Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Van Rulers theocratisch concept in calvinistisch perspectief

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van Rulers theocratisch concept in calvinistisch perspectief

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het voorjaar van 2011 promoveerde J.P. de Vries op Een theocratisch visioen waarin hij het concept van A.A. van Ruler aan een diepgaand onderzoek onderwierp.1 Van Rulers positieve waardering van het begrip theocratie heeft alles te maken met zijn positieve waardering van de schepping. Hij heeft het er met krachtige woorden voor opgenomen.

Deze bijdrage is bedoeld om na te gaan welke plaats het theocratisch concept van dr. A.A. van Ruler (1908-1971) heeft in het geheel van zijn theologie en hoe zich zijn theocratisch concept verhoudt tot de bredere contouren van zijn theologie. Volgens Van Ruler was er in de christelijke traditie eeuwenlang te weinig waardering voor de schepping geweest en daarom was er een nieuwe koers nodig: ‘Ik zou op dit punt bewust willen breken met een eeuwenoude, christelijk-europese traditie. Zij is sinds Augustinus op de formule gebracht, dat men de wereld, de geschapen werkelijkheid alleen mag gebruiken (uti) en dat men alleen God zelf mag genieten (frui). Alsof God een andere wéreld, een ander òbject was dan deze wereld! Alsof God te hebben zou zijn zonder zijn wereld! Deze wereld is toch zijn wereld. En: zij is toch het theatrum gloriae dei, het toneel van zijn heerlijkheid! Het aardse leven is realisering van de glorie van God.’ 3
Deze woorden van Van Ruler zijn geen incidentele opmerking, maar ze maken een substantieel bestanddeel uit van zijn denken. Hij benadrukt dat het lichamelijke, het historische en het geslachtelijke helemaal tot deze door God gewilde werkelijkheid behoren. Dit heeft ook consequenties voor de leer van de verlossing. Incarnatie, kruis en hemelvaart behoren tot een christologisch intermezzo. Christus is nodig om Zijn herstelwerk te doen, daarna kan Christus terugtreden en zelfs aftreden als Middelaar.
Bekend en omstreden is Van Rulers opvatting dat bij de wederkomst de incarnatie ongedaan gemaakt zou worden. Waar het Van Ruler in dit verband om ging, is dat Christus’ werk gericht is op het herstel van de oorspronkelijke schepping. Vanuit deze gedachte is het wel begrijpelijk dat Van Ruler tot de opvatting kwam dat de incarnatie zou eindigen.
Als Christus Zijn ‘functie’ heeft vervuld, is het niet nodig om nog langer ‘in functie’ te blijven.

Van Rulers eschatologie
Er is een nauwe samenhang tussen Van Rulers visie op theocratie en zijn kijk op eschatologie. Terwijl de meeste eschatologie voorwaarts is gericht en in het Nieuwe Testament een vervulling ziet van het Oude Testament, betekent het voor Van Ruler dat het Oude Testament helemaal tot ontplooiing komt en opengaat door het werk van Christus heen. Zo is het Oude Testament een schaduw van Christus in het Nieuwe Testament, beschenen door een lichtbron vanuit het toekomstige eschaton. Dit impliceert een hoge waardering van de oudtestamentische theocratie. Door Christus is het Oude Testament van kracht geworden voor alle volkeren en wordt het davidische koningschap wereldwijd verwerkelijkt.4 Het geestelijke Israël is ‘de kerk en de gekerstende cultuur, het corpus Christi en het corpus christianum.’ Hij schroomt niet om de Mozaïsche wet van toepassing te achten op alle volkeren.5 De uitstorting van de Heilige Geest betekent dat Gods koninkrijk wordt gevestigd en dat Gods wet gestalte krijgt in het hier en het nu.6

Waardering
SGP’ers horen dit pleidooi voor de theocratie bij Van Ruler graag en ze lezen erover met rode oortjes. Maar hoe verhoudt het Van Ruleriaanse begrip van theocratie zich tot een ‘calvinistisch’ begrip van theocratie?
Wij mogen met Van Ruler het goede van de schepping benadrukken en derhalve moeten wij een verachting van het aardse leven onder kritiek stellen.7 Het christelijk geloof, naar het gereformeerde verstaan van de Schrift, staat geen ascetisme voor8, maar er is ruimte voor het zintuiglijke genieten.9 De uiteindelijke verlossing in Christus noemen we herschepping om aan te geven dat de gehele schepping daarin deelt. De Nederlandse Geloofsbelijdenis spreekt in artikel 37 bewust niet van een vernietiging van de aarde, maar van de loutering (reiniging) van de aarde. We kunnen derhalve de verlossing niet typeren als een verlossing uit deze aarde, waarbij we er geen oog voor hebben dat er ook een verlossing is van deze aarde. Van Ruler herinnert ons aan dit kosmische aspect van de verlossing. 10

Onderscheid
Schepper en schepping Er zijn evenwel ook kanttekeningen te maken bij het concept van Van Ruler. Het is klassiek christelijk om een duidelijk onderscheid te maken tussen de Schepper en de schepping. Augustinus maakte het onderscheid tussen het genieten (frui) van God en het gebruiken (uti) van deze aarde. Calvijn gaat niet zover als Augustinus dat hij niet over het aardse genieten wilde spreken. Calvijn heeft oog voor het genieten van de aardse gaven, maar in de centrale hoofdstukken over de verloochening van de aarde gebruikt hij een ander begrip dan voor het genieten van God, namelijk het begrip oblectatio. Dit begrip vertolkt een wat ingetoomd en rustig genot. Het diepste genieten blijft het genieten in God.11
Hier ligt het goed recht van het klassieke onderscheid tussen frui en uti of een andere vorm van genieten. Dit onderscheid wijst Van Ruler met zoveel woorden af. Op deze manier verbleekt het onderscheid tussen Schepper en schepping, de verticale relatie met God verdwijnt uit het centrum en de schepping wordt doel in zichzelf. Bovendien ontbreekt het verweer tegen hedonisme, consumentisme en materialisme in voorspoed en cynisme in tegenspoed.

Motivatie vreemdelingschap
Van Ruler vat het eschaton op als een ontplooiing van het Oude Testament en het aardse karakter van het heil in de oude bedeling. Er is echter alle reden om het eschaton in de omgekeerde richting voor te stellen, zodat er gesproken wordt over een vervulling van het Oude Testament in Christus. Zo kan er in zekere zin worden gezegd dat het eschaton en het eschatologisch koninkrijk in Christus zijn aangebroken. Het heil is geen toekomst, maar tegenwoordige tijd. Door het geloof hebben we deel aan het volle heil: We zijn gezegend met alle geestelijke zegeningen in de hemel in Christus.12 Een belangrijke tekst in dit verband is II Korinthe 5 vers 17: ‘Zo dan, indien iemand in Christus is, die is (niet: wordt) een nieuw schepsel.’
Hier ligt de diepste motivatie voor het vreemdelingschap, de meditatio futurae vitae en de contemptus mundi. De verloochening van het aardse leven komt niet voort uit de miskenning ervan, maar uit de erkenning van het andere leven in Christus. De erkenning van de nieuwe schepping in Christus geeft aan het vreemdelingschap een buitengewoon positieve motivatie. In het licht van Gods nieuwe wereld verbleekt de oude wereld. De beginselen hiervan zijn in Calvijns theologie gegeven, maar ik denk dat dit duidelijker uit de verf had moeten en kunnen komen.

Bouwen aan Gods koninkrijk
Het voorgaande brengt met zich mee dat het heil van een andere orde is dan het hier en het nu.13 Gods heil past dan ook niet in de kaders van het hier en het nu. Het koninkrijk van Jezus Christus is niet van deze wereld14 maar het transcendeert onze huidige werkelijkheid. In de weg van het gericht breekt Gods koninkrijk zich baan in deze schepping.
De notie van het gericht maakt onder andere duidelijk dat de nieuwe hemel en de nieuwe aarde van een geheel andere orde zijn dan het hier en het nu. Er zal bijvoorbeeld geen huwelijk meer zijn. Dat betekent dat we Gods toekomst niet in termen van vandaag kunnen omschrijven. Hier functioneert de christelijke hoop. Het heil dat in Christus aanwezig is en waar we door het geloof in delen, verwachten we in de hoop. Het onderscheid tussen geloof en hoop is een hermeneutische sleutel om over Gods koninkrijk te spreken.
Hier scharniert een verschil met Van Ruler.
Het heeft er alle schijn van dat Van Ruler het eschaton van vergelijkbare orde acht met het proton (de situatie vóór de Schepping).15 Het eschaton is reparatio en recreatio, herstel van de schepping. Het eschatologisch nieuwe ontbreekt in Van Rulers concept.16 Toegepast op de theocratische gedachte betekent dit dat de theocratie in het Oude Testament en in de christelijke cultuur bij hem van vergelijkbare orde met de eschatologische theocratie zijn.
Vandaag zien we dus al iets van Gods toekomst en Gods toekomst moet ook in termen van het heden vertolkt kunnen worden. In dit verband verbaast het niet dat Van Ruler vrijmoedig kan zeggen dat we aan Gods koninkrijk bouwen.17
Het aardse leven in zijn politieke en economische vorm wordt op deze manier een doel in zichzelf, waardoor enerzijds het interimkarakter van dit leven naar de achtergrond verdwijnt en anderzijds het besef niet meer functioneert dat Gods koninkrijk in Christus reeds volledig present is, zonder enige bijdrage van mensen.

Taak als hemelburger op aarde
Een ‘calvinistisch’ begrip van theocratie is derhalve ver verwijderd van het Van Ruleriaanse begrip van theocratie. De calvinistische theocratie is ingebed in het hemelse burgerschap en het aardse vreemdelingschap. Het is niet gebaseerd op het doorzetten van de oudtestamentische werkelijkheid in de nieuwe bedeling, maar het verdisconteert dat de oudtestamentische bedeling in de eerste plaats een heilsopenbaring is die tot vervulling is gekomen in Christus. Sinds Christus gaat het Oude Testament niet ongehinderd door, maar moet er nauwkeurig worden onderscheiden tussen de blijvende structuren van het Oude Testament en het in Christus vervulde heil. Het heil is dan ook niet in de eerste plaats kosmologisch van aard, maar soteriologisch, bestaande in verzoening, vergeving en vernieuwing. Het heil is geen toekomstige categorie, maar in Christus is het present, door het geloof participeren we in het volle heil en door de hoop zien we uit naar de openbaring ervan. De christelijke verantwoordelijkheid voor deze aarde wordt niet gemotiveerd door het leveren van een bijdrage aan Gods koninkrijk, maar door de blijvende roeping om als hemelburgers onze aardse taak te vervullen. Calvijn sprak in dit verband van een ‘wachtpost.’18 Dit begrip geeft enerzijds aan hoezeer we betrokken zijn bij onze aardse taak. Er is geen terrein van het leven waar we niet geroepen zijn om te wacht te betrekken. Als christenen op de andere wereld zijn gericht, zijn ze van groot nut in deze wereld (Lewis).19 De zekere verwachting voor de toekomst, geeft inspiratie voor het heden. Het was de innerlijke distantie van het hier en het nu die onbevangenheid naar cultuur, samenleving, politiek, traditie en kerk bewerkte, uitgewerkt in schilderkunst, architectuur, muziek, romans en dichtkunst.20 De gerichtheid op het extra mundus (=buiten de wereld) geeft een kritische intuïtie naar binnenwereldse structuren van onrecht en onheil.
Deze arbeid is niet zonder hoop. Levend vanuit het eschatologische heil in Christus is er het geloof dat Christus de onrechtvaardige machten reeds heeft overwonnen. Participerend in deze gerechtigheid krijgt de gelovige oog voor de arme weduwe en bidt hij voor de vrede van Babel.21 Dit kleine begin is een garantie van de volkomen vervulling in het toekomstige eschaton, totaliter aliter dan het beste in het hier en het nu.

Noten
1 J.P. de Vries, Een theocratisch visioen (Zoetermeer: Boekencentrum 2011).
2 De auteur is rector van het Hersteld Hervormd Seminarie aan de Vrije Universiteit Amsterdam en predikant binnen de Hersteld Hervormde Kerk.
3 A.A. van Ruler, Verzameld Werk III,416. De zin maakt onderdeel uit van het artikel ‘De waardering van het aardse leven.’ Vgl. VW III,121, 341, 435. In VW I,200 noemt hij het onderscheid tussen uti-frui de kardinale fout van het christendom. De afschaffing ervan acht hij het belangrijkste (positieve) resultaat van de moderne tijd en theologie. We komen deze inzichten reeds in zijn dissertatie tegen, De vervulling der wet (Nijkerk: Callenbach 1947), 27, 59, 63, 75-76. De hoofdlijnen van dit betoog zijn ontleend aan W. van Vlastuin, Wordt vernieuwd. Contouren voor een theologie van persoonlijk vernieuwing (Kok: Kampen 2011), hoofdstuk 3.5.
4 Vgl. J.P. de Vries, Een theocratisch visioen, 43-44.
5 Vgl. J.P. de Vries, Een theocratisch visioen, 46.
6 Vgl. J.P. de Vries, Een theocratisch visioen, 55-56.
7 Vgl. Institutie III.ix.3.
8 Vgl. Institutie III.x.1.
9 Vgl. Institutie III.x.3.
10 Vgl. G.G. de Kruijf, ‘Uti et Frui. A Still Useful Distinction in Christian Ethics’, in: A van Egmond en D. van Keulen (eds.), Studies in Reformed Theology (Nijkerk: Callenbach 1997), 89. Zie ook G.G. de Kruijf, Gebruiken en genieten. Een bruikbare onderscheiding in de christelijke ethiek (Leiden: Rijksuniversiteit 1994).
11 Vgl. Calvini Opera VII,119 (Brieve instruction contres les anabaptistes); CO XLVII,116 (comm. Joh. 5:24). Voor de nauwe band tussen geloof en hoop, vgl. Institutie III.ii.42.
12 Efeze 1 vers 3.
13 In zijn commentaar op I Thessalonicenzen 4vers 16 spreekt Calvijn zelfs over het vernietigen van onze natuur en het scheppen van een nieuwe. In zijn commentaar op I Korinthe 15 vers 50 spreekt Calvijn over levendmaking in verband met de ingang in Gods koninkrijk. K. Exalto, De dood ontmaskerd. De voorbereiding op de dood in de late middeleeuwen, in de reformatie en in de gereformeerde theologie in het 17e en begin 18e eeuw (Amsterdam: Ton Bolland 1979), 67 noemt het een Van Ruleriaanse interpretatie van Calvijn bij Van der Linde om te zeggen dat het eschaton een doorzetten van de schepping is.
14 Johannes 18 vers 36.
15 Vgl. De Kruijf 1997:89. Van Ruler 1947:59 gebruikt het woord terugkeer.
16 Vgl. G.G. de Kruijf 1997:89-94. Het toekomstig eschaton is totaliter aliter (=radicaal anders), vgl. Lukas 20 vers 34-36; I Korinthe 2 vers 9.
17 Vgl. J.P. de Vries, Een theocratisch visioen, 58-59.
18 Institutie III.x.6. Terecht kritiseert De Kruijf, Ethiek onderweg. Acht adviezen (Zoetermeer: Meinema 2008), 40 de vereenzelviging van werk en identiteit. Hij verzet zich eveneens tegen elke idealisering of sacralisering van de arbeid, 39, 45-47, vooral in het licht van de huidige werkelijkheid waarin de economie dominant is, 50-52.
19 C.S. Lewis, Onversneden christendom (Kampen: Kok 2009), 135-136.
20 Vgl. Bavinck over de katholiciteit van de kerk.
21 Jeremia 29 vers 7.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2011

Zicht | 108 Pagina's

Van Rulers theocratisch concept in calvinistisch perspectief

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2011

Zicht | 108 Pagina's