Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Met de hakken over de sloot

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Met de hakken over de sloot

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Over de kleerscheuren, rafelranden en restzetel van lijst 5

In het Europees Parlement gaan Christenunie en SGP terug van drie naar twee zetels. Voor insiders een weinig verrassende uitkomst, want er waren minder Nederlandse zetels te verdelen. En bij de verkiezingen in de Tweede Kamer in 2002 en 2003 verloor de Christenunie 2 zetels en de SGP 1 zetel. De 'Haagse' uitslagen vertalen zich nu ook naar 'Brussel en Straatsburg'. In deze bijdrage wordt nagegaan waar de eurolijst van CU en SGP verloren heeft en of dit correspondeert met de te­

ruggang bij de nationale verkiezingen'.

1. De allerlaatste restzetel

De derde zetel die in 1999 werd verkregen was eigenlijk een 'toegift' die grotendeels werd verworven dankzij de zeer lage opkomst van 29, 9 procent. In 2004 steeg de opkomst voor het eerst sinds de eerste rechtstreekste EP-verkiezingingen in 1979, en wel naar 39, 1 procent. Tegelijkertijd daalde het stemmenaantal van CU en SGP met ruim 29.700. In de derde

plaats waren er vijfjaar terug 31 Nederlandse zetels in het EP te verdelen, in 2004 zijn dat er 27, dat is vier minder. Deze drie factoren leidden ertoe dat de tweede zetel voor CU-SGP net aan werd behouden, met name dankzij de lijstverbinding met het CDA. Een pikant detail is nog dat van de vijf te verdelen restzetels pas de allerlaatste toeviel aan de combinatie CDA/ChristenUnie-SGP!

2. Historisch overzicht

Bij de eerste rechtstreekse verkiezingen voor het Europees Parlement in 1979 namen SGP en GPV afzonderlijk deel aan de stembusstrijd. Het resultaat was voor beiden nul zetels. Vanaf 1984 kwamen SGP GPV en RPF met een gezamenlijke lijst uit. En sindsdien zijn er zetels behaald. In tabel 1 plaatsen we een historisch overzicht. In de allerlaatste kolom staat de uitslag vertaald naar Tweede Kamer-zetels. Het effect van de lagere opkomst bij de Europese Verkiezingen laat zich op die manier duidelijk zien.

De ontwikkeling qua stemmenaantal wordt in tabel I ook zicht­ baar. Het moet te denken geven dat CU en SGP in 2004 nagenoeg weer terug zijn op het niveau van 1984. Wanneer de stijging van de opkomst zich in de toekomst doorzet én het aantal Nederlandse EP-zetels terugloopt naar 25 - na de toetreding van Bulgarije en Roemenië - dan resteert er voor de protestants-christelijke partijen nog maar één zetel in het Europees Parlement. Voor de komende vijf jaar is er dus werk aan de winkel voor de eurofractie van Christenunie en SGP.

3. Algemene trends bij SGP en ChristenUnie

De uitslag bij de Europese stembus mag voor Christenunie en SGP een tegenvaller zijn, maar gelet op de trends van Christenunie en SGP bij de verkiezingen voor de Tweede Kamer in de afgelopen vijfjaar is deze uitslag niet zo verrassend. In tabel 2 brengen we die algemene trends in beeld.

Uit tabel 2 blijkt duidelijk dat de terugloop van de Christenunie bij de Kamerverkiezingen tussen 1998 en 2003 ruim 25 procent­ punten groter is dan bij de SGP. De gemiddelde terugloop bij de twee partijen van 18, 6 procent spoort heel goed met de 9, 6 procent bij de Europese stembus, wanneer we rekening houden met het gegeven dat bij de Tweede Kamerverkiezingen ruim twee keer zoveel kiezers hun stem uitbrengen^. Wanneer ChristenUnie en SGP stemmen verliezen, blijft de meest trouwe kiezersgroep over. We zien dit bevestigd door het 'terugkompercentage' uit te rekenen (zie tabel 3) dat aangeeft hoeveel kiezers CU en SGP bij de Europese stembus weten vast te houden. Dit blijkt bij de Europese verkiezingen in 2004 bijna 8 procentpunt hoger te liggen dat in 1999. Blijkbaar heeft het 'Balkenende-effect' van 2003 geen vervolg gekregen in een 'Eurlings-effect' in2004.

4. Ontwikkelingen in de provincies

In tabel 4 brengen we de ontwikkeling per provincie in beeld. De stemmenaantallen noteren we vanaf 1989 om daarmee de tendenzen in beeld te brengen. In de

laatste twee kolommen staat de relatieve mutatie per provincie vermeld ten opzichte van 1999 en 1994. In veruit de meeste provincies behalen CU en SGP bij de Europese verkiezingen het hoogste stemmenaantal in 1994. In de provincies Groningen, Friesland en Zeeland is sprake van een continue daling sinds 1989, wat duidt op een vertrekoverschot van CUen SGP-stemmers. Flevoland is de

enige continue stijger, hoogstwaarschijnlijk tengevolge van een geboorte-en vestigingsoverschot van mensen uit onze achterban. Ten opzichte van 1994 doen zich in 2004 de grootste relatieve dalingen voor in de provincies Limburg, Noord-Holland, Friesland en Groningen. In absolute aantallen daalt het stemmental in Zuid-Holland en Gelderland na 1994 het snelst.

Een blik op de europese kandidatenlijst van CU-SGP maakt duidelijk dat de twintig kandidaten afkomstig zijn uit slechts vier provincies: Zuid-Holland (8), Gelderland (6), Utrecht (5) en Flevoland' (1). Hoewel CU en SGP de meeste stemmen in de drie eerstgenoemde provincies behalen, is de regionale spreiding van de lijst niet optimaal te noemen.

5. Gemeenten: winnaars en verliezers

Op 10 juni werd in 482 gemeenten gestemd. In slechts 81 plaatsen kreeg lijst 5 meer stemmen (+ 2.920) dan in 1999. In 16 plaatsen bleef het aantal stemmen gelijk, terwijl verlies werd geleden in 385 plaatsen (-32.652 stemmen). Het meest interessant is om na te gaan in welke plaatsen lijst 5 het goed heeft gedaan en in welke gemeenten (bijzonder) slecht. We beginnen positief en brengen eerst in tabel 5 de tien plaatsen in beeld waar de grootste stemmenwinst werd behaald.

In vijf plaatsen Houten, Zwolle, Almere, Lelystad en Barendrecht zal het vestigingsoverschot als gevolg van uitbreiding mede een rol spelen. Daarnaast zullen de CUkandidaten F. van Dalen in Houten, R. van Dam in Barneveld en J. Schenk op Urk ook voor de nodige stemmenwinst hebben zorggedragen. Dan blijven de gemeenten Reimerswaal, Borsele en Werkendam over. Dit zijn drie plaatsen waar de SGP veel groter is dan de CU, waardoor de forse terugloop van de CU bij de Tweede Kamerverkiezingen minder sterk doorwerkt.

Het is heel goed denkbaar dat een aantal 'Balkenende-stemmers' is teruggekomen. Daarnaast zullen - in vergelijking met 1999 - ook meer SGP'ers naar de Europese stembus zijn gekomen in deze drie plaatsen.

6. Kleerscheuren

In maar liefst 33 gemeenten verloor lijst 5 meer dan 200 stemmen. We nemen in Tabel 6 alleen de tien grootste verliezers op, het topje van de ijsberg dus'.

Een opvallend verschil is dat de SGP hier bij de Tweede Kamerverkiezingen tussen 1998 en 2003 in slechts 3 plaatsen winst heeft geboekt, terwijl in tabel 5 de SGP in 9 van de 10 plaatsen stemmen heeft gewonnen. Voor de CU geldt

dat zij hier in alle plaatsen veel stemmen heeft verloren, terwijl zij in de plaatsen genoemd in Tabel 5 in slechts twee plaatsen meer stemmen kreeg bij de Kamerverkiezingen in 2003. In Ede, Katwijk, Rotterdam, Putten' en 's-Gravenhage zijn zowel voor de CU als de SGP forse verliezen geleden. Het is dus niet verwonderlijk dat deze plaatsen ook bij de Europese verkiezingen in de top-10 van verliezers staan.

De plaatsen Putten (95, 1%), Wierden (86, 7%) en Veenendaal (81, 2%)' scoren een hoog 'terugkompercentage'. Bij de Tweede Kamerverkiezingen zal in deze plaatsen (met veel hervormde kerkmensen!) een relatief groot deel van de CU en/of SGP-mensen op het CDA hebben gestemd. Het aantal zwevende kiezers neemt derhalve toe, waarschijnlijk vooral in de achterban van de Christenunie, maar ook in die van de SGP

Ten slotte is aan de totaaltellingen te zien dat in de gemeenten met de grootste stemmenwinst de SGP over het algemeen groter is dan de CU, terwijl dit bij de grootste verliezers andersom ligt. Ook liggen de verliezen van de CU bij de Kamerverkiezingen in de laatste gemeenten ruim drie maal zo hoog (9692 t.o.v. 3022) dan in de plaatsen waar stemmen zijn gewonnen.

Dit geeft aanleiding tot de conclusie dat het stemmenverlies bij de Europese stembus voor CU-SGP spoort met het stemmenverlies van de CU bij de Tweede Kamerverkiezingen in 2002 en 2003. De bewering van CU-leider A. Rouvoet daags na de stembusuitslag dat samenwerken met de SGP niets oplevert, is daarmee nogmaals weerlegd'. Een zelfstandige lijst van CU zou bij de Europese stembus hoogstwaarschijnlijk geen zetel opleveren en grosso modo hetzelfde verliesbeeld weergeven als bij de gecombineerde lijst.

7. Hogere opkomst, relatieve terugloop

De opkomst bij de Europese verkiezingen ging op 10 juni jl. omhoog van 29, 9% in 1999 naar 39, 1% in 2004. Een verschil van 9, 2 procentpunten. Helaas leidde dit niet tot een groter stemmental op Christenunie en SGP, zoals uit tabel 1 is af te lezen. In relatieve zin daalde lijst 5 daardoor van 8, 7% in 1999 naar 5, 9% in 2004, een verlies van 2, 8 procentpunt. In Tabel 7 staan de gemeenten opgesomd waar de combinatielijst van CU en SGP in relatieve zin het sterkst terugloopt. Aan de soms vrij lage verliezen in stemmental is te zien hoe sterk het effect van een hogere opkomst doorwerkt.

Opmerkelijk is dat de lijst nu wordt aangevoerd door de twee vissersdorpen Katwijk en Bunschoten. Verder verschijnen de twee Noord-West-Veluwse gemeenten Oldebroek en Putten ook in de top-tien van 'relatieve ver-

liezers’. Ede, Rotterdam, Veenendaal en 's-Gravenhage (zie tabel 6) komen we in tabel 7 niet meer tegen.

8. Thuisblijvers: de rafelranden

Het aandeel van de 'thuisblijvers' vertoont een duidelijke daling, zoals blijkt uit tabel 3. Dat is een positieve ontwikkeling. Het kan er ook op duiden dat SGP en Christenunie kiezers terugwinnen ten opzichte van de Tweede Kamerverkiezingen van 2003". Een ander signaal is het toegenomen begrip en de stijgende acceptatie van de Europese Unie in de SGP-achterban. Dat leiden we af uit de vele positieve reacties die leden en medewerkers van de eurofractie krijgen bij bezoeken aan kiesverenigingen in het land en op de partijdag van de SGP. Ook het hoofdbestuur van de SGP sprak zich ditmaal bij monde van algemeen partijvoorzitter W. Kolijn in heel ronde woorden uit over de verantwoordelijkheid om te gaan stemmen bij de Europese verkiezingen.

De oproepen per advertentie van de stichting rond het blad In het Spoor in de dagen voorafgaand aan de Europese verkiezingen'^ blijken echter nog steeds weerklank te ondervinden. In plaatsen waar de rechterflank van c.q. buiten de SGP zich nadrukkelijk manifesteert, blijkt de opkomst van de eigen achterban duidelijk onder het landelijk gemiddelde steken. Sprekend voorbeeld is Tholen, waar slechts 57, 1 procent van de SGP/CU-achterban naar de Europese stembus komt. Urk (70%), Oldebroek (73%) en Ede (75%) scoren ook lager dan het landelijk gemiddelde van 79%". We hopen in de toekomst een steekhoudende uitleg te horen waarom het beter zou zijn geweest dat mevrouw C.W. Jacobs van de PvdA in het EP was gekozen in plaats van SG-P'er B. Belder uit Apeldoorn. De oproep om thuis te blijven, zou er haast toe hebben geleid dat nota bene een socialistische vrouw werd verkozen tot lid van het Europees Parlement!

9. Conclusies en aanbevelingen

We sluiten deze beschouwing en analyse af met de volgende vijf punten:

Het verlies van de europese combinatielijst van Christenunie en SGP komt in sterke mate overeen met de verliezen van de Christen-Unie bij de Tweede Kamerverkiezingen in 2003. In gemeenten waar de CU wint of matig verliest en de SGP wint, stijgt ook het aantal stemmen bij de Europese verkiezingen. Wanneer in een plaats de CU fors verliest en tevens de SGP terrein prijs moest geven, vallen daar ook voor de eurolijst de grootste klappen.

Opmerkelijk is dat het grootste stemmenverlies optreedt in plaatsen waar CU en SGP bij de Kamerverkiezingen in het verleden bovengemiddeld scoorden en die over het algemeen gekenmerkt worden door een traditionele ach-

terban. Inspanningen om de bekendheid met het werk van de eurofractie te vergroten zal zich in de komende periode op die plaatsen of regio's moeten concentreren.

Het aandeel van zgn. 'zwevende kiezers' neemt toe, met name in CU-kring, maar dit zal de deur van de SGP evenmin geheel voorbijgaan. Het is bekend dat de CU nieuwe kiezersbronnen wil aanboren. Maar gezien de verliesplaatsen bij de Tweede Kamerverkiezingen, dient ze vooral te waken voor de eigen trouwe achterban uit het GPV-en RPF-tijdperk, zodat die de CU niet in de steek laat. Zowel SGP als CU dienen zich op hun strategie om stemmen te winnen te beraden. Het is raadzaam dat SGP en Christenunie in gemeenten met een groot stemmenverlies gericht onderzoek laten verrichten naar de motieven van kiezers zodat duidelijker wordt waarom zij niet langer op de Christenunie, de SGP of een combinatielijst van beide partijen stemmen.

De regionale spreiding van personen op de kandidatenlijst behoeft verbetering. Het zou in goed onderling overleg tussen Christen-Unie en SGP mogelijk moeten zijn om een volgende keer wel kandidaten uit Zeeland, Groningen, Friesland, Noord-Holland en Noord-Brabant in de lijst op te nemen. Dat kan gemakkelijk worden gerealiseerd door de kandidatenlijst te verlengen van 20 naar 30 personen.

Het verdient overweging om binnen een duidelijk kader van heldere afspraken - dus zonder de goede samenwerking op het spel te zetten - het mogelijk te maken dat Christenunie en SGP zich met de eigen nr. 1 op de Europese combinatielijst meer profileren richting hun achterbannen tijdens de Europese verkiezingscampagne.

Noten

Een andere interessante vraag zou zijn of de lijstcombinatie CU-SGP ook stemmen heeft verloren aan andere partijen, zoals Europa Transparant van Paul van Buitenen of het CDA. Het tijdsbestek was daarvoor te kort om dit op een goed onderbouwde wijze te kunnen verifiëren of falsificeren.

Zonder lijstverbinding tussen CDA en CU-SGP zou de laatste restzetel naar de PvdA zijn gegaan. Wanneer er geen enkele lijstverbinding was geweest, zou de CU-SGP op één zetel uitkomen en het CDA op acht.

De cijfers zijn ontleend aan informatie van dé wetenschappelijke instituten van Christen-Unie en SGP Erik van Dijk en Johan van Berkum zeg ik dank voor hun medewerking.

Bij de Tweede Kamerverkiezingen in 2003 werden 9, 63 miljoen stemmen uitgebracht, bij de Europese verkiezingen in 2004 waren dat er 4, 75 miljoen.

Het partijcongres van de ChristenUnie plaatste per afzonderlijke motie de heer J. Schenk van Urk op de kandidatenlijst. Wanneer deze motie was verworpen, was de regionale spreiding van de kandidatenlijst nog beperkter geweest. " Na dé in Tabel 6 vermelde tien gemeenten volgen: Hilversum (-430), Zeist (-363), Twenterand (-357), Amersfoort (-348), Zederik (-345), Nunspeet (-336], Bunschoten (-329), Haarlem (-309), Ermelo (-296) en Elburg (-285)

In Putten woont CDA-kamerlid A. Mosterd. Mogelijk is dat een reden voor het grote stemmenverlies bij CU en in mindere mate SGP in die gemeente. Overigens heeft de CU-SGP lijst bij de Europese verkiezingen in alle gemeenten op de Noord-West Veluwe forse verliezen geleden. Behalve Putten en Oldebroek zijn dat; Nunspeet (-336), Ermelo (-296), Elburg (-285), Harderwijk (-219) en Nijkerk (-168).

In Veenendaal heeft de SGP-kiesvereniging voor het eerst meegedaan aan de campagne voor de Europese verkiezingen.

Zie ook de algemene trend zoals weergegeven in Tabel 2.

In De Banier van donderdag 24 juni 2004 staat een overzicht met de tien gemeenten waar de combinatie van CU en SGP de hoogste relatieve score heeft. In volgorde zijn dat: Urk (63, 4), Staphorst (54, 3), Nieuw-Lekkerland (44, 6), Bunschoten (43, 8), Hardinxveld (42, 0), Rijssen (40, 2), Reimerswaal (40, 0), Nunspeet (39, 7), Oldebroek (38, 8) en Zwartewaterland (38, 0).

Zie ook de analyse van drs J.W. van Berkum in Zicht 2003 nr 2, pag. 26-99, naar aanleiding van de Provinciale Statenverkiezingen van maart 2003 waarin de stijgende trend ten opzichte van de Kamerverkiezingen in januari 2003 wordt geconstateerd.

Zie Reformatorisch Dagblad van 3 en 8 juni 2004.

Voor een genuanceerder beeld vermelden we ook de 'terugkompercentages' van andere SGP-bolwerken (vijf SGP-raadszetels of meer): Nunspeet (82, 7%), Goedereede (82, 1%), Barneveld (78, 7%), Staphorst (78, 4%) en Reimerswaal (76, 5%).

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 2004

Zicht | 44 Pagina's

Met de hakken over de sloot

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juli 2004

Zicht | 44 Pagina's