Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Een wankele troon of een sterkere kroon¹ ?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een wankele troon of een sterkere kroon¹ ?

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Heel wat Oranjenieuws kleurden de kolommen in 2004. Met het overlijden van prinses Juliana en prins Bernhard is er een tijdvak afgesloten. In de mediaaandacht na het overlijden is er heel wat teruggeblikt op hoogte-en dieptepunten in het leven van de oud-Koningin en haar echtgenoot. Prins Bernhard deed met een postuum gepubliceerd interview nog flink wat stof opwaaien.

In 2004 kwam er ook een opmerkelijk nieuwsfeit naar voren uit het onderzoek van het Sociaal en Cultureel Rapport 2004. Bijna 30% van de Nederlandse bevolking verwacht dat ons Koningshuis in de 21e eeuw zal verdwijnen!^ Heel veel Nederlanders hebben meer vertrouwen in de toekomst van Sinterklaas, drop en haring in Nederland, dan in de toekomst van ons Koningshuis. Wankelt de troon? Moeten we er inderdaad rekening mee houden dat het Koningshuis op afzienbare termijn zal verdwijnen? Wat zijn de bedreigingen voor het voortbestaan van de monarchie? Op deze vragen wil ik in dit artikel ingaan.

Historische traditie

Over een ding hoeven we ons, menselijk gesproken, in ieder geval voorlopig geen zorgen te maken: een gebrek aan troonopvolgers. De Prins van Oranje is zich al behoorlijk aan het warm lopen voor het koningschap. En met de geboorte van prinses Amalia heeft zich al weer een tweede generatie troonopvolgers gemeld. Voor de toekomst van de monarchie is natuurlijk wel meer nodig dan bereidwillige troonopvolgers. Een wezenlijke vraag is: zal er voldoende draagvlak bij de bevolking zal blijven?

Ik meen van wel. Een snelle op­ mars voor de republikeinen zit er bepaald niet in. De Oranjes hebben nog steeds een stevige verworteling onder de Nederlandse burgers. Er zijn, algemeen gesproken, geen signalen voor een betekenisvolle daling van de populariteit van het Koningshuis. Integendeel. Opvallend was dat nota bene Femke Halsema, als fractieleider van een partij die niet veel met de monarchie opheeft, als eerste om de Koningin riep na de maatschappelijke onrust die volgde op de moord van Theo van Gogh.

Verwonderlijk is dit niet. Zeker in tijden van verwarring en verdeeldheid kan het koningshuis een samenbindende rol vervullen. In alle lagen van de bevolking is de Koningin gezien en is er waardering voor de gewetensvolle manier waarop zij haar taak uitoefent. Dat is niet uniek voor deze Koningin, maar rust op historische traditie van waardering voor de vele verdiensten die het Oranjehuis voor Nederland heeft gehad. Tussen Nederland en Oranje is een historische band ontstaan. Een nationale identiteit wordt niet in een dag geboren. Niet voor niets zet de Grondwet, na de opsomming van de grondrechten, in met het koningschap, als belangrijk fundament van ons staatsgebouw. Voor het vervullen van die samenbindende rol is een belang-

rijk voordeel dat ons staatshoofd zonder campagne of verkiezingsgeweld op de troon is gekomen. In een land met zoveel verschillen is dat een goede zaak. In de Koningin beleven we dan ook in zekere zin onze nationale eenheid. Meer dan in een minister-president die bij uitstek de verdediger is van het soms zwaar bekritiseerde concrete regeringsbeleid. De boosheid van het IVIalieveld en het Museumplein richtte zich niet op Koningin Beatrix, maar op premier Balkenende.

De Koningin is daarom ook bij uitstek geschikt om Nederland in en tegenover het buitenland gezicht te geven: de 'ambassadeursrol' kortom.

Samenbindende factor

Die samenbindende en eenheidszoekende rol van de Koningin is nauw verbonden met de bovenpartijdigheid, het niet gehinderd worden door partijbelangen of politieke bijbedoelingen.

Die bovenpartijdigheid maakt de Koningin ook bij uitstek geschikt om een rol te spelen in het proces van de kabinetsformatie. De Koningin handelt daarbij niet als een robot. Juist in deze woelige tijden is het interessant nog eens te luisteren naar een stelling die jaren geleden door de rechtsgeleerde Van der Hoeven werd betrokken. Zijn stelling was dat het op de beslissingen van het staatshoofd tijdens een formatie mede invloed zal hebben en moeten hebben, of daarbij een antidemocratische partij, of een partij die redelijke kwaliteit mist, betrokken is of niet. Tenslotte maakt niemand in Nederland zoveel formaties van nabij mee als de koning.4" Inderdaad, om op dit laatste in te haken: Ministers en staatssecretarissen komen en gaan, na langere, maar vaak ook alweer na korte tijd. Hare Majesteit blijft op haar post. Deze continuïteit vormt de basis voor een gedegen ervaring en toewijding die van grote waarde is. De roep om de Koningin na de moord van Theo van Gogh staat niet op zichzelf. Je hoeft geen helderziende te zijn om te voorspellen dat we in de komende tien jaar nog wel de nodige polarisatie en "wij-zij" tegenstellingen te verwerken krijgen. De samenbindende rol van het Koningshuis en het beroep dat daarop wordt gedaan zal in de komende tien jaar daarom eerder toenemen dan afnemen, of dat nu in de persoon van Koningin Beatrix of de toekomstige Koning Willem IV zal zijn. Van die samenbindende rol, de symbolisering van eenheid en continuïteit, de behoefte aan een vast ankerpunt in tijden van verandering, zal het hedendaagse Koningshuis het ook vooral moeten hebben. Koningin Beatrix beseft dit maar al te goed. Ze heeft ook de kroonprins deze taakopvatting met de paplepel ingegoten. Niet voor niets zei de Koningin bij de inhuldiging in 1980 in de Nieuwe Kerk: "Niet macht, persoonlijke wil of aanspraak op erfelijk gezag, maar slechts de wil de gemeenschap te dienen, kan inhoud geven aan hedendaags koningschap." Ook voor de toekomst valt te verwachten dat er met zo'n taakuitoefening nog steeds een draagvlak bij de bevolking te vinden is.

’Die samenbindende en eenheidszoekende rol van de Koningin is nauw verbonden met de bovenpartijdigheid, het niet gehinderd worden door partijbelangen of politieke bijbedoelingen’

Mogelijke afbrokkeling steun

Wel is het zo, dat die basis in de loop van de tijd brozer is geworden. In het beginselprogramma van de SGP, wordt de band met het Oranjehuis met een bijzondere godsdienstig-historische fundering onderstreept. 'Welke regeringsvorm overigens ook goed moge zijn, aan ons land is het constitutioneel koningschap, opgedragen aan het Huis van Oranje, door God gegeven'. De negentiende-eeuwse dichter Da Costa had gesproken over het drievoudig

snoer, tussen God, Nederland en Oranje. God, Nederland en Oranje zijn innerlijk op elkaar betrokken. De drie bestanddelen van dit snoer zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Dit voedde de liefde voor het Oranjehuis, die een onuitwisbare rol vervulde in de door God geleide, Nederlandse geschiedenis. 5

Maar het is helaas duidelijk dat de aanhangers van deze overtuiging in de loop der tijd sterk in getal verminderd zijn. Voor veel hedendaagse, op het hier en nu gerichte, Nederlanders heeft het argument van de bijzondere historische band tussen Nederland en Oranje aan zeggingskracht ingeboet. Dat geldt nog meer voor de overtuiging dat de geschiedenis geen toevallige opeenvolging van gebeurtenissen is, maar door God is geleid. Daarmee is voor velen ook de stevigheid van de religieuze en historische verankering van de Oranjemonarchie weggevallen. Waar die overtuiging nog wel sterk leeft, zoals in onze partij, is daarmee overigens nog geen blijvende en duurzame steun voor het Koningshuis gegarandeerd. Waar in het Oranjehuis zelf die wezenlijke verbondenheid met de eigen geschiedenis verbleekt, zal dit ook tot een afbrokkelende steun kunnen leiden. Modern-seculiere opvattingen over democratisering en gelijkheid, en het geloof in de volkssoevereiniteit vormen eerder een bedreiging dan een ondersteuning van de Oranjemonarchie. Politiek-filosofisch gezien is de erfelijke monarchie tot een problematische zaak geworden, een vreemde eend in de bijt. Ook het proces van informalisering, de weerstand tegen hiërarchie en nadruk op egalitaire omgangsvormen kan zich tegen het Koningshuis keren. Toch meen ik niet dat dit op korte termijn tot ingrijpende veranderingen of af­ brokkeling van de populariteit van het koningshuis zal leiden. Daarvoor zijn er ook weer teveel tegenbewegingen. Niet de grote verhalen zijn doorslaggevend. Niet de behoefte aan een theoretisch sluitende legitimatie, maar veel meer de ervaringen in de praktijk zijn voor veel mensen bepalend voor de continuïteit van de Oranjemonarchie.

’God, Nederland en Oranje zijn innerlijk op elkaar betrokken. De drie bestanddelen van dit snoer zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.’

Kwetsbaarheid

Die slijtage van de fundering van de monarchie maakt haar niettemin voor de toekomst wel kwetsbaar. Uitglijders of misstappen van leden van het Koninklijk Huis kunnen de monarchie snel in ge­ vaar brengen. Daarbij komt dat eerder en sterker dan vroeger dergelijke incidenten in de publiciteit zullen komen.

De intense media-aandacht hoeft op zichzelf geen probleem te zijn. Sterker nog, het kan juist de monarchie dienen en het gevoel van saamhorigheid rond het Oranjehuis versterken. Maar de belangstelling van de media beperkt zich natuurlijk niet tot de onbetwiste bijzondere momenten in het familieleven. Je hoeft maar een paar prinsen te hebben die uit de band springen of intimi die uit het paleis klappen, en je hebt de poppen aan het dansen. Een paar misstappen naast de rode loper, en de monarchie kan in opspraak komen. De les die hieruit kan worden getrokken is dat voor de stabiliteit van de monarchie het meer dan ooit, van belang is dat de leden van het Koninklijk Huis op hun woorden en hun tellen passen.

Maar het leven aan het Hof is ingewikkelder dan het voorkomen van misstappen. De eisen zijn paradoxaal: aan de ene kant willen veel mensen openheid, en transparantie, een Koninklijk Huis dat de afstand met de 'gewone man' moeiteloos weet te overbruggen. Maar aan de andere kant ondergraaft het de positie van de mensen met Koninklijk Bloed als het weer al te gewone mensen zijn - want waarom hebben zij dan zo'n bijzondere positie? Juist als reactie op de grijze doe-maar-gewoongelijkheid, kan weer een behoefte opbloeien aan de verbeelding van 'wat hogers'.

Die goede mix tussen nabijheid en

distantie, gewoon en ongewoon, is een onmisbaar ingrediënt van een toekomstvast Oranjerecept. De media zijn daarbij zowel een belangrijk hulpmiddel, als een gevaarlijke valkuil. De Oranjes hebben de eeuwen door bewezen zich goed te kunnen aanpassen aan de wisselende staatkundige en maatschappelijke omstandigheden. Al zal natuurlijk de winst-en verliesrekening wel verschillend worden ingevuld. Veel geseculariseerde burgers zullen wellicht een godsdienstig en levensbeschouwelijk pluriform koningshuis wel aansprekend vinden. Wie zoals de SGP hecht aan de historische protestantse identiteit van ons Koningshuis zal een verwatering hier juist erg betreuren.

De politiek als bedreiging?

De bedreigingen van de monarchie houden niet op bij de landsgrenzen. Ook Brussel kan roet in het eten gooien. Het proces van Europese integratie en de daarmee gepaard gaande uitholling van nationale bevoegdheden, kan ook eroderen aan de positie van nationale staatshoofden.

Bij een vergaande Europese politieke integratie zou de positie van het Nederlandse staatshoofd wankel kunnen worden. Toch lijkt het die kant bepaald niet op te gaan. Europa heeft de handen vol aan de uitbreiding, en de kritiek van de burgers tegen weglekkende bevoegdheden neemt eerder toe dan af. Bovendien kan juist in het perspectief van het oprukkend Europa weer extra behoefte ontstaan aan de onderstreping van het na­ tionaal eigene. De Europese ontwikkelingen zouden daarom wel eens eerder een steun in de rug dan een sta in de weg kunnen zijn voor de Nederlandse monarchie.

Waarom denkt dan toch blijkens dat SCP-onderzoek dat de toekomst van het Koningshuis niet veilig is? Het antwoord lijkt te zijn: omdat de politiek hierover zeggenschap heeft. Het is, kortom, eerder wantrouwen tegenover de wispelturigheid van politici, dan afbrokkelend vertrouwen in Koningin of Koningshuis.Toch ziet het er niet naar uit dat "de politiek" op afzienbare termijn werkelijk een bedreiging zal vormen voor het Koningschap.

Opvallend is dat de "oervraag" monarchie of republiek in het parlement niet aan de orde kwam bij de parlementaire debatten over de naoorlogse crises rond het Koninklijk Huis, zoals de affaire rond Greet Hofmans en de Lockheed-affaire.6 Ook bij de algehele herziening van de Grondwet in 1983 kwamen weliswaar allerlei aspecten van het koningschap aan de orde, maar werd de monarchie als zodanig niet serieus ter discussie gesteld.

De hedendaagse republikeinen in het parlement gedragen zich erg aangepast. Een frontale aanval op de monarchie valt niet te verwachten. De inmiddels bestendige praktijk laat een berusten zien in de constitutionele monarchie. Met natuurlijk af en tot een wat plichtmatige uiting van een ten diepste verbondenheid aan de republiek, om het geweten van dogmatische republikeinen te sussen.

Subtielere onttroning

Behalve met een frontale aanval kan er natuurlijk ook op een meer subtiele manier gepoogd worden de Koningin te 'onttronen'. Tot in de afgelopen jaren toe, zijn er vanuit partijen als PvdA, D66 en Groen Links pogingen ondernomen om de rol van de Koningin bij de kabinetsformatie in te perken, ze af te houden van de voorlezing van de troonrede op Prinsjesdag, dan wel nog verdergaand de rol van de Koningin te reduceren tot puur ceremonieel, zeg maar als lintenknipster, zoals de Zweedse Koning. In april 2000 was het de huidige minister voor bestuurlijke vernieuwing De Graaf in zijn toenmalige rol als D66-fractieleider die de kwestie weer eens stevig op de politieke agenda plaatste door voor te stellen dat de Koningin niet langer deel uitmaakt van de regering en het presidentschap van de Raad van State inlevert. Tot nu toe is het vooral bij praten gebleven.

Dat is maar goed ook, want het is juist bijzonder waardevol dat we een Koningshuis hebben die binnen heldere constitutionele grenzen ook daadwerkelijk van hun klassieke rechten gebruik kunnen maken om te waarschuwen, gehoord te worden en het recht om aan te moedigen. Onpartijdig, maar niet kleurloos, daarin kan juist de kracht liggen.

Als het erop aankomt is de waardering voor de taakuitoefening door de Koningin een stevige beschermlaag tegen pogingen de positie van het staatshoofd uit te hollen. Je kunt wel theoretisch-

abstract spreken, maar bij zo'n uniek eenhoofdig orgaan heb je het direct over één concrete persoon en de manier waarop zij haar werk verricht. Dat bleek ook wel uit de dikke kop in De Telegraaf, de dag nadat Thom de Graaf zijn voorstellen had gedaan: "De aanval op Beatrix is geopend.”

Zo bekeken, stellen listige republikeinen wellicht hun stille hoop op het moment van troonsopvolging, om met een schone kleine lei met Koning Willem IV te beginnen. Ingrijpende wijzigingen in de positie van de Koning vragen echter een langdurig proces van Grondwetsherziening-en is op dit moment geen sprake van. Het ziet er, kortom al met al niet naar uit dat de Kroonprins hoeft te vrezen op een wankele troon terecht te komen.

Versterking?

Een interessante vraag is nog wel: liggen er nog kansen om de positie van het staatshoofd te versterken in plaats van af te zwakken? Daar hoor je eigenlijk zelden of nooit pleidooien voor.

De indamming van de macht van de Koning riep in het begin van de negentiende eeuw in de contrarevolutionaire school van Bilderdijk en Da Costa nog stevig verzet op. Pleidooien om de macht van de Koning substantieel te vergroten zijn echter al snel weggezakt. Ook de SGP heeft zich vanaf het begin duidelijk achter de 'getemperde monarchie' gesteld.

Dat wil niet zeggen dat er geen mogelijkheden zijn om binnen het huidige constitutionele raamwerk enige versterking van de positie van het staatshoofd te bepleiten. Om maar eens een concrete suggestie te doen: Waarom zou de Koningin niet uitdrukkelijk het recht krijgen om wanneer zij dat wenst de vergaderingen van de ministerraad bij te wonen? Daar lijkt niets op tegen, en het is wat efficiënter dan onderonsjes met de minister-president of afzonderlijke ministers. Het staatshoofd maakt immers formeel deel uit van de regering. Het is voor de Koningin grondwettelijk niet verboden de vergaderingen van de ministerraad bij te wonen. Over haar positie is op dit punt niets geregeld.

Is het niet nuttig voor het goede evenwicht om tegenover de republikeinse wensen om de invloed van de Koningin op het regeringsbeleid terug te dringen, eens wat meer aan de andere kant te gaan hangen en dit soort ideeën uit te gaan venten? Op het eerste gezicht zou je dat wel denken. Maar toch is het maar de vraag, gezien de recente ervaringen rond de pogingen om het wetsartikel over de strafbare godslastering te activeren. Het gevaar van een averechts effect is bij dit soort acties niet denkbeeldig. Want, hoe je het wendt of keert, voor een flink deel van de Kamer geldt dat zij ten diepste denkbeelden huldigen, die zich in feite al niet verdragen met de huidige praktijk van het Koningschap. Dat blijft kwetsbaar, zeker voor de langere termijn.

Afronding

Mijn conclusie is dat er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat op korte termijn de positie van het Staatshoofd wezenlijk zal veranderen. Gelet op de spanningen en de polarisatie in de samenleving, en de nationale emoties rond droeve en vrolijke gebeurtenissen in de Oranjefamilie zou de positie van het Koningshuis wel eens eerder sterker dan zwakker kunnen worden. Mits natuurlijk de samenbindende rol op een overtuigende wijze wordt vormgegeven. Maar zorgelijk is wel dat de fundering in feite een heel broze is geworden.

'Mijn conclusie is dat er geen duidelijke aanwijzingen zijn dat op korte termijn de positie van het Staatshoofd wezenlijk zal veranderen.'

’Dit artikel is een bewerking van een lezing die ik op 17 december 2004 heb gehouden voor de Thorbecke-acadeinie in Leeuwarden, bij een themadag over "Twee eeuwen Koningsschap, 1814-2014" ' "In het Zicht van de Toekomst", Sociaal en Cultureel Rapport 2004, p. 68 ' Bij het schrijven van deze bijdrage heb ik ruim geput uit diverse bijdragen van M. de Bruyne in diverse krante-artikelen in Reformatorisch Dagblad en Nederlands Dagblad ^ J. van der Hoeven, Modem Koningschap, Socialisme en Democratie oktober 197S '' God, Nederland en Oranje, J. van Eijnatten, p. 459 *• Parlement en Monarchie, preuts of present, in; Jaarboek parlementaire geschiedenis 2000, p. 86

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 2004

Zicht | 46 Pagina's

Een wankele troon of een sterkere kroon¹ ?

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 december 2004

Zicht | 46 Pagina's