Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

SGP en vrijheid van onderwijs

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

SGP en vrijheid van onderwijs

13 minuten leestijd Arcering uitzetten

Rubriek: Kwartaalstelling In de opiniërende rubriek 'Kwartaalstelling' worden aan de hand van stellingen onderwerpen aan de orde gesteld, die via discussie de bezinning op een thema beogen te bevorderen. De stelling dient bij voorkeur betrekking op actueel thema te hebben en uit te lopen op een stelling, met argumenten onderbouwd, maar waarmee de auteur het niet direct eens hoeft te zijn. Reacties op de stelling zijn uiteraard welkom, maar de maximale omvang bedraagt 200 woorden. De redactie behoudt zich overigens het recht voor inzendingen niet te plaatsen

DIRECTEUR GUIDO DE BRÉS-STICHTING. STUDIECENTRUM SGP

Een politieke partij heeft een programma waarin zij haar uitgangspunten vastlegt. Zo heeft de SGP haar Program van beginselen. In een Program zitten artikelen die veranderlijk en die onveranderlijk zijn. In het eerste geval gaat het om artikelen die betrekking hebben op allerlei maatschappelijke ontwikkelingen, in het tweede geval betreft het veelal de grondslag.

Het onderwijsartikel valt in de categorie veranderlijk en is in de afgelopen jaren enkele keren gewijzigd. Opvallend is de ondubbelzinnige keus voor de bijzondere school.

'Artikel 10 Het schreiend onrecht, aan een Christelijke natie geschied in de berooving der scholen van Gods Woord, waardoor met staatshulp en belastinggeld een groot deel van het opgekomen geslacht buiten kennis van de Schrift groot werd, wor­de hersteld. Die herstelling hebbe zoo plaats, dat de roeping der ouders bij het onderwijs der kinderen voorop ga. Alleen bij het in gebreke blijven van de vervulling dier ouderlijke roeping, doe de overheid onderwijs geven. Het bijzonder onderwijs worde regel; het openbaar onderwijs slechts aanvulling. Uit alle onderwijs worde geweerd, wat de eere des Heeren en het gezag der overheid aanrandt. Het toezicht der overheid bepale zich alleen tot die zaken, die in den aard van de roeping der overheid liggen, en belemmere nimmer de vrije levensbeweging der Christelijke School.

Artikel 11

Ook voor middelbaar en hooger onderwijs drage de regeering zorg naar dezelfde regelen en gelde dezelfde eisch der vrijheid.'

De conclusie is dat het hoofdbestuur van de SGP in 1918 bewust koos voor de bijzondere school als regel en niet voor de gereformeerde staatsschool. Men kan moeilijk het hoofdbestuur beginselloosheid verwijten, want het waren principieel en beginselvaste mensen met wijsheid, met een erfdeel, en ervaring bedeeld.' Dat stemt tot extra nadenken.

Herkomst Program Het ontstaan van de SGP is een prestatie van formaat geweest. In

heel korte tijd werden onder leiding van ds. G.H. Kersten de noodzakelijke voorbereidingen getroffen om aan de verkiezingen in 1918 mee te doen."' In allerijl werd een verkiezingsprogramma samengesteld. In moderne termen zou je zeggen: geknipt en geplakt. Helaas lukte het de SGP in 1918 niet de kiesdrempel te halen. In 1922 zou de SGP, met ds. G.H.Kersten als lijsttrekker, een gunstige verkiezingsuitslag halen en haar intreden in de Tweede Kamer doen. Wie de inhoud van het Program van beginselen van de SGP onderzoekt, constateert een grote overeenkomst met artikelen uit het partijprogramma van de ARP en in mindere mate met dat van de CHU.

Een artikel uit het SGP-Program dat opmerkelijke overeenkomst vertoont met dat van de ARP is het onderwijsartikel. In het ARP program staat: '(...) Haar devies blijft, dat de Vrije school regel moet zijn, en dat de Openbare school niet anders mag zijn dan aanvulling. Voorts behoort het beginsel van vrijheid ook bij het Middelbaar en Hooger Onderwijs tot verdere ontwikkeling te komen'.’

De visie van de ARP op het onderwijs is ontstaan en verwoord ten tijde van de Schoolstrijd. In feite is het artikel 'een monument uit de schoolstrijd.' De leidende gedachte in het artikel is dat het onderwijs vrij dient te zijn en zich naar eigen aard in vrijheid moet kunnen ontwikkelen. De staat mag daarin geen belemme­ ringen opwerpen. Deze gedachte is geënt op de visie dat de ouders rechten en plichten hebben met betrekking tot de opvoeding van de kinderen. Dat stelt vervolgens voor de vraag wie er verantwoordelijk is voor de opvoeding van de kinderen. Zijn dat de ouders, de kerk of is dat de overheid?

De ARP weifelt hier geen moment en kiest ondubbelzinnig voor de ouders, want ouders kunnen hun taak niet afwentelen op de school, of de kerk of de overheid. Ook niet in die gevallen als de hulp van anderen daarbij onontbeerlijk is en grote delen aan de school moet worden overgelaten. De ARP aanvaardt dit als leidend beginsel en erkent voluit het recht van de ouders om te beslissen over de aard, de richting van het onderwijs dat op school wordt gegeven. Dit was immers het beginsel dat aan de schoolstrijd ten grondslag lag; waarvoor veel ouders het laatste dubbeltje hebben omgekeerd. Ze konden in hun geweten niet aanvaarden dat er een leerstellig onderwijs op de school werd gegeven dat strijdig was met hetgeen de Heere in Zijn Woord voorschrijft en zij bij de Heilige Doop hebben beloofd. Zo is eigenlijk de opvatting van de 'school aan de ouders' geboren en gaandeweg meer en meer uitgedragen.

De SGP stelde helder in het onderwijsartikel (I9I8) dat de roeping van ouders bij het onderwijs voorop dient te staan door te stellen: '(...) het bijzonder onderwijs worde regel; het openbaar onderwijs slechts aanvulling'. Ten principale dus dezelfde opvatting als de ARP, maar er staat ook iets in wat men bij de ARP niet vindt. In het SGP-onderwijsartikel is het dilemma tussen het theocratische ideaal van de gereformeerde staatsschool en de vrijheid van de ouders om hun kinderen overeenkomstig de doopbelofte onderwijs te (laten) geven, voelbaar. Het artikel spreekt dan ook als het ware zijn leedwezen uit over 'het schreiend onrecht, aan een Christelijke natie geschied in de berooving der scholen van Gods Woord, waardoor met staatshulp en belastinggeld een groot deel van het opgekomen geslacht buiten kennis van de Schrift groot werd, worde hersteld', maar de opvatting was dat de roeping van de ouders vooropgaat.

Die spanning komt ook tot uitdrukking de zinsnede dat 'uit alle onderwijs worde geweerd, wat de eere des Heeren en het gezag der overheid aanrandt. Het toezicht der overheid bepale zich alleen tot die zaken, die in den aard van de roeping der overheid liggen, en belemmere nimmer de vrije levensbeweging der Christelijke School.' Toch steeds de voorkeur voor de bijzondere school, hoewel in Kamer bij dragen en ander publicaties ds. Kersten regelmatig de overheid zou oproepen haar taak ten opzichte van het gereformeerd onderwijs te vervullen. In 1927 sprak ds. Kersten in de Kamer: 'En zolang de overheid in ons land van deze haar roeping zich niet kwijt, aanvaard ik de bijzondere Christelijke school met het aloude Gereformeerde onderwijs. Ik aanvaard die school als middel, niet

als doel'." De school is een middel tot herkerstening van de samenleving.

Discussie

Op de algemene vergadering van de SGP in 1922 werd uitvoerig over het onderwijsartikel gediscussieerd. De kiesvereniging te Bodegraven had bezwaren tegen subsidiëring van bijzondere scholen, waar een leer werd voorgehouden die niet in overeenstemming was met de Bijbel. Ze was ervan overtuigd dat alleen onderwijs op de gereformeerde belijdenis daarvoor in aanmerking kwam. Ds. Kersten wees erop dat Groen van Prinsterer aanvankelijk voor kerstening van de staatsschool was, maar toen bleek dat dit ideaal van de gereformeerde staatsschool onbereikbaar was, heeft hij zich sterk ingezet voor de bijzondere school. Ds. Kersten is van oordeel dat de bijzondere school, met het recht van de ouders op werkelijk christelijk onderwijs, de voorkeur verdient. Hij heeft zich daarvoor met kracht ingezet.' De opvatting van ds. Kersten deelde niet iedereen. Er waren afgevaardigden die Calvijn aanhaalden en de taak van de overheid belichtten. De heer A. Hoogendijk uit Zeist, was van oordeel dat de leuze 'de school aan de ouders' doet voorkomen alsof er geen taak voor de overheid zou liggen. Ds. H.Hoogendoorn, christelijke gereformeerde predikant uit Bunschoten, stelde dat alleen een christelijke staat christelijk onderwijs kan doen geven. Een neutrale staat bestaat per definitie niet: "We dienen de school te halen uit de vingers van de Staat. Laten we eigen scholen zien te verkrijgen.'' In die zin zou ook ds.J. Overduin bij de opening van de Rehobothschool in Rotterdam in 1924 zeggen: 'Voor wie maakte de Heere ruimte? Voor allen, die 't Christelijk onderwijs een goed hart toedragen en hun dure roeping verstaan. Wij hebben immers bij de doop beloofd hen te zullen laten onderwijzen. (...).' Ds. Kersten zei tijdens dezelfde bijeenkomst: 'De nieuwe schoolwet (van 1920, jm) kwam, waarmee hij niet nu niet zo dweept, 't Is geen roemrijk eind van den strijd voor de Christelijke school, zoveel jaren met fierheid en opoffering gestreden. De vrede is te duur gekocht; verkregen met verhes van beginselen. Aan de ander kant opende zij een weg tot schoolbouw'. Even later: 'Voor heel de natie een school. Aangetoond wordt dat ons onderwijs dan nooit tot ten volle tot zijn recht zal komen. Men heeft dit gevoeld. Men kwam op voor eigen scholen, trots allen tegenstand. (...) De gelijkstelling is er. Nog eens, waaraan ontleent de christelijke opvoeding haar recht? Het antwoord is zeer kort te geven. Wiens zijn onze kinderen? Lees Psalm 127. De kinderen zijn een erfdeel des Heeren. God noemt die kinderen Zijn kinderen, niet uit kracht van schepping, maar uit kracht des Verbonds'.

Omslag

Na de dood van ds.G.H. Kersten (1948) komt gaandeweg het ver­ zoek om de onderwijsartikelen te veranderen. Vanaf 1954 waren er op de algemene vergaderingen door het hoofdbestuur toezeggingen gedaan om in een aantal artikelen van het Program van beginselen 'verbeteringen' of 'redactionele wijzigingen' door te voeren. Het zat blijkbaar allemaal niet mee, want het zou om diverse redenen tot 1958 duren alvorens dat zou worden geëffectueerd. Dan worden de onderwijsartikelen 10 en 11 zonder te achterhalen nadere motivering of onderbouwing gewijzigd. Er staat in het Verslag van de Algemene Vergadering: 'Het voorstel betreffende artikel 10 wordt tevens, na een enkele opmerking van een de afgevaardigden, door de vergadering ongewijzigd aangenomen" Artikel 10 luidde in de periode 1958-1991 als volgt:

’De overheid drage er zorg voor, dat het onderwijs in zijn verschillende vormen overeenkomstig Gods Woord is. Zij ga derhalve tegen, dat met staatshulp en belastinggeld een groot deel van het opkomend geslacht buiten de kennis van de Heilige Schrift wordt onderwijzen.’

Dit artikel werd in 1991 gewijzigd - en is nog van kracht - met een ander nummer in:

Artikel 17

Op de overheid rust de zorg, dat al het onderwijs overeenkomstig de norm van Gods Woord is. In het geheel van opvoeding van en onderwijs aan kinderen en jongeren heeft de overheid een eigen verantwoor-

delijkheid naast die van gezin en kerk. Op grond van die verantwoordelijkheid kan de overheid de leerplicht instellen.

Beweegredenen

Een intrigerende vraag is waarom het hoofdbestuur in 1918 bewust de keus voor de bijzondere school en niet voor de gereformeerde staatsschool heeft gemaakt. Het zou wel eens kunnen zijn dat de leden van het hoofdbestuur de hete adem van het liberalisme in de nek voelden. Ze kenden de geschiedenis van de Schoolstrijd, ze waren er getuige van geweest welke eisen de overheid stelde aan het verkrijgen van gelijke rechten tussen openbaar en bijzonder onderwijs. Ze hebben de gewetensnood van veel ouders en kerkenraden gekend en principieel zich afgekeerd van de verderfelijke leer die op de scholen moest worden geleerd. Wellicht hebben ze op grond daarvan de keus voor de bijzondere school gemaakt, omdat ze op die wijze de kinderen konden (laten) onderwijzen in 'de voorzeide leer'. Ze onderkenden zeker de taak van de overheid, het artikel getuigt daarvan, maar zij kozen strategisch voor de bijzonder school als middel tot herkerstening van de samenleving. Daar kwam bij dat ze huiverig waren voor, zoals ds. Kersten vaak zei, 'Vadertje-staat’.

Ze voelden de verantwoordelijkheid van de bijbelse opdracht (zie Psalm 78) het 'navolgende geslacht', de 'kinderen die geboren zouden worden' de loffelijkheden des Heeren' bekend te maken. De kinderen mogen Gods daden niet vergeten en ze dienen hun hoop op God te blijven stellen. Binnen de openbare school was dat niet meer gegarandeerd. Feitelijk sloot het hoofdbestuur in 1918 aan bij de heersende opvatting in christelijk Nederland aan het eind van de 19e en begin van de 20e eeuw om het recht van de ouders tegen een dominante staat sterker te benadrukken.

Kiezen

In de toelichting bij het onderwijsartikel (1991) wordt onder meer het volgende gezegd: 'Voor ouders biedt de vrijheid van onderwijs de mogelijkheid bij de keuze van de school hun doopbelofte te gedenken. Zij hebben immers bij de Heilige Doop beloofd hun kinderen in 'de voorzeide leer' te doen en te helpen onderwijzen. (...)’

De SGP staat voor de gewetensvraag of zij, zonder opgeven van haar ideaal, met Groen van Prinsterer, om dwingende redenen moet berusten in en kiezen voor de bijzondere school, omdat de invloed van de overheid op de inhoud van het onderwijs zodanig wordt dat de verantwoordelijkheid van de ouders in het geding komt.' V\? anneer de overheid nalaat al het onderwijs overeenkomstig de norm van Gods te doen plaatsvinden, 'ontstaat er zowel voor de kerk als voor de ouders een nieuwe situatie’.

De huidige discussie over art. 23 van onze Grondwet attendeert opnieuw tot het maken van de keus voor de vrijheid van onderwijs. omdat de verantwoordelijkheid van de ouders, inzake het onderwijs en de opvoeding van hun kinderen, en van de schoolbesturen in het geding komt.' Dat geldt indirect ook voor de kerk, want het mag de kerk niet onverschillig zijn waarin de doopleden van de gemeente worden onderwezen. Het onderwijsartikel uit 1918 is naar mijn oordeel veel realistischer en verdient de voorkeur boven het huidige onderwijsartikel. Terug naar 1918 is mijn stelling.

Stelling

Het onderwijsartikel uit 1918 erkent de positie van de overheid, maar doet principieel meer recht aan de ouders en de kerk Het past beter bij een geseculariseerde samenleving en overheid dan het huidige artikel. Terug naar de oude paden.

1 Het eerste hoofdbestuur van de SGP bestond uit ds. G.H.Kersten (vz), A. Westrate (secr.), ds. W. den Hengst, ds. R.Kok, ds. J.R. van Gordt, L.Hoekman, ds. J. van der Vegt (penn.) en ds. H.Kieviet.

2 Zie J.Mulder e.a., Van Goedertierenheid en Trouw, Den Haag 1993.

3 Het artilsel komt uit het Program van 1878. In 1916 is het enigszins uitgebreid, maar niet in visie veranderd.

4 W. Fieret, De Staatkundig Gereformeerde Partij 1918-1948, Houten 1990, 32-33

5 Denk bijvoorbeeld aan de oprichting van de Vereniging voor Gereformeerd Schoolonderwijs (1921) en de Gereformeerde Onderwijzers Vereniging (1921).

6 Zie uitgebreider W. Fieret, De Staatkundig Gereformeerde Partij 1918-1948, Houten 1990.

7 Rede van ds. G.H. Kersten bij de opening van de Rehobothschool in Rotterdam op 21 augustus 1924 in: J.Mulder, Lerende hen onderhouden. Fragmenten uu de geschiedenis van de Gereformeerde Gemeenteseholerï m Rotterdam 1911-1985, z.p., 1985.

8 De Banier, 6 maart 1958

9 Toelichting op het Program van Beginselen van de Staatkundig Gereformeerde Partij, Den Haag 1996, 73-77.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 2004

Zicht | 44 Pagina's

SGP en vrijheid van onderwijs

Bekijk de hele uitgave van maandag 1 maart 2004

Zicht | 44 Pagina's