Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Rol overheid bij Calvijn wordt steeds actiever in godsdienst

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rol overheid bij Calvijn wordt steeds actiever in godsdienst

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mede door discussies met de dopersen, komt Calvijn tot een steeds actiever rol van de overheid inzake de godsdienst. Dat stelt SGP-hoofdbestuurslid dr. H. van den Belt in zijn boek ‘De Messiaanse kus’. Hij bestudeert daarin de verhouding tussen overheid en godsdienst bij Calvijn.

“Alles wat de reformatoren schrijven over de rol van de overheid met betrekking tot de religie gaat over de publieke kant van de godsdienst; over het hart oordeelt alleen God.”
De titel van de studie, uitgegeven door de Guido de Brès-Stichting, is ontleend aan Psalm 2, waar de overheden opgeroepen worden zich aan het gezag van de Messias te onderwerpen. De Messiaanse kus van de overheid symboliseert de erkenning van de theocratie. De uitgave bestaat uit vier delen: een selectie van teksten uit drie verschillende genres van Calvijns werk, afgesloten met een slothoofdstuk met conclusies. De teksten hebben betrekking op de politiek. Allereerst het slot van de Institutie (met als titel “Over de politieke regering”), daarna volgt een gedeelte uit Calvijns Korte instructie tegen de anabaptisten. Dit polemische werk is niet eerder in het Nederlands gepubliceerd. Verder komen delen uit de Bijbelcommentaren van Calvijn aan de orde, waaronder Romeinen 13 en Jesaja 49.

Constant
De theologie van Calvijn is over het algemeen redelijk constant. Toch constateert Van den Belt accent ver - schui vingen. Bij de bestudering van de opbouw van het slot van de Institutie in de verschillende edities valt volgens hem op dat de behandeling van de overheid in de laatste editie een zelfstandiger positie krijgt in het geheel van de Institutie en de taak van de overheid bij de handhaving van de eerste tafel van de wet veel meer nadruk krijgt. Aanvankelijk stond de bespreking van de politiek in het kader van de christelijke vrijheid. Een christen is onderdaan van het Koninkrijk van God, maar leeft ook midden in deze wereld. In de kerk moet de vrijheid van het Evangelie heersen en geen gewetensdwang. Daaruit volgt dan ook dat de christelijke vrijheid geen revolutie betekent ten opzichte van de overheid. Anderzijds impliceert juist die christelijke vrijheid dat God boven de overheid staat. De christen moet altijd God meer gehoorzaam zijn dan de mensen en de lagere overheden zijn door God geroepen om in te grijpen en het volk tegen tirannie te beschermen. De context van de christelijke vrijheid relativeert volgens Van den Belt het “soortelijke gewicht” van de politiek. De politiek heeft slechts de taak om het aardse leven in te richten en zo het leven naar Gods Woord mogelijk te maken en te bevorderen. De politiek staat ingeklemd tussen de christelijke vrijheid en de overdenking van het toekomende leven. Politiek is betrekkelijk: een ordening van God, maar slechts een tijdelijke maatregel, een hulpmiddel op de pelgrimsreis.

Wijziging Institutie
In 1559 wijzigt de structuur van de Institutie ingrijpend. De indeling wordt trinitarisch, verdeeld in vier boeken: over het werk van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest, en het vierde boek over de “externe middelen” waardoor de Heilige Geest de christen aan Christus verbindt. Calvijn behandelt daarin de kerk, de ambten, de sacramenten en ten slotte ook de overheid. Van den Belt stelt zich de vraag of de politiek daar op zijn plek is. “Het gaat dan ook nogal ver om uit de uiteindelijke indeling in vier boeken te concluderen dat Calvijn de burgerlijke overheid ziet als één van de uiterlijke middelen (externa media) waardoor God ons tot de gemeenschap van Christus nodigt en ons daarin houdt. Dan zou de overheid naast de kerk met de verkondiging van het Woord en de bediening van de sacramenten een genademiddel worden.” Calvijn plaatst het onderwerp uiteindelijk wel in het vierde deel, maar dan als aanhangsel bij de bespreking van de kerkelijke regering, die hij er nadrukkelijk van onderscheidt. Calvijn noemt in ieder geval in het slothoofdstuk nergens de overheid een heilsmiddel (medium ad salutem). “Door het knippen en plakken in de laatste editie van de Institutie is het oorspronkelijke verband verloren gegaan. Dat is ergens wel jammer, want nu is de relativerende werking van de christelijke vrijheid enerzijds en het pelgrimsleven anderzijds niet meer zo duidelijk als eerst. Daardoor kon later in de verwerking van de erfenis van Calvijn het politieke slot gemakkelijk een eigen leven gaan leiden, los van zijn verdere theologie.”

Actievere rol
Uit de toevoegingen blijkt dat Calvijn de overheid een actievere rol toebedeelt in de bevordering van de ware godsdienst. In eerdere edities stelt Calvijn dat ook, maar daar ligt het vooral in het verlengde van de handhaving van de openbare orde. Calvijn beroept zich in 1559 enerzijds op heidense schrijvers, die de zorg om de religie tot de taken van de overheid rekenen en anderzijds op de Schrift, waar die koningen het meeste geprezen worden die de vervallen dienst van God hersteld hebben. In de eerdere edities van de Institutie ontbreekt de exegetische onderbouwing van de overheidstaak ter bevordering van het christelijke geloof. Dat de overheid God vertegenwoordigt, Gods volmacht ontvangt en Hem representeert, volgt bij Calvijn uit de bijbelse benaming van de rechters als goden. Dat de overheid een ordening van God is, volgt uit Romeinen 13. De voorbeelden uit het Oude Testament geven aan dat godsvrucht en het overheidsambt elkaar niet uitsluiten. Als Calvijn in 1559 de politieke paragrafen van de Institutie ingrijpend wijzigt, stelt hij nadrukkelijker dan eerst dat de overheid voor beide tafels van de wet moet zorgen en geeft hij ook een exegetische onderbouwing van deze taak van de overheid onder de nieuwtesta - mentische bedeling. De accentverschuivingen zijn ingegeven door de voortgaande discussie met de ana - baptisten (dopersen). Aanvankelijk wil Calvijn aan een vijandige overheid laten zien dat de gereformeerde protestanten geen revolutionairen zijn en daarom distantieert hij zich van de anabaptisten, door te stellen dat de christelijke vrijheid een geestelijke werkelijkheid is en geen vleselijke vrijheid van alle gezag impliceert. “Daar past een erg actieve rol van de overheid in de publieke godsdienst niet zo goed bij.” Daar komt bij dat de drie teksten die Calvijn, naast de oudtestamentische voorbeelden van godzalige richters en koningen, noemt ter onderbouwing van zijn standpunt – Psalm 2:12, Jesaja 49:23 en 1 Timotheüs 2:2 – steeds sterker naar voren lijken te komen en steeds explicieter worden uitgelegd als een aanwijzing dat de christelijke overheid weliswaar aanvankelijk in de nieuwtestamentische periode nog niet in beeld was, maar wel degelijk behoort tot de profetie aangaande het koninkrijk van Christus.

Theocratisch?
Is Calvijns opvatting theocratisch te noemen? Dat hangt volgens Van den Belt sterk af van de definitie van theocratie. Calvijn wil niet dat de kerk over de staat heerst. Hij bestrijdt juist de wereldlijke pretenties van de kerk door de overheid een eigen domein toe te kennen. Hij keert zich tegen zogenaamde caesaro - papisme, waarbij de wereldlijke overheid de macht grijpt in de kerk. Calvijn staat volgens Van den Belt juist een sterkere onderscheiding van kerk en staat voor dan gebruikelijk was in de zestiende-eeuwse context. “Die onder schei - ding impliceert echter geen scheiding van geloof en politiek. Politieke machthebbers vallen als christenen onder het geestelijke regiment van de kerk, de tucht is ook op hen van toepassing. De ambtsdragers van de kerk vallen als burgers onder het gezag van de overheid en moeten zich aan de wet houden en belasting betalen. Beide regimenten vallen onder de heerschappij van Christus. Daar waar zij elkaar overlappen, dat is daar waar de godsdienst in het publieke domein treedt, hebben beide een eigen taak: de kerk verkondigt Gods Woord en de overheid bewaart de openbare orde die de verkondiging mogelijk maakt.” Calvijn ontleent de actieve rol van de overheid vooral aan het Oude Testament. Het feit dat hij tegenover de doperse verwerping van de overheid verwijst naar oud-testamentische koningen die in de Schrift geprezen worden, is volgens Van den Belt ook nog niet zo vreemd. “Vreemd is echter wel dat Calvijn de theocratische roeping van de overheid baseert op een specifieke uitleg van oudtestamentische profetieën. In de apos to - lische tijd heeft de overheid de kerk vervolgd. Daarom kan Calvijn weinig met de nieuwtesta men tische teksten over de overheid. Aan Romeinen 13 kun je geen politiek programma ontlenen, omdat het daar gaat om het heidense regime van Rome. Of dat wel kan op basis van het gebed voor de overheid waar Paulus in 1 Timo - theüs 2 toe oproept, hangt af van de uitleg van die tekst. Calvijn heeft het bredere verband van de tekst nodig om zijn opvatting dat het hier gaat om een gebed om bekering van de heidense overheid tot een christelijke te onderbouwen. Voor de concrete invulling van de taak van die op het gebed bekeerde overheid verwijst hij dan vervolgens weer naar de oudtestamentische profetieën, die vervuld worden in de kerk en in de christelijke overheid.”

Messiaanse tijd
Er komt volgens Psalm 2:12 een tijd dat de koningen de Zoon van God zullen kussen en volgens de profetie van Jesaja 49:23 zullen de vorsten de voedsterheren en zoogvrouwen van Sion worden. Calvijn zwijgt, zo stelt Van den Belt, als het gaat om de concrete exegese van Psalm 2 over de christelijke roeping van de overheid. Calvijn zag de Reformatie niet alleen als een hervor - ming van de kerk, maar ook als een hernieuwde onderwerping van de overheid aan de heerschappij van Christus. Van den Belt wijst ook op de spanning die er ontstaat als profetieën die primair voor Israël bestemd zijn op de kerk en op de christelijke overheid in de periode na Constantijn betrokken worden. Je krijgt dan gemakkelijk kortsluiting, doordat te weinig rekening gehouden wordt met de unieke positie van Israël in de heils - geschiedenis. Er is nieuw zicht op de plaats van Israël gekomen en dat vraagt om een nadere doordenking van de vervulling van de oudtestamentische profetieën. Het maakt ons voorzichtig om die niet zondermeer op de kerk, laat staan op de overheid te betrekken. “De komst van keizer Constantijn mag niet gezien worden als een vervulling van Messiaanse profetieën. Dat God regeert moet wel beleden worden, maar hoe Hij regeert laat zich niet in een politiek programma vangen. De spannende vraag wat er gebeurt met de visie op de theocratie als de profetieën wel op Israël betrokken worden, moet hier onbeantwoord blijven. Wellicht moet je dan de rollen omdraaien en zeggen dat de kerk uit de heidenen vanwege de Messiaanse kus blijvend geroepen was om Israël als het volk van Gods verbond te voeden, te dienen en te verzorgen. Daarin is de christelijke kerk de eeuwen door helaas schromelijk tekortgeschoten.”

Actualiteit
Van den Belt gaat ten slotte in op de actualiteit van Calvijns denken over politiek en overheid. De Geneefse reformator inspireert christenen om vanuit de Heilige Schrift lijnen te trekken naar de praktijk van het christenleven. De politiek is daar een niet onbelangrijk onderdeel van. De orde in de samenleving is een genadegave van God. Van den Belt stelt dat Calvijns visie niet het einde van alle tegenspraak is. De vragen rond de roeping van de overheid moeten in elke nieuwe context vanuit de Schrift doordacht worden. “Dat reformatorische christenen daarbij nu niet precies uitkomen bij de antwoorden van Calvijn op de vragen van zijn tijd is niet zo erg. Wat van betekenis blijft, is Calvijns vurige verlangen om het hele leven, inclusief de overheid, te onderwerpen aan de soevereiniteit van God. Al is het politieke vaak mistig, verwarrend of zelfs duister, alleen het licht van Gods Woord kan de juiste richting wijzen. Gereformeerde staatkunde is een zaak van christelijke vrijheid in onderworpenheid aan Gods geboden en in een leven uit Zijn beloften.” Van den Belt levert met zijn studie een heldere inleiding in Calvijns politieke denken. Boeiend is te zien hoe Calvijns denken zich heeft ontwikkeld in de loop van de tijd. Het bewijst dat worteling in het Schriftgezag niet op gespannen voet staat met aanpassing aan veranderde omstandigheden. Juist om het gezag van de Schrift met overtuiging te kunnen handhaven is het nodig om de beginselen om te smeden in het pasmunt van deze tijd. Het lezen van de teksten heeft mij des te meer overtuigd hoe actueel Calvijn is, al zijn de omstandigheden nu anders. Maar dat ging ook al op voor de tijd van Calvijn.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2009

Zicht | 64 Pagina's

Rol overheid bij Calvijn wordt steeds actiever in godsdienst

Bekijk de hele uitgave van dinsdag 1 december 2009

Zicht | 64 Pagina's