Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

“SGP wil wel moderniseren, maar doet dat met mate”

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

“SGP wil wel moderniseren, maar doet dat met mate”

Dr. H.A. Post promoveert op heikel thema van SGP en vrouwenkiesrecht

16 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het was een revolutionair besluit om in 2006 het lidmaatschap van de SGP voor vrouwen open te stellen, maar het was niet genoeg om de rust in de partij rond deze zaak te krijgen, stelt dr. Henk Post. “De SGP wil wel moderniseren, maar doet dat in haar eigen tempo.”

Op 9 maart jongstleden promoveerde dr. Henk A. Post aan de Vrije Universiteit te Amsterdam op zijn proefschrift In strijd met de roeping der vrouw. De Staatkundig Gereformeerde Partij en het vrouwenkiesrecht.1 In Nederland werd in 1848 de parlementaire democratie ingevoerd, met een zeer beperkt mannenkiesrecht. Vanaf rond 1870 ontwikkelde zich de strijd om de invoering van algemeen kiesrecht, waarbij men in eerste instantie alleen dacht aan mannenkiesrecht. De geschiktheid gold als criterium. Onder invloed van de vrouwenbeweging die zich destijds in toenemende mate ging ontplooien, nam de roep om vrouwenkiesrecht toe. Nederland had daarvoor vijftig jaar nodig: vanaf 1919 hadden alle volwassen mannen en vrouwen passief kiesrecht (het recht om gekozen te worden) en actief kiesrecht (het recht om te stemmen). In 1922 kreeg de vrouw in de grondwet dezelfde burgerrechten als de man.

Huismanskiesrecht
Dr. Post, die inmiddels voor de derde (!) keer promoveerde, gaat uitvoerig in op discussies over het vrouwenkiesrecht in antirevolutionaire kring, zoals ten tijde van Kuyper en De Savornin Lohman. De ARP en in haar voetspoor de SGP, in 1918 opgericht, legde een grote nadruk op hiërarchische verhoudingen en de taakverdeling van man en vrouw. Kuyper aanvaardde de parlementaire democratie, maar verwierp het revolutionaire, individualistische kiesrecht. Hij wenste organisch kiesrecht en voor de Tweede Kamer huismanskiesrecht. Het vrouwenkiesrecht werd in de kiesrechtstrijd door de antirevolutionairen afgewezen met een beroep op de bijbelse positie van de vrouw. Toch aanvaardden zij het actieve vrouwenkiesrecht direct vanaf 1919 in de praktijk. De partij riep de vrouwen op te gaan stemmen, maar paste haar beginselprogram op dit punt pas aan in de jaren 1930. Op het passieve vrouwenkiesrecht moesten de eigen vrouwen nog enige decennia wachten. Pas na de Tweede Wereldoorlog, in 1953, werd het officieel mogelijk dat vrouwen werden gekandideerd, waarna het nog eens tien jaar duurde voordat vrouwen in de praktijk de partij gingen vertegenwoordigen. De ARP was in haar benadering van het passieve kiesrecht voor de vrouw conservatiever dan de andere grote politieke partijen, maar ook daar leefden weerstanden die pas geleidelijk sleten. In de SGP was deze omslag ondenkbaar. Ja, ds. Kersten was zelfs tegen actief vrouwenkiesrecht. Nadat in 1919 het vrouwenkiesrecht volledig was ingevoerd, maakte hij van de afwijzing ervan een identiteitskenmerk van zijn partij, zo stelt Post. Desondanks stemden ook vrouwen uit zijn achterban en had de SGP door de jaren heen haar zetels in de politiek mede aan vrouwenstemmen te danken. Pas in 1989 werd deze afwijzing opgeheven. Een merkwaardige zaak omdat ds. P. Zandt, die ds. Kersten opvolgde, zelf geen tegenstander was van het stemmen door vrouwen. Binnen het GPV, laat staan bij de ChristenUnie, speelde de vrouwenkwestie (helemaal) niet.

Modernisering
In het begin van de jaren 1980 nam SGP-partijvoorzitter ds. H.G. Abma het initiatief om het vrouwenstandpunt van de partij te moderniseren en meer in overeenstemming te brengen met de opvattingen en praktijk in de achterban. Nadat het actieve vrouwenkiesrecht in 1989 niet langer in het beginselprogram was opgenomen, resteerden ten opzichte van de andere politieke partijen officieel nog twee punten van verschil: de afwijzing van het vrouwenlidmaatschap en van het passieve vrouwenkiesrecht. Vanaf 1984 was een gering aantal vrouwen lid geworden van een plaatselijke SGP-kiesvereniging en daarmee van de partij. “Toen dit landelijk bekend werd, stond het hoofdbestuur voor de opgave een oplossing te vinden, want het paste niet in de partijtraditie.”De kwestie leidde tot de ernstigste crisis in het bestaan van de partij in 1993, mede door gebrek aan effectief leiderschap, aldus Post. De partij besloot in juni 2006 dat de vrouw gewoon lid van de partij kon worden. Het argument was dat een politieke partij tot het private en niet tot het publieke domein behoorde, zoals daarvoor de mening was. Het passieve kiesrecht kreeg de vrouw niet. De partijleiding wenste die mogelijkheid niet aan de partij voor te leggen, ondanks dat een aanzienlijke minderheid er voor was. Want regeren behoorde de vrouw niet te doen.

Toenemend onbegrip
Uit een opiniepeiling van het NIPO in november 2001 bleek dat 88 procent van de ongeveer 1000 ondervraagden het vrouwenstandpunt van de SGP afkeurde en slechts vier procent er begrip voor kon opbrengen. Het verbod op discriminatie werd door 67 procent gesteld boven de vrijheid van godsdienst. Slechts veertien procent kon er begrip voor opbrengen dat een politieke partij zich beriep op een heilig boek. “Met haar vrouwenstandpunt was de partij steeds meer vervreemd geraakt van een samenleving waarin de vrouw emancipeerde”, commentarieert Post in zijn proefschrift. “Op zich was dit een ernstig probleem voor de SGP, want haar electorale aantrekkingskracht nam daardoor af. Maar zij kreeg ook te maken met maatschappelijke druk en met rechtszaken die invloed uitoefenden op het denken in de achterban.” Post beschrijft uitvoerig de verschillende juridische processen die tegen de SGP zijn gevoerd, onder meer vanwege het feit dat het SGP-standpunt in strijd zou zijn met het VN-vrouwenverdrag. Twee jaar na de invoering van het buitengewone lidmaatschap in 1996 bleek dat de animo ervoor zeer gering was. De partij had sinds januari 1997 slechts dertien buitengewone leden geregistreerd: zeven vrouwen en zes mannen. Volgens de toenmalige secretaris van het partijbureau, D. Nieuwenhuis, weigerden zeker 110 van de in totaal 256 kiesverenigingen van de SGP vrouwen te aanvaarden als buitengewoon lid. Hoe dan ook, men zag dit buitengewoon lidmaatschap als een compromis dat nauwelijks mensen had overtuigd. Opvallend is dat onder SGP-bestuurders (zoals raadsleden, wethouders en burgemeesters) een duidelijk groeiende groep vóór het vrouwenkiesrecht was. Post beschrijft hoe het SGP-hoofdbestuur en Kamerfractie elke weer moesten uitleggen waarom de partij vasthield aan de lijn dat “aan vrouwen het regeerambt niet toekomt”. Interessant is ook de moeizame totstandkoming van de publicatie van de brochure Man en vrouw schiep hij ze. Politieke participatie door mannen en vrouwen in bijbels perspectief in 2006, geschreven op voorstel van het hoofdbestuur. De rechter had in september 2005 inmiddels de subsidie aan de SGP ingetrokken. Van der Vlies plaatste de rechterlijke uitspraak in de geestelijke strijd om het gezag van de Bijbel, zo schrijft Post. “Ondertussen was de eigen achterban verdeeld over de uitleg van dit heilige boek en emancipeerde de vrouw in eigen kring. De vraag was in hoeverre dit het officiële partijstandpunt ging beïnvloeden.” Dat ging vooralsnog niet snel. In de pers verschenen voor- en tegenstanders in SGP-kring. De tegenstellingen waren in die zin groot omdat er SGPers waren die vonden dat vrouwen zelfs niet eens mochten stemmen, terwijl andere partijgenoten geen bezwaar hadden dat vrouwen zitting namen in raden, Staten of Kamers.

Exegese Schrift
Eén van de argumenten van de voorstanders van het passieve vrouwenkiesrecht was dat de Bijbel nergens leert dat vrouwen geen politieke functies mochten bekleden. Man en vrouw zijn naar Gods scheppingsordening niet gelijk, maar wel gelijkwaardig of complementair, zo betoogde ds. P. Vermaat. Drs. H.F. Massink stelde dat de scherpe cesuur tussen besturen van een vereniging en zitten in een gemeenteraad gekunsteld was. Feit was dat vrouwen steeds meer gingen studeren en allerlei bestuursfuncties bekleedden in de maatschappij. Waarom dan niet in de politiek? Post wijst erop hoezeer de kwestie van het vrouwenkiesrecht afhing van de visie op de Schrift. De reden dat Kuyper en Kersten de vrouw niet in het politieke regeerambt wensten, hing samen met hun visie op het kerkelijk ambt. De vrouw kwam dit ambt niet toe. Maar andere – evenzeer orthodoxe – theologen kwamen tot de conclusie dat de bijbelteksten die stelden dat voor de vrouw geen plaats was in het kerkelijk ambt, niets zeggen over de politiek of over de positie van de vrouw buiten de christelijke gemeente. Post: “De exegese van de Bijbel voor het vrouwenstandpunt wijzigde de SGP officieel nooit, terwijl het lezen en verstaan van de Bijbel wel veranderingen onderging. De spanning die hierdoor ontstond, heeft in 1989 en 2006 geleid tot een gewijzigd partijstandpunt. In 2006 heeft de partijleiding zich uit het netelige probleem van een in wezen gewijzigd verstaan van de Bijbel gered door te spreken van een precisering van het standpunt, en dus niet van een verschuiving. In het bijzonder partijleider Van der Vlies nam tot dit argument zijn toevlucht.” “De partij was in verwarring”, aldus Post, “want met een beroep op de Bijbel kon men tot tegenover elkaar staande conclusies komen, ook als men de Bijbel niet tijdgebonden, en dus verouderd, verklaarde. De historie bood ook geen houvast, want het moderne democratische stelsel bestond pas vanaf het midden van de negentiende eeuw. Het lastigste was wel dat de vrouw in de achterban van de SGP op allerlei terreinen emancipeerde en men toegaf aan de moderniteit die allerlei ontplooiingsmogelijkheden bood. De achterban wist niet goed om te gaan met deze ontwikkelingen in de cultuur en de samenleving, omdat hij diep in zijn hart terugverlangde naar vroeger, en zich dus hechtte aan traditie en aan hoe het in het verleden was.” Het leek volgens Post onvermijdelijk dat de SGP de vrouw ging toestaan lid te worden van de partij, “de vraag was wanneer en hoe, met welke argumenten en met welke begrenzing.” Toen dat in 2006 (eindelijk) gebeurde was dat tot grote onvrede van de kring van In het Spoor en een groep predikanten op de Veluwe, te weten
C. Hogchem, B.J. van Boven, G. Beens en J. Roos, die zich hiervan distantieerden en de Barneveldse SGP-kiesvereniging opriepen zich tegen het besluit te keren.

Nodige aanpassing
Het boek leert dat de SGP zich niet kon onttrekken aan de ontwikkelingen in de samenleving. Post: “Omdat het draagvlak onvoldoende was geworden, diende het vrouwenstandpunt diverse keren te worden gewijzigd. De vrouw in de eigen achterban emancipeerde. Daarom moest zij in 1989 het stemrecht krijgen, het buitengewoon lidmaatschap in 1996 en het gewoon lidmaatschap in 2006.” In het emancipatieproces van de bevindelijk gereformeerden als maatschappelijke groepering vervulde de SGP een prominente rol. Anders dan dr. C.S.L. Janse is Post van mening dat de spanning tussen persistentie en assimilatie in de SGP niet zozeer een gevolg is van het moderniseringsproces als zodanig. “Deze spanning wordt vooral bepaald doordat de vruchten van dit proces deels worden aanvaard en deels worden verworpen. In het bijzonder betreft dit de emancipatie van de vrouw, die slechts op enkele specifieke punten wordt afgewezen. Een inconsequente standpuntbepaling en gedragslijn veroorzaakt de spanning. De wijze waarop de protestantse partijen omgingen en de SGP nog steeds omgaat met het vrouwenkiesrecht geeft druk op het standpunt. Als deze te groot wordt, vindt aanpassing van het standpunt plaats ten koste van persistentie. Uiteindelijk wordt de identiteit van ook deze partij dus niet bepaald door haar ideeën, maar door de omgeving waarin zij een plek heeft en de achterban leeft.” “Geboren uit de antithese heeft de SGP altijd sterk de behoefte gevoeld aan persistentie”, aldus Post. Handhaving van de beginselen en van de oorspronkelijk ingenomen standpunten werd een wezenskenmerk van de SGP. “De spanning die dit gaf in de confrontatie met zich wijzigende omstandigheden heeft de partij diverse malen gereduceerd door na langdurig beraad kleine aanpassingen te doen. Klein in die zin dat het denken en gevoelen in een groot deel van de partij zelf al veel verder was. Desondanks kan een besluit als uit 2006 worden getypeerd als revolutionair.” Aan dat woord geeft Post twee betekenissen. Dit besluit impliceert ten principale een omwenteling in de interne man/vrouw-partijverhoudingen. Het is ook revolutionair omdat het opnieuw een blijk is dat de SGP zich niet kan onttrekken aan de doorwerking van de ideeën die aan de Franse Revolutie worden toegeschreven. De geschiedenis van het SGP-vrouwenstandpunt geeft volgens Post bij uitstek inzicht in hoe de bevindelijk gereformeerden zich hebben opgesteld tegenover de dominante sociaal-maatschappelijke ontwikkeling, namelijk gereserveerd en ook wel tweeslachtig, maar uiteindelijk toch zich aanpassend. Officieel sloot de partij zich af van alternatieve uitleggingen van de Bijbel, zoals vóór haar vooral Kuyper en Fabius al hadden gedaan. “In de achterban van de SGP ontbraken theologen zoals een Bavinck in de ARP. Hij en andere theologen in de ARP en de CHU waren in staat alternatieve inzichten naar voren te brengen zonder niet-orthodox te worden, dat wil zeggen, zonder af te doen aan de zuivere leer.”

Gehecht aan traditie
De SGP heeft een unieke vrouwenstandpunthistorie, zo concludeert Post. “Er is niet één bepaalde factor die een afdoende verklaring biedt voor haar opvallende vasthoudendheid. Het is een samenstel van factoren en een samenspel van krachten waarbij de richting van de ontwikkeling van het vrouwenstandpunt onmiskenbaar was en waarbij de onzekerheid eigenlijk alleen in het tempo zat. Een scheuring in de partij heeft wel eens gedreigd. De partijleiding heeft een breuk in de gelederen tot op heden weten te voorkomen door de partij een standpunt te laten innemen dat een breed draagvlak had. Bij onvoldoende draagvlak accepteerde de partij een verschuiving van het standpunt.” Met het besluit uit 2006 toont en bevestigt de SGP dat zij wil moderniseren, “maar in haar eigen tempo”. “De juridische processen kunnen een versnelling betekenen in de toekomst. Als zij of de dreiging ervan er niet waren geweest in het verleden, zou de partij echter haar standpunt ook hebben aangepast. Het denken in de achterban dwong dit af, en zal ook bepalend zijn voor het toekomstig verloop. Uiteindelijk zijn de theologisch-ideologische, sociaal-culturele en politiekjuridische factoren nauw met elkaar verweven en versterken zij elkaar in het proces van de standpuntontwikkeling. De gehechtheid aan traditie heeft daarbij slechts een remmende werking. Het weinige geduld dat sommigen in het publieke debat met de SGP hebben, in het bijzonder van hen die deze partij met rechtszaken op de knieën willen dwingen, is primair te wijten aan het ontbreken van historisch inzicht in haar standpunt. Juist kennis van de geschiedenis bevordert een wijs oordeel en ruimdenkendheid jegens een afwijkende opvatting.”

Onvermijdelijk?
Dr. Post is benieuwd hoe de SGP de conclusies van zijn onderzoek zal verwerken. Hij typeert Van der Vlies desgevraagd als ‘een man van het midden’. “Hij heeft gezegd: Ik blijf mij verzetten tegen passief kiesrecht tot de partij er ooit anders over zal denken. Hij houdt de mogelijkheid van het passief kiesrecht voor vrouwen naar de toekomst dus open. Daarentegen sprak W. Kolijn, de algemeen voorzitter van de partij, bij het besluit in 2006 van de laatste barrière. Het lijkt erop dat Kolijn het passief kiesrecht voor de vrouw niet wil meemaken.”

Is die opmerking van Van der Vlies niet een passief volgen van de partijlijn in plaats van het formuleren van een eigen beleid? Is de Tweede Kamerfractie van de SGP überhaupt duidelijk geweest?
“Van der Vlies heeft zijn rol altijd correct willen vervullen en het partijbestuur niet voor de voeten willen lopen. Het lijkt erop dat hij zijn persoonlijke mening of die van de fractie ondergeschikt heeft willen maken aan die van het partijbestuur. Dit gaf bij hem wel spanning omdat hij anders dan de partijbestuurders een politicus is die dagelijks de gevolgen ondervindt van het partijstandpunt.”

Uit uw boek blijkt een voortdurende afwijzende opstelling van het hoofdbestuur van de SGP aangaande het pleidooi voor meer ruimte voor vrouwen. Hoe beoordeelt u deze: een principiële keuze of een rekening houden met een verdeelde achterban?
“Op zich is het begrijpelijk dat het hoofdbestuur de partij altijd bij elkaar heeft willen houden en een koers heeft willen uitzetten waar de partij zich in kon vinden. Helaas echter is het vrouwenstandpunt een verkeerd front, het is een historisch bepaald front. Toen de SGP werd opgericht, was het opportuun. Als politieke partij zou de partij zich nu over heel andere zaken druk moeten maken.”
 
Hoe was de uitleg van de Schrift geweest in al deze discussies?
“De uitleg van de Schrift is vooral bepaald door de maatschappijopvatting van de antirevolutionaire stro - ming in de politiek in de negentiende eeuw, die sterk door de Verlichting en de Romantiek was beïnvloed. Kersten nam opvattingen van Groen van Prinsterer en Abraham Kuyper over en negeerde daarbij de herme - neu tiek. Kuyper erkende dat hij op een bepaalde manier de Schrift las, Kersten wilde daar niet van weten. De partij heeft zijn opstelling gevolgd. Mede daardoor verliepen de discussies in de partij moeizaam.”

Ds. Kersten was van mening dat wie het actief kiesrecht goedkeurt, onvermijdelijk moet uitkomen bij het passief kiesrecht. Komt de SGP uit bij het laatste?
“Kersten heeft gewezen op de logica: politieke betrok - ken heid van de vrouw begint bij stemmen, en resul - teert via het lidmaatschap van de partij in politieke vertegenwoordiging. Met een beroep op het regeer - ambt dat de vrouw niet toekomt, is de laatste stap niet gemaakt. De druk om die toch te maken is hoog door de emancipatie van de vrouw op allerlei terreinen van de maatschappij.”

Kamerlid Van der Staaij betoogde dit jaar nog dat het de SGP het beleid aangaande het vrouwenkiesrecht niet zal veranderen. Verstandig, realistisch?
“Op het jubileumcongres van de SGP-jongeren wees hij een aanpassing van het standpunt af, maar dat de partij nog eens op basis van een gedegen discussie tot aanvaarding van het passieve kiesrecht voor de vrouw zal komen, sloot hij niet bij voorbaat uit. Daarmee koos hij voor eenzelfde opstelling als Van der Vlies. In de praktijk werken zij heel goed samen met vrouwelijke politici, dat zal hun mening mede beïnvloeden. Dat de SGP een vrouw in het ambt van monarch aanvaardt, kan het ultieme argument zijn om het passieve vrouwenkiesrecht te aanvaarden.”

Hoe beoordeelt u de verschillende juridische processen die tegen de SGP gevoerd zijn? Is er reden tot optimisme na de hernieuwde openstelling van de subsidiekraan?
“De wetsgeschiedenis houdt in dat artikel 1 van de Grondwet, dat gelijke behandeling eist, niet boven de klassieke vrijheidsrechten staat. De regering heeft ook altijd volgehouden dat er geen rangorde is. De subsidie kan alleen worden stopgezet als de partij eerst om haar standpunt buiten de wet wordt verklaard op grond van een strafrechtprocedure of de wet wordt gewijzigd. Dat is (nog) niet gebeurd. Thans wordt de partij getolereerd. Dat heeft iets discriminerends en vernederends. De dominante groep staat de SGP als minderheid toe een afwijkend standpunt te hebben. Het is een minderheid die de partij wil verbieden. Of dat een meerderheid wordt, zal de toekomst leren.”

De strijd binnen de SGP om het vrouwenkiesrecht: een achterhoedegevecht dat de SGP electoraal nog verder zal doen afkalven?
“Het is een achterhoedegevecht zolang de partij geen betere argumenten heeft. Het huidige standpunt houdt in dat een vrouw wel bijvoorbeeld rechter, notaris, een hoge ambtenaar of de voorzitter van de raad van bestuur van een grote organisatie mag zijn en niet lid van een gemeenteraad of wethouder. Dat is lastig uit te leggen.”


1 In het najaar van 2009 verschijnt een handelseditie van deze dissertatie.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 april 2009

Zicht | 68 Pagina's

“SGP wil wel moderniseren, maar doet dat met mate”

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 april 2009

Zicht | 68 Pagina's