Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Geld of geldzucht als bron van alle kwaad?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Geld of geldzucht als bron van alle kwaad?

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het pleidooi van N.J. Nieftenburg voor een twee-dimensionaal geldstelsel is volgens dr. J.J. Polder onzinnig. De problemen van de huidige sociale en economische orde worden niet veroorzaakt door het geldstelsel. Niet het geld, maar de geldzucht is het probleem.

dr. J.J. Polder ECONOOM

1. Inleiding

Voor Alfred Marshall was het geen vraag of economie met normen en waarden te maken heeft: 'Economics is the handmaiden of ethics', zo stelde hij in zijn Principles of Economics uit 1890.' Precies een eeuw eerder al heeft Adam Smith naast zijn Wealth of Nations (1776), dat door velen als het startpunt van de economische wetenschap wordt gezien, ook een uitvoerige verhandeling geschreven over 'The theory of moral sentiments' (1790).^ De aandacht voor de normatieve kanten van de economie verhinderde beiden niet om ook uitvoerig na te denken over de kern van de economie, de 'principles' uit de titel van Marshall. Bij Smith stond het streven naar welvaart centraal, Marshall vormde een schakel tussen de klassieke benadering van Smith en het neo-klassieke denken waarin schaarste en het maken van keuzen als de kern van de economie werden benoemd. Want is economie dan een 'dienstmaagd van de ethiek', zij heeft wel een eigen identiteit. Economie is een sociale wetenschap, maar vertegenwoordigt daarbinnen wel een zelfstandige discipline. Daarbij blijft de relatie tussen economie en ethiek spannend en intrigerend, niet in het minst omdat de praktijk daar steeds opnieuw aan­ leiding toe geeft. Over economie en ethiek is dan ook veel nagedacht, zowel fundamenteel als wat meer praktijkgericht. Wie kent bijvoorbeeld niet het prachtige boek van Nobelprijswinnaar Amartya Sen: 'On ethics and economies'', of 'Kapitalisme en vooruitgang' van Bob Goudzwaard, die 'de economie van het genoeg' introduceerde? " Andere voorbeelden zijn 'Economie van de eerbied"^ en 'Economie van de barmhartigheid'', en ook de bijdragen van SGP' en Christenunie* verdienen een plaats in deze rij.

Recent verscheen bij uitgeverij Damon een nieuwe bijdrage aan het debat: 'Pleidooi voor een twee-dimensionaal geldstelsel - Economie: waarden en normen.' Het is geschreven door N.J. Kieftenburg, maatschappelijk werker, socioloog 'met keuzevak economie' en theoloog. De auteur heeft een lange staat van dienst bij de overheid en in de welzijnssector en is op latere leeftijd gewijd als permanent diaken in de Rooms Katholieke Kerk.

2. Economie en het katholieke spreken

Aanklachten

Het boek opent met de constatering 'dat de huidige samenleving vol is van ongerijmdheden en te-

genstellingen en conflicten' en volgens de auteur is het niet te ontkennen dat economische feiten en factoren hierin een uiterst belangrijke rol spelen.' (p. 13). Er zijn vier aanklachten: '1) er is in een wereld van overvloed tegelijk armoede en honger; 2) er is in de wereld van overvloed naast armoede en honger voor overweldigend velen tegelijk voor weinigen rijkdom en - letterlijk - niet te verteren overvloed; 3) er is in de wereld een ongelofelijk omvangrijk potentieel aan arbeid, dat ongebruikt blijft liggen en in en door het productieproces is en wordt uitgestoten en uitgesloten; 4) er is in de huidige wereld sprake van slecht rentmeesterschap ten aanzien van de aarde en de economie speelt hierin een belangrijke rol' (pag. 29-33). Maar 'de sociale en economische wanorde en problemen zijn niet onvermijdelijk. Er is Bevrijding.' In navolging van Dorothee Sölle betoogt de auteur dat Bevrijding aan de Schepping vooraf gaat. De waarden en normen die de Schepper in de schepping heeft ingebouwd zijn een voorwaarde om 'positief te kunnen functioneren' (pag. 13-14).

‘Er is in de wereld van overvloed naast armoede en honger voor overweldigend velen tegelijk voor weinigen rijkdom en - letterlijk - niet te verteren overvloed’.

Probleemstelling

Tegen deze achtergrond wordt de probleemstelling van het boek in drie stellingen neergezet; '1) de huidige economische systemen deugen niet; 2) economie heeft te maken met theologie en ethiek maar dit niet alleen: ethiek en theologie zijn de basis-elementen van het economisch functioneren en maken als zodanig deel uit van de economie als wetenschap en zijn van deze het fundament, waarop het systeem geënt dient te zijn en waaraan het dus getoetst wordt en getoetst moet worden en getoetst moet kunnen worden; 3) de problemen van de huidige sociale en economische orde zijn te herleiden tot één fundamenteel probleem welke gelegen is in de bloedsomloop van het economisch gebeuren, c.q. het geldstelsel. Dit is in beide systemen - kapitalisme en communisme wezenlijk hetzelfde en bevat in beide systemen dezelfde en duidelijk aanwijsbare fout' (p. 14-15). Er is volgens de auteur dus wanorde in de wereldwijde samenleving omdat het geldstelsel niet deugt. Maar hij gaat niet bij de pakken neerzitten, ook al is 'there no way out than to change the es­ tablished order and to set a new one.' (pag. 17). Die uitweg ziet hij in het 'communalisme' een economisch stelsel dat 'systematisch naast kapitalisme en communisme' geplaatst kan worden. Dat is ook nodig want 'het kapitalisme is van nature asociaal' en 'het communisme is niet geslaagd' (pag. 173). Het 'communisme als economisch systeem heeft zichzelf opgeblazen', en mede daardoor 'draait het kapitalisme nogal zelfvoldaan in een riante monopoliepositie steeds in hetzelfde kringetje rond' (pag. 57). In zijn afwijzing van het communisme benadrukt de auteur dat hij vooral in het politieke communisme problemen ziet. De positieve kant van het economische communisme mag niet vergeten worden. 'Wanneer de Kerk c.q. het theologisch denken met een terechte afwijzing van het communisme het kapitalisme wil corrigeren, dan vindt zij in hen die het communisme aanhingen en misschien nog toegenegen zijn, meer principiële en dus betere medestanders dan binnen het zelfgenoegzame kapitalisme te vinden zijn; de echte communist heeft de overtuiging en de oriëntatie - sociaal-economisch - van de bevrijdingstheoloog.' (pag. 38-39).

Theologie en ethiek

Theologie en ethiek vormen het fundament van de economie en goede elementen uit het communisme kunnen als bevrijdingstheologie het kapitalisme omvormen zodat een betere wereld

ontstaat. Om theologie en ethiek inhoud te geven staat de auteur stil bij het kerkelijk spreken over de economie. Hij constateert dat daarbij twee stromen onderscheiden kunnen worden: 'Enerzijds is er de Oecumenische Beweging en de Wereldraad van Kerken anderzijds is er de Rooms Katholieke kerkelijke sociale leer' (pag. 21), die gemakshalve aangeduid worden als 'Reformatorisch' en 'Rooms-Katholiek'. De auteur beperkt zich tot de tweede stroom, maar hij acht dat geen probleem: 'Het is een verantwoorde keuze omdat dezelfde inspiratie en de identieke bedoeling tot een soortgelijke inhoud heeft geleid.' Beginnend bij de encycliek Rerum Novarum uit 1891 toont de auteur de ontwikkelingsgang in het Katholieke denken over economie en samenleving. Hij constateert een verbreding van de thematiek en een versmalling van de pretenties van de kerk (pag. 23-27). Normen voor de economie die aan het kerkelijke en pauselijke spreken kunnen worden ontleend 'stellen de rechten van de mens centraal' en volgens de auteur zijn 'de rechten van de aarde daarbij inbegrepen.' 'Om het subject-zijn van de mens in de economische orde te realiseren dient in het systeem "de heerschappij van de dingen over de mensen" te worden gebroken evenals "de overmacht van het kapitaal, van het bezit van de productiemiddelen en van de grond." Samenvattend gaat het om 'rechtvaardigheid, solidariteit en rentmeesterschap' (pag. 58-60).

‘Normen voor de economie die aan het kerkelijke en pauselijke spreken kunnen worden ontleend stellen de rechten van de mens centraal en de rechten van de aarde zijn daarbij inbegrepen’.

Communalisme

De auteur ziet de kern van alle problemen in het geldstelsel en daar ligt in zijn visie ook de oplossing. Constaterend dat geld in de loop der tijd een steeds grotere invloed heeft gekregen en dat consumptie en productie mede daardoor steeds meer vervlochten zijn geraakt, voert hij een 'pleidooi voor een twee-dimensionaal geldstelsel.' Dit vormt de kern van het economische stelsel dat hij 'communalisme' noemt. Het voorstel is om de verwevenheid van productie en consumptie te doorbreken, en met dat oogmerk lanceert de auteur het idee om het huidige geldstelsel te vervangen door een stelsel met twee geldsoorten: productiegeld en consumptiegeld. In samenspel zorgen deze voor een geheel andere werking van de economische kringloop.

Laten we beginnen met het arbeidsproces. Mensen werken en krijgen daarvoor hun loon. Dit loon wordt uitbetaald in productiegeld. Daarmee kan de werknemer niets kopen. Voor consumptie heeft hij consumptiegeld nodig. Hij kan daar aankomen door het productiegeld in te wisselen tegen consumptiegeld. Daarvoor stelt de overheid een wisselkoers vast. Deze wisselkoers kan voor iedereen verschillend zijn. 'De overheid heeft via de geëigende uitvoerende instanties in de bepaling van de koers van de omzetting van productiegeld in consumptiegeld in het twee-dimensionale stelsel geheel in handen hoeveel ieder kan en daarmee mag omzetten c.q. heeft geheel in handen de bepaling van het consumptieve inkomen van ieder.' (pag. 101). Met het consumptiegeld worden vervolgens goederen en diensten gekocht. De bedrijven kunnen daarmee echter geen productiemiddelen aanschaffen, Daarvoor hebben zij productiegeld nodig. De omzetting geschiedt tegen een koers die eveneens wordt vastgesteld door de overheid, waarbij volledige werkgelegenheid de inzet is. Deze koers is daarom niet gelijk aan de consumptiekoers. Bedrijven die consumptiegeld willen omzetten in productiegeld hebben daarvoor een vergunning nodig.

Werknemers die productiegeld overhouden worden door het systeem gedwongen om te sparen. De auteur ziet daar grote voordelen

in. Omdat het productiegeld alleen geïnvesteerd kan worden in de productiezijde van de economie bevordert dit de werknemersparticipatie in het bedrijfsleven. De auteur besteedt uitvoerig aandacht aan alle voordelen die hij van dit duale geldstelsel verwacht. Ook gaat hij in op moeilijkheden die optreden bij economische actoren als kleine zelfstandigen die zowel produceren als consumeren. Ook gaat hij in op vermenging van productie en consumptie zoals bij een taxirit en op internationale aspecten. Ook de wisselkoersen tussen landen moeten immers worden aan­ gepast. Bij alles verwacht hij veel van de overheid die definiërend, regelend en toezichthoudend optreedt. De kern van het communalisme is dan ook dat de overheid 'door de omzetting van beide geldsoorten het economisch proces tot stand brengt' (pag. 187).

‘Niemand zal ontkennen dat waarden en normen belangrijk zijn en van grote betekenis voor het functioneren van de economie. Ook rechtvaardigheid, solidariteit en rentmeesterschap kunnen bij een breed publiek op bijval rekenen’.

3. Beoordeling

Is het pleidooi voor een twee-dimensionaal geldstelsel een zinnig of een onzinnig pleidooi? Een haalbaar of een onhaalbaar pleidooi? Niemand zal ontkennen dat waarden en normen belangrijk zijn en van grote betekenis voor het functioneren van de economie. Ook rechtvaardigheid, solidariteit en rentmeesterschap kunnen bij een breed publiek op bijval rekenen. Of dat ook voor de splitsing tussen productiegeld en consumptiegeld het geval zal zijn, moet echter ernstig worden betwijfeld. Het boek roept veel vragen op, zowel van fundamentele aard als met betrekking tot de beoogde werking van het communalisme.

Dejinicie

Een eerste vraag betreft de definitie van economie. De auteur heeft daarvoor een encyclopedie geraadpleegd. Daarin werd economie omschreven als 'de wetenschap waarin de samenhang wordt bestudeerd tussen maatschappelijke verschijnselen die voortvloeien uit het streven naar welvaart.' We herkennen hierin iets van de klassieke benadering van Adam Smith en zijn volgelingen. De auteur herkent echter iets anders: 'Dit is sociologie.' (pag. 56). Economie is niets meer dan economische sociologie, 'een specialisme zoals er in de sociologie zoveel specialismen bestaan.' Hij erkent dat er ook andere definities in omloop zijn, maar 'zonder deze de revue te willen laten passeren is de vraag of die wezenlijk afstand nemen van dit beeld.' Helaas is de auteur niet bij de economische wetenschap te rade gegaan, naast Adam Smith bij Alfred Marshall en Amartya Sen, of bij zijn reformatorische collega's uit de kring van de Wijsbegeerte der Wetsidee, die ook zo nadrukkelijk aansluiting zoekt bij normen en waarden die in de schepping verankerd liggen. Is hier toch niet te veel de 'socioloog met bijvak economie' aan het woord en plaatst de auteur zich hierdoor bij voorbaat niet buiten het debat over de economie als normatieve wetenschap?

Dat de auteur zich zo weinig verdiept heeft in de economische literatuur wreekt zich ook in zijn felle afl^eer van het kapitalisme. Nu is er veel mis met de kapitalistische ordening, maar wie 'Kapitalisme en vooruitgang' van Goudzwaard' leest of 'Kapitalisme contra kapitalisme' van Albert'" komt op zijn minst zeven gezichten van het kapitalisme tegen.”

Geld en geldzticht

Ondanks - of is het dankzij? - de sociologische blik van de auteur komt de mens als handelende economische actor nauwelijks in beeld. De structuren zijn fout, en door andere structuren komt er een betere wereld. Men zou verwachten dat een beschouwing over een economie die gefundeerd is op theologie en ethiek, en waarin zo nadrukkelijk de mens cen-

traal wordt gezet, ook uitgaat van een bepaald mensbeeld. In andere 'normatieve gedachten over de economie, markt en samenleving''"' werd daar in ieder geval wel de nadruk op gelegd. Tekenend is in dit verband dat de auteur geld als de wortel van alle kwaad beschouwt: "IVloney is the root of all evil" zingt de tekst van een bekende song een volkse wijsheid na.' (pag. 123). iVIaar had hij als theoloog niet beter te rade kunnen gaan bij Paulus in 1 Timotheüs 6:10: want de geldgierigheid is een wortel van alle kwaad.' Volgens de Kanttekeningen staat er in het Grieks: de liefde des gelds.' Niet het geld, maar de geldzucht is het probleem. En dit raakt de 'zinkern' zoals het in de reformatorische wijsbegeerte wordt genoemd van de economie: ensen hebben onbegrensde begeerten en vanwege beperkte middelen is er schaarste. Wanneer Goudzwaard spreekt over een 'economie van het genoeg' geeft hij als het ware een alternatief voor deze zinkern." Daarin zijn theologie en ethiek daadwerkelijk funderend voor de 'andere' economie. Maar Rick Steur heeft erop gewezen dat zo'n andere economie een ander geloof vereist.'" Niet een ander geldstelsel maar een andere mens. Een vernieuwde mens.

Apathische mensen

Cruciaal is hoe mensen op het duale geldstelsel zullen reageren. De auteur ziet deze vraag helaas niet onder ogen. Willen mensen nog wel werken als ze het extra inko­ men niet vrij kunnen besteden? Een paar jaar geleden stonden de kranten vol van de 'armoedeval': mensen bleken niet te willen gaan werken als vanaf een uitkering hun inkomsten in een betaalde baan nauwelijks toenamen. Creëert het communalisme geen apathische mensen naar het mensbeeld van de homo Sovjetticus uit het communisme? Volgens de auteur brengt de overheid het economisch proces op gang. Dit staat haaks op was Adam Smith schreef, namelijk dat mensen 'a human propensity' hebben 'to truck, barter and exchange."' En hoewel de auteur spreekt over het centraal stellen van de mens en het bevrijden van mensen van de dingen die over hen heersen, is er in het communalisme juist geen sprake van heersen van de overheid over mensen? Die wisselkoersen worden immers met dwang toegepast op straffe van overtreding. Hoe verhoudt dat zich allemaal tot de rechten van de mens, waar de auteur zich in zijn eerste hoofdstukken zo sterk voor maakt? Bij nadere beschouwing is de relatie tussen het betoog over normen en waarden en het voorgestelde communalisme flinterdun. Eigenlijk is het gewoon een gedachte-experiment tegen de achtergrond van een aantal encyclieken.

‘Creëert het communalisme geen apathische mensen naar het mensbeeld van de homo Sovjetticus uit het communisme? ’

Praktische haalbaarheid

Ten slotte kunnen allerlei vragen bij de praktische haalbaarheid van het gedachte-experiment worden gesteld. Waar koersen zijn kan immers gespeculeerd worden. Hoe gaat de overheid daar mee om? Zeker ook gegeven het internationale karakter van de valutahandel. Hoe sluiten productie-en consumptiekoersen daar overigens op aan? Kan een individueel land wel op het communa­ lisme overgaan en tegelijkertijd alle relaties met de wereldeconomie onderhouden? Of in elk geval met de Europese Unie? Of verondersteld het stelsel een wereldregering of op zijn minst een centrale Europese regering? En kan zo'n regering de klus van het vaststellen van al die koersen aan? Aan het begin van de twintigste eeuw heeft de Oostenrijkse econoom Ludwig von Mises er al op gewezen dat een centraal geleide economie - het economisch communisme waar de auteur met zoveel sympathie over spreekt - tot mis-

lukken is gedoemd.'" De overheid kan gewoonweg alle informatie en calculaties die nodig zijn om de gehele economie te sturen niet aan. Het gaat dan niet om het falen van de overheid zoals in het vakgebied van de economie van de publieke sector wordt bestudeerd, maar om een fundamentele onmogelijkheid.

‘Wanneer de Kerk c.q. het theologisch denken met een terechte afwijzing van het communisme het kapitalisme wil corrigeren, dan vindt zij in hen die het communisme aanhingen en misschien nog toegenegen zijn, meer principiële en dus betere medestanders dan binnen het zelfgenoegzame kapitalisme te vinden zijn.’

Morele legitimiteit

Maar zelfs als het technisch mogelijk zou zijn, rijst de vraag naar de morele legitimiteit van het communalisme. Behalve om de rechten van de mens gaat het dan om de verantwoordelijkheid van de mens. Uiteindelijk staat de mens in een antwoord-relatie met zijn Schepper. Daarover spreekt de auteur niet. Het spreken van de kerk heeft bij hem alleen een horizontale dimensie. Dat heel de geschapen werkelijkheid in dienst staat van de eer van God vinden we hooguit in het motto: 'Geprezen zij de heer, de god van Israel / Omdat hij omziet naar zijn volk en het bevrijdt.'

Het communalisme zal echter geen bevrijding brengen, zelfs niet als horizontaal evangelie, en daarmee is het pleidooi voor een twee-dimensionaal geldstelsel niet alleen ondoordacht en onhaalbaar, maar ondergraaft het ook zijn eigen fundament. Toch jammer dat de overheid geen wisselkoers hanteert om de vaste boekenprijs te corrigeren voor de consumentenwaarde.

N.a.v. N.J. Kieftenburg, Pleidooi voor een twee-dimensionaal geldstelsel - Economie: Waarden en normen, Budel: Uitgeverij Damon, ISBN 9055736856, Prijs: € 15, 90.

Noten

1. A. Marshall, Principles of Economics, 1890.

2. A. Smith, The wealth of nations, 1775 en The Theory of Moral Sentiments, 1790.

3. A. Sen, On ethics and economics, Oxford 1992.

4. B. Goudzwaard, Kapitalisme en vooruitgang, Assen 1982; B. Goudzwaard, H.M. de Lange, Genoeg van teveel, genoeg van te weinig - Wissels omzetten in de economie, Baarn 1986; B. Goudzwaard, 'Reformatorische cultuurkritiek en economische orde', In: Reformatorische cultuurvwe, Nunspeet 1993, p. 54-62.

5. R. Haan, Economie van de eerbied, Delft 1985.

6. R.A. Jongeneel, Economie van de barmhartigheid - Een christelijk normatieve visie op de economie. Kampen 1996.

7. J.J. Polder en J. van Leerdam (red). Tussen beginsel en belang - Normatieve gedachten over economie, markt en samenleving, Houten 1998,

8. R, A, Jongeneel, J, W, DoUekamp, S.M, de Jong, Economie in orde? - Grondslagen van economisch beleid, Nunspeet 1997,

9. B, Goudzwaard, Kapitalisme en vooruitgang, Assen 1982

10, M, Albert, Kapitalisme contra kapitalisme, Amsterdam 1992,

11, C, Hampden-Turner, F, Trompenaars, F, Duchateau, Zeven gezichten van het kapitalisme : cultuurverschillen tussen de VS, Japan, Duitsland, Frankrijk, Groot-Brittannie, Zweden en Nederland, Amsterdam 1994,

12, J, J. Polder en J, van Leerdam (red, ). Tussen beginsel en belang - Normatieve gedachten over economie, markt en samenleving. Houten 1998,

n, B, Goudzwaard, Kapitalisme en vooruitgang. Assen 1982; B, Goudzwaard, H, M, de Lange, Genoeg van teveel, genoeg van te weinig - Wissels omzetten in de economie, Baarn 1986: B, Goudzwaard, 'Reformatorische cultuurkritiek en economische orde', In: Reformatorische cultuurvisie, Nunspeet 1993, p, 54-62,

14, R, Steur, Een andere economie vraagt om een ander geloof - Gespreksboekje over het gangbare denken, 's-Gravenhage 1989,

15, A, Smith, The wealth of nations, 1776 en The Theory of Moral Sentiments, 1790,

16, Ludwig von Mises, Economic calculation in the Socialist Commonwealth, 1935,

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 2006

Zicht | 48 Pagina's

Geld of geldzucht als bron van alle kwaad?

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 juni 2006

Zicht | 48 Pagina's