Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Accenten in hedendaags jeugdbeleid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Accenten in hedendaags jeugdbeleid

14 minuten leestijd Arcering uitzetten

In deze bijdrage beschrijft drs. J.A. Schippers het jeugdbeleid in Nederland vanaf 2005. Duidelijk wordt dat de overheid een tweesporenbeleid volgt. Het ene spoor is preventie, het andere spoor is de jeugdzorg. Het beleid is echter niet altijd even consistent.

De laatste jaren voert de Nederlandse overheid voor de jeugd een tweesporenbeleid. Het ene spoor is preventie van jeugdproblematiek. Dit deel van het beleid wordt vooral behartigd door de lokale overheden, de gemeenten. Het andere spoor is de jeugdzorg, wat vooral door de provincies wordt uitgevoerd. De achterliggende gedachte van dit tweesporenbeleid is meer efficiëntie: wanneer de gemeenten hun preventieve beleid goed uitvoeren, is er minder geld nodig voor de (veel duurdere) jeugdzorg. In deze bijdrage worden vormen en accenten van het jeugdbeleid beschreven en van kritische kanttekeningen voorzien.

Preventief jeugdbeleid

Het preventieve jeugdbeleid dat door de gemeenten wordt uitgevoerd heeft drie doelstellingen: a) het versterken van de maatschappelijke positie van jongeren; b) het vergroten van de binding aan en de betrokkenheid bij de samenleving van de jeugd; en c) het toerusten van voorzieningen om uitval of ontsporing van jeugdigen te voorkomen.

Veel beleidsterreinen van de gemeentelijke overheid zijn bij dit preventieve jeugdbeleid betrokken, zoals: welzijn, sport, jeugdgezondheidszorg, onderwijs en arbeidsbemiddeling. De verster­ king van het lokale jeugdbeleid is een goede zaak, omdat problemen van en met jongeren beginnen op de plaats waar zij wonen: in het gezin, op school, in de werkomgeving. Vaak komen problemen ook het eerst ter sprake bij voorzieningen die dicht bij huis zijn gesitueerd, zoals de huisarts, de leraar, de wijkagent of de (wijk)predikant. Het is van groot belang dat personen die deze beroepen of ambten uitoefenen goed worden toegerust zodat zij leren om signalen op te pakken en vroegtijdig herkennen dat een jongere met een probleem worstelt. Dat signaal of probleem kan heel uiteenlopend van aard zijn. De lokale overheid moet ervoor zorgdragen dat er een goede samenwerking en informatie-uitwisseling is tussen personen en instanties die verantwoordelijk zijn op de vier verschillende leefdomeinen van jeugdigen: gezin, school, buurt en werk. Ik loop deze vier domeinen langs.

a) het gezin

Ouders zijn de eerstverantwoordelijken voor opvoeding en vorming van hun kinderen. Ouders zullen dus ook als eerste ingeschakeld moeten worden op het moment dat er problemen zijn met bepaalde (groepen) jongeren. Het is een goede zaak wanneer een jongere een overtreding heeft be-

Drs. J.A. Schippers, DIRECTEUR GUIDO DE BRES-STICHTING

gaan, bijvoorbeeld verstoring van de openbare orde of vernieling van een bushokje, dat de ouders worden geïnformeerd en betrokken bij de straf of indien nodig bij begeleiding en zorg. In ernstige gevallen van ontsporing van de jongere kan het nodig zijn zorg aan de ouders aan te bieden in de vorm van specifieke opvoedingsondersteuning.

Een ander, steeds vaker voorkomend verschijnsel is dat gemeente en/of politie moeten constateren dat jongeren aan zichzelf worden overgelaten door de ouders of dat de jongeren door wat voor oorzaken dan ook geen goede opvoeding gehad hebben. Schrijnend is het verhaal van een jongere die in dronken toestand 's nachts ergens langs de weg gevonden werd en wiens ouders hem na een telefoontje van een voorbijganger niet gelijk wilden komen halen omdat ze zelf nog op een feestje waren. In dergelijke gevallen is opvoedingsondersteuning en het maken van afspraken met ouders noodzakelijk. Tegelijk is het de vraag in hoeverre zulke ouders hiervoor openstaan. Naast probleemjongeren zijn er namelijk ook probleem-ouders.

b) onderwijs

Vervolgens ligt er een grote verantwoordelijkheid bij het onderwijs om problemen bij jongeren vroegtijdig te signaleren. Zo kan voorkomen worden dat problemen onnodig verergeren en kan het beroep op de jeugdzorg zoveel mogelijk worden vermeden. Leraren en schooldirecteuren kunnen een belangrijke rol spelen in het preventieve beleid, bijvoorbeeld als het gaat over voorlichting. Sommige Nederlandse gemeenten kennen een school-adoptieplan. Daarin wordt een school 'geadopteerd' door een politieagent die regelmatig de school komt bezoeken en voorlichtingslessen geeft. Daarnaast kan de gemeente scholen stimuleren om voorlichting te laten geven over de gevaren van alcohol, drugs, gokken, sexverslaving en harde muziek.

’Schrijnend is het verhaal van een jongere die in dronken toestand 's nachts ergens langs de weg gevonden werd en wiens ouders hem na een telefoontje van een voorbijganger niet gelijk wilden komen halen omdat ze zelf nog op een feestje waren.’

Bij frequent schoolverzuim of vroegtijdig schoolverlaten door jongeren zullen scholen en de gemeente nauw samenwerken. Elke gemeente kent een leerplichtambtenaar die optreedt wanneer ouders hun kinderen niet naar school sturen, danwei wanneer leerplichtige jongeren spijbelen. Het is belangrijk dat de leerplichtambtenaar de oorzaak van het schoolverzuim achterhaalt. Achter het veelvuldig spijbelen kan een verborgen hulpvraag van de jongere schuilgaan! Het doel moet zijn dat jongeren niet voor­ tijdig, dat wil zeggen zonder diploma, de school verlaten. Daardoor wordt hun kans op het verkrijgen van een betaalde baan namelijk aanzienlijk kleiner.

c) buurt of wijk

Hoe brengen jongeren hun vrije tijd door in de buurt of wijk waar ze wonen? Zijn er goede voorzieningen voor (breedte)sport en ontspanning? In Nederland sporten jongeren steeds minder. Het project "Jeugd in beweging" wil daar verandering in brengen. Het komt ook vaak voor dat jongeren doelloos rondhangen in de buurt en als gevolg hiervan verkeerde dingen gaan doen. Dat kan uiteenlopen van het schoppen van lawaai, overmatig drankgebruik, het aanrichten van vernielingen of zelfs het plegen van inbraken of op andere wijze lastigvallen van medebewoners. Vaak ligt een ontoereikende opvoeding of een gebroken gezinssituatie ten grondslag aan dit problematische gedrag. Een gemeente moet daarom, in samenwerking met buurt-

werk en wijkagent, een goed veiligheids-en jeugdbeleid op touw zetten om jeugdcriminaliteit een slag voor te zijn en terug te dringen.

d) werk

Wanneer jongeren hun opleiding hebben voltooid, is het belangrijk dat zij zo snel mogelijk een betaalde baan vinden. Deelname aan het arbeidsproces bevordert immers een zelfstandig bestaan in de samenleving.

Sinds 1998 is de Wet inschakeling werkzoekende (Wiw) van kracht. Het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) en de gemeentelijke overheid werken op grond van deze wet samen om de jeugdwerkloosheid aan te pakken. Voor een jongere die al een halfjaar werkloos is, wordt een individueel traject opgesteld, gericht op toeleiding naar werk. Het volgen van een vakopleiding kan een onderdeel van het persoonlijke traject vormen. Ook is het mogelijk dat een jongere een baan krijgt aangeboden om werkervaring op te doen. Deze jongeren komen dan in dienst van de gemeente en worden voor maximaal een jaar gedetacheerd bij een werkgever tegen minimum jeugdloon. Intussen zoekt de jongere samen met het CWI naar een betaalde baan.

En nu de Jeugdzorg

Hiermee is het eerste spoor, het preventieve jeugdbeleid door de gemeenten, weergegeven. Over het tweede spoor, de jeugdzorg, kan ik aanmerkelijk korter zijn. Dat beleid wordt hoofdzakelijk door de provincies en regionale overheden vorm gegeven.

Eén van de nadelen van het Nederlandse systeem is de enorme versnippering van de jeugdzorg over allerlei verschillende instanties. Per 1 januari 2005 is daarom een nieuwe Wet op de jeugdzorg aangenomen die probeert een samenhangend en integraal wettelijk kader voor de jeugdzorg te bieden. Voor jongeren of ouders die hulp zoeken is er één regionaal of provinciaal loket gevormd voor alle vormen van Jeugdhulpverlening. Via dit bureau wordt de jeugdzorg in de provincie gecoördineerd. Een belangrijke vernieuwing is bijvoorbeeld dat de kinderbescherming nu geïntegreerd is in de provinciale en regionale bureaus voor Jeugdzorg. De provincies zijn ervoor verantwoordelijk dat er een voldoende aanbod is van jeugdzorg en jeugdhulpverlening. Daarnaast hebben zij tot taak dat de Jeugdzorg ook gemakkelijk toegankelijk is voor hulpvragers. Het huidige kabinet zet deze trend voort en wil komen tot de vorming van Centra voor Jeugd en Gezin in elke gemeente. Zie daarvoor de bijdrage van mr. drs. W.M.J. de Wildt en G. Leertouwer elders in dit nummer.

Opmerkingen vanuit de Bijbel

Wanneer het gaat over het thema jeugd-en jongerenbeleid is het allereerst van belang om na te gaan wat de Bijbel, Gods Woord, hierover zegt. De boeken Spreuken en Prediker geven veel wijze raadge­ vingen voor de jeugd. Salomo zegt bijvoorbeeld in Prediker 11 vers 9: "Verblijd u, o jongeling, in uw jeugd, en laat uw hart zich vermaken in de dagen van uw jongelingschap, en wandel in de wegen van uw hart en in de aanschouwing van uw ogen; maar weet dat God om al deze dingen u zal doen komen voor het gericht". Op dezelfde wijze moeten alle bestuurlijke beslissingen getoetst worden aan Gods geboden, waarbij het hoofddoel is dat jongeren in hun leven antwoord kunnen geven op de roepstem van God en op de roeping om God en hun naaste lief te hebben.

Veelzeggend zijn de woorden: "En gedenk aan uw Schepper in de dagen van uw jongelingschap voordat de kwade dagen komen en de jaren naderen, waarvan gij zeggen zult: ik heb geen lust in dezelve" (Prediker 12 vers 1). Zowel voor de jeugd als voor een politieke bestuurder geldt dat we erop moeten letten om voorzichtig te wandelen, niet dwaas, eigenwillig of onverstandig, maar luisterend naar de wil van God de Heere, zoals Paulus dat in het vijfde hoofdstuk van zijn Efeze-brief schrijft. De neiging van volwassenen om jongeren negatief te benaderen is al ter sprake gebracht. Opmerkelijk is dat gereformeerde predikanten uit de 18e eeuw juist met grote bewogenheid over de jeugd spreken. Ik denk dat dit een goede, vruchtbare houding is voor burgerlijke en kerkelijke bestuurders.

Vanuit voorgaande summier weergegeven bijbelse uitgangspunten

hebben wij kritiek op het hedendaagse Nederlandse jeugd-en jongerenbeleid. Ik heb dit in de vier volgende punten samengevat. Ten einde niet in het negatieve te blijven steken, volgen ter afsluiting twee positieve suggesties.

Autonomie-denken

Het belangrijkste punt waarop wij kritiek oefenen is het autonomie-denken. Mensen, ook jonge mensen, kunnen niet zelf bepalen wat goed of kwaad is. Dat wordt ons van buitenaf aangereikt via de Bijbel en de Tien Geboden, waarvan de samenvatting luidt dat we God zullen liefhebben boven alles en de naaste als onszelf. Uiteindelijk gaat het om de vraag of wij denken vanuit onszelf (egoïsme), vanuit de groep (collectivisme) of vanuit Christus. Een goed christenmens is een vrij mens over allen, maar tegelijk een dienaar van allen, zo schreef de hervormer Maarten Luther in 1520. Een waar woord, dat we ons wel elke dag mogen te binnen brengen. Voor het jongerenbeleid betekent dit dat wij erop gericht zijn om ze bij te brengen dat ze (1) tegenover Christus verantwoordelijk zijn voor alles wat ze doen; (2) dat ze niet alleen maar hun eigen wil of gedachte volgen, maar ook rekening houden met anderen om zich heen en (3) dat ze in het licht van de Bijbelse boodschap ook zelfstandig een mening kunnen en mogen vormen over hoe zij in het leven willen staan.

De sleutel ligt in het gezin

Ons tweede punt van kritiek be­ treft de positie van het gezin in het Nederlandse beleid. Het is positief dat via opvoedingsondersteuning en gezinscoaches hulp wordt geboden aan probleemjongeren en probleemgezinnen. Intussen stimuleert diezelfde overheid gezinsontwrichtende maatregelen. Hierbij denken wij aan de druk om beide ouders zoveel mogelijk aan het arbeidspro­ ces te laten deelnemen. De sollicitatieplicht geldt ook voor alleenstaande ouders met kinderen ouder dan vier jaar. De overheid wil blijkbaar dat moeders die jonge kinderen thuis hebben en verzorgen de arbeidsmarkt opgejaagd worden. Jeugd-en jongerenbeleid gaat daardoor lijken op dweilen met de kraan open. Maar het is moeilijk om in het huidige tijdsgewricht niet-christenen te overtuigen van het verband tussen enerzijds dit beleid dat er toe leidt dat het gezin geen veilige thuishaven meer is en anderzijds de problemen van sommige kinderen en jongeren. Onze stelling is helder: Jeugdbeleid staat of valt met het gezinsbeleid. Zolang de overheid niet écht investeert in het gezin als hoeksteen van de sa­ menleving, kan zij zelfs met het beste jeugdbeleid niet veel bereiken.

’Zolang de overheid niet écht investeert in het gezin als hoeksteen van de samenleving, kan zij zelfs met het beste jeugdbeleid niet veel bereiken.’

Individualisering

In de derde plaats bevordert de overheid teveel de individualisering. In toenemende mate ziet zij ouders als 'partners' uit zowel economisch als sociaal oogpunt. Het gezin is geen hechte economi­ sche en sociale eenheid meer. Vervolgens redeneren veel mensen vanuit de vraag: "Wat heb ik eraan? ". De SGP pleit voor een mentaliteitsverandering waarbij allereerst de plichten van de ouders tegenover het kind centraal staan. Kinderen krijgen is ook: investeren in kinderen. Zij geven immers gestalte aan de toekomstige samenleving. Rondhangende jeugd wordt al snel als een probleem ervaren, ook als ze geen overlast veroorzaken. Goedbeschouwd berust deze ergernis op onzin, want het is van alle eeuwen dat de jeugd elkaar opzoekt.

Inconsistentie

In de vierde plaats is er onvoldoende consistentie van beleid, en dan denken we bijvoorbeeld

aan de weekhartige aanpak van de drugs-en alcoholverslaving en de bestrijding van geweld in de media. Daardoor geraken veel jongeren geestelijk en fysiek aan lager wal. Hiermee hangt samen dat het jeugdbeleid teveel gericht is op het bestrijden van symptomen. Aan ontwikkeling van preventief jeugdbeleid wordt de laatste jaren hard gewerkt, maar het is naar mijn smaak nog te weinig verweven met de opvoedende taak van ouders. Binnen het gezin moet het jeugdbeleid allereerst gestalte krijgen door voldoende aandacht, liefde, geborgenheid en de overdracht van waarden en normen.

De taak van de kerken

In positieve zin lijkt het mij voor de lokale situatie van belang te wijzen op de taak van de kerken bij het jongerenbeleid. In verschillende gemeenten is er sprake van periodiek overleg tussen de gemeentelijke overheid en de kerken. Daarbij dient ook het lokale jeugdbeleid expliciet ter sprake te komen.

Het kerkelijke clubwerk voor jeugdigen kan een belangrijke preventieve werking hebben en ook bijdragen aan een vroegtijdige signalering van problemen in de thuissituatie. Traditioneel zijn de (bevindelijk)-gereformeerde kerken nogal gesloten van aard, in die zin dat zij jeugdwerk vooral organiseren voor de eigen jongeren. Juist in onze tijd zullen kerken meer moeten zoeken naar aanvullende, passende vormen van open jeugdwerk, bijvoorbeeld laagdrempelige bijeenkom­ sten waarvoor alle jongeren in het dorp (kerkelijk of niet-kerkelijk) worden uitgenodigd. Het is goed wanneer verschillende vormen van kerkelijk jeugdwerk een uitstraling hebben naar de gehele burgerlijke samenleving.

Verder doet de kerk er ook goed aan om de jeugd positief tegemoet te treden. Spreek jongeren aan op hun talenten, mogelijkheden en verantwoordelijkheid. Schakel hen bijvoorbeeld in bij het opzetten van een website voor de kerkelijke gemeente. En laat bij het pastorale huisbezoek de jongeren en kinderen ook aan de beurt laten komen. Ambtsdragers mogen heel duidelijk zijn over de belangrijke vormende waarde van een hecht gezinsleven voor jongeren. Daarbij kan de schadelijke invloed van moderne media, zoals televisie en internet, openlijk ter sprake worden gebracht en een poging worden gedaan om een gesprek hierover op gang te brengen tussen jongere en oudere mensen. Het preventieve jongerenbeleid is met name voor de kerk en voor de lokale overheid van betekenis. Het gaat erom de situatie te vermijden dat men van incident naar incident hobbelt. Dan is het risico niet denkbeeldig dat men zich laat leiden door de gebeurtenissen. Wanneer groepen jongeren problemen veroorzaken in de burgerlijke of kerkelijke gemeente, is het goed met de jongeren zélf in gesprek te gaan om tot een oplossing te komen.

Jeugdgemeenteraad

Voor het bevorderen van de binding aan de samenleving is het aan te bevelen om jongeren te betrekken bij het gemeentelijke beleid. Naar mijn idee kun je daar al op vrij jonge leeftijd mee beginnen, bijvoorbeeld door het instellen van een jongerenraad of een jeugdgemeenteraad. Wanneer zaken of projecten in het dorp of de regio door jongeren zelf worden geïnitieerd of gerealiseerd, voelen ze zich er meer mee verbonden. Het vergroot ook hun verantwoordelijkheidsbesef. Uiteraard moet vooraf duidelijk aangegeven zijn wat het doel is van hun inbreng en wat de kaders zijn. Want als je aan jongeren vraagt 'wat wil je' dan is de kans aanwezig dat ze alleen maar dingen willen die niet te realiseren zijn. Maar zij kunnen zelf wèl het beste aangeven waar bijvoorbeeld een speeltuin of een jeugdhonk moet komen.

In verschillende Nederlandse gemeenten functioneert al enige jaren een jeugdgemeenteraad. Er moeten wel duidelijke voorwaarden aan zo'n jongerenorgaan worden gesteld. De bevoegdheden, het budget en de (on)mogelijkheden van zo'n jeugdraad moeten duidelijk afgebakend zijn en met de jongeren gecommuniceerd worden. Wanneer de jeugdraad een goede binding heeft met de jeugd uit de hele gemeente, kan zij een belangrijke functie vervullen. Het is een manier om jongeren te leren medeverantwoordelijkheid te dragen voor een klein onderdeel van het beleid in het openbaar bestuur. De uiteindelijke verantwoordelijkheid voor de besluitvorming blijft uiteraard bij de gemeenteraad liggen.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 2007

Zicht | 78 Pagina's

Accenten in hedendaags jeugdbeleid

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 november 2007

Zicht | 78 Pagina's