Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

Klein maar krachtig… en belijnd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Klein maar krachtig… en belijnd

Een portret van het Gereformeerd Politiek Verbond (1948-2003)

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In zijn vlot geschreven boek belicht Ewout Klei de partijgeschiedenis van het GPV vanuit drie invalshoeken: de partijcultuur, de politieke relevantie en de ruimte die de partij kreeg van de meerderheid om haar afwijkende standpunten naar voren te brengen. Kleine partijen geven kleur aan de Nederlandse democratie. Die van het GPV was oranje.

Op 25 mei 2011 promoveerde de historicus Ewout Klei (1981) in Kampen op een onderzoek naar de partijhistorie van het Gereformeerd Politiek Verbond (GPV). Een confessionele partij bij uitstek. Was het niet het GPV dat in 1996 nog een stevig statement uitbracht over de politieke relevantie van de belijdenis, onder de titel Krachtige belijning?
Dit rapport diende echter vooral als ankerpunt in de aanstaande discussie met de RPF over het intensiveren van de samenwerking tussen deze twee afsplitsingen van de Anti- Revolutionaire Partij.
Het GPV is in 1948 opgericht door gereformeerde mannenbroeders die zich in 1944 hadden vrijgemaakt van het synodale juk van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Het duurde vijftien jaar, alvorens de partij een zetel in de Tweede Kamer bemachtigde (ze greep er in 1959 net naast). Klei laat zien dat de beginperiode tot 1963 nogal conflictueus is verlopen. Er werden interne discussies gevoerd op het scherp van de snede. Dat was volgens nogal wat partijleden nodig, want ‘naarmate God de wereldhistorie naar de eindstreep brengt, zullen de halven en slappen uitvallen. Alleen de radicalen zullen standvastig blijven.’ Rekkelijke vrijgemaakten werden dan ook zeer kritisch bejegend door hun meer precieze broeders, die als ‘gereformeerde stalinisten’ van tijd tot tijd voor een crisissfeer in de partij zorgden.
Met het aantreden van P. Jongeling als politiek vertegenwoordiger in de Tweede Kamer, verandert het karakter van het GPV van een disputeerclub in een politieke partij. In 1966 komt voor het eerst een politiek programma van het GPV tot stand. In de woelige jaren ’60 staat de partij een vorm van gereformeerd conservatisme voor, gecombineerd met liefde voor vaderland en vorstenhuis. Vanaf de jaren zeventig verzakelijkt de toon van de partij.
Dit wordt versterkt wanneer G.J. Schutte in 1981 als GPV-boegbeeld in de Tweede Kamer aantreedt. De partij verlaat haar zelfgekozen isolement en er komt meer ruimte voor samenwerking met SGP en RPF, waaronder een gezamenlijke lijst bij de verkiezingen voor het Europees Parlement in 1984. Tegelijk probeert Schutte zich wat te profileren ten opzichte van de behoudender zusterpartijen, door bijvoorbeeld in 1986 te pleiten voor een ‘Groninger variant’ (CDA, VVD en GPV) als alternatief voor de ‘Staphorster variant’, waarin ook SGP en RPF het kabinet zouden steunen. Het accent op zakelijke argumentatie wordt een GPV-handelsmerk wanneer de confessionelen voor het eerst in zeventig jaar uit het centrum van de macht zijn verdreven en een ‘Paars kabinet’ van PvdA, VVD en D66 aantreedt. Het ‘boetepreken’ van de collega’s Leerling en Van der Vlies is aan Schutte niet besteed. Heerma’s CDA weet zich geen raad in zijn oppositierol, waardoor Schutte uit de schaduw treedt.

De laatste fase van de partij duurt volgens Klei vanaf het begin van de jaren negentig tot aan de millenniumwisseling. In het jaar 2000 gaat het GPV immers samen met de RPF op in de ChristenUnie. Het einde van het GPV markeert tegelijk het einde van de mini-zuil van de ‘vrijgemaakten’. Aanvankelijk was deze minizuil een gesloten bolwerk van kerk, school, krant, vakorganisatie en partij. Lidmaatschap van het GPV stond praktisch alleen open voor leden van de Gereformeerde Kerken ‘onderhoudende artikel 31 DKO’, omdat de grondslag van de partij gelijkluidend was aan die van genoemd kerkgenootschap. Niet-vrijgemaakten handelden volgens vrijgemaakten in strijd met de confessie, omdat ze niet gehoorzaamden aan artikel 29 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis. Maar welke gereformeerde in Nederland deed dit dan wel, als je let op de totstandkoming van de Doleantie in 1886 met haar paneelzagerij?
Qua politieke relevantie zijn er twee concrete momenten in de parlementaire geschiedenis te memoreren, waarop het optreden van het GPV er echt toe heeft gedaan.
Tijdens een debat over de mogelijke introductie van een kiesdrempel in 1976 wist Jongeling dankzij de persoonlijke sympathie bij collega-Kamerleden van grotere politieke partijen te voorkomen dat zo’n drempel er kwam, waarmee het voortbestaan van GPV en meerdere kleine partijen in de Tweede Kamer werd gered. Een andere gebeurtenis waarbij het GPV (samen met de SGP) er wezenlijk toe doet, speelt in 1980, toen een motie van wantrouwen werd ingediend tegen het kabinet-Van Agt. Dankzij de doorslaggevende stem van het GPV mag het kabinet doorregeren.

Verder is de GPV-fractie in de Tweede Kamer relevant gebleken in haar functie als ‘staatsrechtelijk geweten’. Zowel Jongeling als Schutte wisten het functioneren van ons democratisch bestel en ons parlement op zo’n manier tegen het licht van het staatsrecht te houden, dat hun kritiek weerklank kreeg, zelfs bij politieke tegenstanders.

Klei signaleert in zijn boek een ontwikkeling waarin de ruimte die het GPV van anderen verkrijgt voor het uitdragen van haar confessionele standpunten steeds kleiner wordt. Werd het conservatisme van Jongeling door anderen nog gewaardeerd als ankerpunt voor de samenleving, jaren later kreeg Schutte bij zijn verdediging van de strafbaarheid van euthanasie het verwijt dat hij hard en inhumaan was. Ook zijn standpunt (in 1996) dat de komst van moslims naar Nederland geen verrijking was voor de Nederlandse samenleving, stuitte op verontwaardiging en de beschuldiging van ‘íslamanoia’ van de kant van het kabinet.

Bij het doorlezen van het boek waardeer ik de stijl, grondigheid en onafhankelijkheid waarmee Klei de GPV-geschiedenis beschrijft.
Dankzij zijn afkomst uit de vrijgemaakt-gereformeerde kerk kan de auteur ontwikkelingen en discussies goed plaatsen. Tegelijk betracht hij daarbij de nodige distantie. Soms gaat deze terloops over in een meer subjectieve afkeuring of waardering. Vooral wanneer de verhouding van het GPV (alsook die van SGP en RPF) ten opzichte van de ‘morele eenpartijstaat Nederland’ wordt besproken.
Dan valt te bemerken dat de schrijver sympathiseert met het links-liberale D66.

Zijn er uit de geschiedenis van het GPV lessen te trekken voor de SGP? Ja, ik noem er drie.

1. Importeer geen kerkelijke of theologische conflicten binnen de partij, zeker niet wanneer deze geen directe implicaties hebben voor het politieke programma. Radicalisering op ondergeschikte, niet-politieke punten doet een partij marginaliseren en maakt haar door intern getwist irrelevant en onaantrekkelijk. Een christelijke politieke partij dient zich voor alles te bezinnen op en te profileren door een bijbelse visie op politiek-maatschappelijke vraagstukken. De SGP dient krachtig belijnde uitgangspunten te combineren met een milde verwoording en open houding.

2. Weet wat er op het grondvlak van de partij leeft. Het GPV-bestuur was teveel met zichzelf bezig en heeft veel te laat het partijlidmaatschap opengesteld voor niet-vrijgemaakte christenen, terwijl een brede stroom in de achterban dit allang wenste.
Blijkbaar wilden de scherpslijpers die de eenheid van ‘ware kerk en ware partij’ koesterden niet onder ogen zien dat het merendeel van kerk- en kiezersvolk hier geheel anders over dacht.

3. Hanteer bij de argumentatie van voor buitenstaanders moeilijk te begrijpen of te verteren standpunten niet de botte bijl van zogenaamde duidelijkheid, maar het scherpe fileermes van analyse en het duiden van mogelijke consequenties. Daarvoor is het nodig in de huid van de politieke opponent te kruipen, om te begrijpen wat de werkelijke motieven zijn om iets wel of niet te willen. Deze methode biedt overigens geen garantie op overtuiging van de ander, maar kan wel bijdragen aan het vergroten van wederzijds begrip. Daar is in onze gepolariseerde samenleving behoefte aan.

Naar aanleiding van:
Ewout Klei, ”Klein maar krachtig, dat maakt ons uniek”. Een geschiedenis van het Gereformeerd Politiek Verbond, 1948-2003,
Amsterdam: uitgeverij Bert Bakker, 2011; ISBN 97890-3513609-0; 456 blz.; prijs € 29,95.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2011

Zicht | 108 Pagina's

Klein maar krachtig… en belijnd

Bekijk de hele uitgave van donderdag 1 december 2011

Zicht | 108 Pagina's