achterstanden. Eerst leren kinderen de taal tot op het vereiste niveau en daarna stromen zij in het reguliere onderwijs in. Dat gaat ook de scheiding tussen witte en zwarte scholen tegen, vooral ook omdat veel mensen voor een zogenoemde witte school kiezen, niet om te discrimineren, maar omdat zij bang zijn voor niveauverlies.”

3) "Toch wil ik de nadruk leggen op de normerende rol van de overheid, ook rond vaardigheden, werk, inkomen en scholing. Integratie vraagt om een veeleisend beleid en niet om onverschillig denken dat het vanzelf wel goed komt. Ik zal dat illustreren. Ik noemde de achterstanden van leerlingen. Om die en andere ach­ terstanden te bestrijden zijn van belang:

- de inburgeringscursussen. Als men thuis geen Nederlands kan spreken dan blijven de achterstanden bestaan. Verder is de rol van de moeder van groot belang. Onderzoek geeft aan dat zij voor de ontwikkeling van kinderen bijna doorslaggevend is (geldt voor allochtoon en autochtoon). Daarom moeten zij niet in een achterstandspositie komen of blij-

ven, bijvoorbeeld omdat men geen scholing heeft, geen Nederlands spreekt etc, Dat draagt niet bij aan de ontwikkeling van het kind. Bovendien kunnen er verkeerde afhankelijkheden ontstaan: van de ongeschoolde partner tegenover de wel Nederlands sprekende en werkende partner. Huwelijksrelaties en afhankelijkheden moeten niet (al te) vatbaar zijn voor misbruik. Bij ongelijke ontwikkeling ontstaan er al snel spanningen in het gezin, zowel tussen man en vrouw als tussen (ongeschoolde) ouder(s) en de wel geschoolde kinderen; ook fricties van culturele aard. Opvoeding veronderstelt het vermogen om je kinderen wegwijs te maken en relevante normen mee te geven. Dat vergt kennis van de omgeving en het land waar de kinderen opgroeien. Daarom ook is gezinsvorming niet alleen een recht, maar brengt het ook plichten met zich mee. Reden om bijvoorbeeld te vragen dat men zich in het land van herkomst al schoolt in het Nederlands;

- het koppelen van het toekennen van bijstand aan de vraag of men zich zodanig heeft geschoold dat men ook bemiddelbaar is op de arbeidsmarkt. Is dat niet het geval en is er geen sprake van overmacht, dan mag op de uitkering worden gekort;

- het aanpassen van de WAO zodanig dat mensen die alleen maar ongeschoold werk kunnen verrichten omdat zij een scholingsprobleem hebben, niet in de WAO komen als zij fysiek niet meer in staat zijn om het ongeschoolde werk te doen. Dan is er een scholingsprobleem en geen arbeidsongeschiktheidsprobleem;

- wellicht ook het in zekere mate spreiden van nieuwkomers, maar dan indirect en zeker niet gedwongen, bijvoorbeeld via he gedifferentieerd bouwen en bij de woningtoewijzing.”

4) ”Cultuurpolitieke rol van de overheid.

Nederland is een rechtsgemeenschap die deel uitmaakt van bredere westerse cultuurkring. Immigreren is meer dan een verblijfsrecht. Daarom is het belangrijk om te werken aan een zekere mate van vereenzelviging met de waarden van onze rechtscultuur. Daarom zijn/is nodig: - kennis van Nederlandse cultuur en geschiedenis in onderwijs, om zo te onderkennen hoe die geschiedenis samenhangt met de opbouw van de rechtsstaat. Met name van de kernwaarden van onze cultuur en rechtsgemeenschap moeten daarbij aan de orde komen. Van belang is ook het inzicht dat en hoe religie en rechtstaat, vrijheidsrechten etc. in het Westen met elkaar samenhangen en verknoopt zijn;

- het koppelen van een bepaald niveau van scholing aan het recht op een vergunning tot verblijf en Nederlandse nationaliteit;

- leerplannen waarin scholen aangeven hoe zij willen omgaan met de kernwaarden. Deze gaan deel uitmaken van de deugdelijkheidseisen. Hoe men hiermee omgaat, is transparant en open: ook voor inspectie;

- het Nederlands als voertaal te gebruiken, ook in folders etc;

- wettelijke regels rond giften aan scholen e.a. instellingen (zogenaamde permissable donors);

- een voortvarend optreden tegen extremisme en een verbod organisaties die tot doel hebben de kernwaarden van de rechtsstaat te ondergraven."

Welke rechten hebben minderheden?

Mr.C.G. van der Staaij Lid van de Tweede Kamer voor de SGP

Welke ruimte ziet de SGP voor de rechten van minderheden? Spoort dit wel met de rechten waar de SGP zelf gebruik van wil maken? Dat zijn de vragen die op mijn bordje zijn gelegd. Dat zijn buitengewone actuele vragen. Helaas niet omdat het er naar uitziet dat de SGP zo'n stormachtige groei doormaakt dat de vraag is hoe met de kleine overblijvende minderheid moet worden omgegaan. Vaak is de context minder rooskleurig: moet de SGP zich verweren tegen aantijgingen van onverdraagzaamheid en discriminatie. "Zeg me hoe tolerant je bent, zodat ik kan bepalen of je kan worden getolereerd”.

Welke rechten hebben minderheden? Laat ik vooropstellen dat etnische minderheden, allochtone bevolkingsgroepen, in de visie van de SGP in beginsel dezelfde rechten en vrijheden toekomen als andere Nederlanders. Het recht op privacy, het recht op de onaantastbaarheid van het mense-

lijk lichaam, de mogelijkheden van een goede rechtsgang, en ga zo maar door gelden, voor iedereen gelijk. Een tweederangs-burgerschap kan en mag niet aan de orde zijn. Bij de politieke rechten, het recht om te kiezen en gekozen te worden, mag in de visie van de SGP wel onderscheiden worden op grond van nationaliteit. Gelet op de aard van deze rechten is het gerechtvaardigd om hier op alle bestuurlijke niveau een koppeling te maken aan het nederlanderse staatsburgerschap.

Zeg me hoe tolerant je bent, zodat ik kan bepalen of je kan worden getolereerd”.

Grensen

Rechten en vrijheden zijn nooit onbegrensd. In tal van wetten worden er grenzen gesteld, ledere partij ziet zich voor de keus gesteld hoe zij die grens wil aanbrengen. De SGP heeft er nooit een geheim van gemaakt hoe die normerende taak in haar visie moet worden ingevuld: vanuit de opvatting dat het pubheke leven wordt ingericht in gehoorzaamheid aan Gods heilzame geboden. De doorwerking en erkenning van Gods geboden in het publieke leven, terecht aangeduid als de "proclamatie van onvergankelijke rechtsbeginselen"-dat is kortom het theocratische ideaal, dat wij binnen ons democratisch bestel nastreven. Onder verwerping van elk gewelddadig omverwerpen van de bestaande orde om onze overtuiging te verwerkelijken.

Meerderheidsbesluiten over de inrichting van de publieke samenleving - bijvoorbeeld ten aanzien van de sluiting van winkels op zondag - betekenen onmiskenbaar een inperking van de vrijheid van andersdenkende minderheden om bijvoorbeeld op zondag te winkelen of te ondernemen. Maar het gaat in dit voorbeeld niet om een discriminatoire inperking van rechten, maar om de bescherming van een grote waarden in onze samenleving, in dit geval de zondagsrust.

In debatten rond het homohuwelijk en euthanasie kwam het verwijt van bijvoorbeeld Dijkstal dat in de christelijke benadering geen recht wordt gedaan aan de ruimte die iemand anders met een andere opvatting kan claimen om zijn wensen te verwerkelijken.

In feite botst hier de opvatting van het primaat van het zelfbeschikkingsrecht, met de overtuiging dat dit zelfbeschikkingsrecht door hogere waarden kan worden ingeperkt. Die beschuldiging van intolerantie is in feite het gevolg van een verabsolutering van het seculiere liberale denken, dat zich hult in een jas van schijnbare neutraliteit. Juist bij allochtone medeburgers kan de traditioneel-christelijke visie op bijvoorbeeld de beschermwaardigheid van het leven overi­ gens vaak op meer bijval rekenen dan bij geseculariseerde Nederlanders.

Godsdienstvrijheid

Vanuit de gebondenheid van de overheid aan alle Tien geboden van de wet van God, kan ook de ruimte voor godsdienstige minderheden niet onbeperkt zijn. Dat betekent dat zaken als polygamie, vrouwenbesnijdenis, en eerwraak niet aanvaardbaar zijn. Daarover is nog wel een tamelijk brede overeenstemming te vinden. Maar uit de visie van de SGP op de overheidstaak ten aanzien van de godsdienst vloeit ook voort dat zij grote bezwaren heeft tegen een onbegrensde godsdienstvrijheid, waarin de bouw van hindoetempels en moskeen geen strobreed in de weg wordt gelegd. De overheid kan en mag niet onverschillig staan tegenover de godsdienst, heeft binnen de grenzen van de rechtsorde de taak de christelijke godsdienst te bevorderen

Maar er zijn wel degelijk grenzen die de overheid in acht moet nemen. Theocratie weet van tolerantie. In de benadering van de SGP is ook altijd gehecht aan het bestrijden van de uitdijende staatstaak - dat biedt juist ook een waarborg voor een staatsvrije sfeer van alle burgers. Daar zit ook een waarborg voor tolerantie in. Waar het om de godsdienst gaat is er ook een principiële grens aan de orde, ten aanzien van het honoreren van de gewetensvrijheid. Die notie moet ruimhartig uitgeoefend worden. Tot

het geloof kan en mag niemand worden gedwongen. Het christelijk geloof is een zaak van vrijwillig dienen. Ook als we de overtuiging hebben dat het geweten dwaalt, zijn we daarmee niet klaar. Zie de jurist en oefenaar Justus Vemeer over de eed: als de wederdopers zich tegen de eed keren noemt hij dat een ongegronde scrupuleusheid, maar hij stelt ook dat men hen niets vergen mag te doen tegen hun dwalende conscientie!

Ruimte voor anderen

Terug naar hoofdvraag: Is het inconsequent of discriminatoir, als de SGP verwacht dat de overheid tegenover het christelijk geloof en de consequenties daarvan een andere houding aanneemt dan ten aanzien van bijvoorbeeld de Islam? Mijn antwoord is: bezien vanuit onze staatkundige visie is dat zeker niet het geval. De rechtvaardiging voor het onderscheid ligt in de visie op de taak van de overheid als dienares van God. Niet in de bevoordeling van de eigen club, laat staan in een ongepast superioriteitsbesef.

Ik wil daar nog graag een dimensie aan toevoegen.

Dat in de inrichting van het openbare leven bevorderd wordt wat de Bijbel goed noemt, is niet alleen de eis van God, maar staat ook in nauw verband met de oorspronkelijke identiteit van ons land als christelijke natie. De nationale identiteit is gestempeld door het christendom. Die historische notie wordt veelal schromeloos verwaarloosd. Een treffende illustratie vond ik in dit verband de opmerking van toenmalig minister van Boxtel in dit verband was dat de regering geen 'historische claims' erkent! Een kleurloos gelijkheidsbeginsel domineert hier. Is het discriminatie als wij van de zondag een publieke rustdag willen maken en van de islamitische vrijdag niet? Nee, naast het bijbelse argument is er ook een historisch proces, een eigenheid van Nederland, waar wij ons niet voor hoeven te schamen. Ook de geschiedenis mag verschil maken!

Geen pasklare recepten

Intussen moeten we ons wel terdege realiseren, dat de juridische en staatsrechtelijke realiteit is dat we leven in een geseculariseerde en multi-etnische samenleving waarin de aanspraken van bijvoorbeeld orthodox-gereformeerden en islamieten positiefrechtelijk gezien aan dezelfde wetsbepalingen ontleend worden, die uitgaan van gelijkberechtiging. Wij beroepen ons op dezelfde vrijheid van godsdienst, op dezelfde vrijheid van onderwijs, op dezelfde vrijheid van meningsuiting. Die werkelijkheid hebben wij in de politieke en bestuurlijke praktijk wel te erkennen. In zoverre valt er niets te "ontzeggen" aan andere minderheden als zij zich beroepen op dezelfde bepalingen voor bijvoorbeeld schoolstichting.

Het blijft ons goed recht de grenzen van deze vrijheden onder kritiek te blijven stellen vanuit ons ideaal. Tegelijk zullen we deze vrijheden krachtig in bescherming moeten nemen tegen verslechteringen, als hieraan vanuit een verkeerde geest wordt geknabbeld.

Ik denk in dit verband aan de politieke pogingen om minder ruimte te bieden aan godsdienstig gefundeerde afwijzingen van homoseksuele levenspraktijk. Deze discussie komt politiek weer terug als begin volgend jaar een notitie over de botsing van grondrechten in de multiculturele samenleving zal worden uitgebracht.

Het valt niet altijd mee om hier de juiste accenten te plaatsen. Neem bijvoorbeeld de discussie over de hoofddoek voor islamitische vrouwen. Ik heb daar eerlijk gezegd altijd wat gemengde gevoelens bij. Uit theocratisch oogpunt wekt het sympathie als in de publieke sfeer uitingen van islamtisch geloof worden tegengegaan. Tegelijkertijd staat de houding van waaruit men zich in de praktijk hier tegen keert, vaak zeer in het kader van een verzet tegen elke invloed van godsdienst in de publieke sfeer. Kortom: pasklare antwoorden zijn niet gemakkelijk te geven.

Het zal veel wijsheid vragen om in al deze vragen rond de multietnische samenleving de juiste koers te vinden. Mijns inziens blijft het er daarbij op aankomen de huidige juridische ordening onder kritiek te stellen van ons ideaal, maar tegelijk in bescherming te nemen tegen verslechteringen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 2003

Zicht | 48 Pagina's

In de ban van integratie

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 september 2003

Zicht | 48 Pagina's