Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘Mensenrechten zijn een deel van de christelijke ethiek’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘Mensenrechten zijn een deel van de christelijke ethiek’

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Dit jaar is het 65 jaar geleden dat de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens werd opgesteld. Daarom lijkt het de redactie goed om, in een themanummer dat gewijd is aan de internationale politiek, ook na te denken over de verhouding van mensenrechten met de christelijke religie. We hebben prof. dr. P.B. Cliteur en dr. M. de Blois uitgenodigd om een reactie te geven op de kwartaalstelling.

Het blijkt dat onder een groot gedeelte van (orthodoxe) christenen mensenrechten een beetje verdacht zijn. Deze christenen zien in de idee van mensenrechten de sporen van de Franse Revolutie terug. Een belangrijk argument voor hun argwaan jegens het ‘recht van de mens’ is dat God de Bron is van alle recht. Daarom zouden er geen inherente rechten aan de mens kunnen worden toegekend. Ook wordt de argumentatie aangevoerd dat de mens door de zondeval geen rechten kan laten gelden. Mensenrechten worden daarom gezien als een aanval op of ondermijning van het christelijk geloof. De vraag is of deze huivering voor of afkeer van mensenrechten terecht is. Wij hebben twee wetenschappers gevraagd een reactie te geven op de volgende stelling: ‘Mensenrechten zijn een deel van de christelijke ethiek.’ De ene wetenschapper, prof. dr. P.B. Cliteur, heeft een seculiere levensvisie. De andere wetenschapper, dr. M. de Blois, is de christelijke geloofsovertuiging toegedaan.

Zijn mensenrechten verdacht?

Dank voor uw verzoek om iets te schrijven over de verhouding van mensenrechten met de christelijke religie. U schrijft dat het blijkt dat voor een groot gedeelte van orthodoxe christenen mensenrechten een beetje verdacht zijn. Christenen zien hierin de sporen van de Franse Revolutie terug en daarom zijn mensenrechten volgens hen een aanval op het christelijk geloof. De vraag is of deze huivering terecht is, vraagt u. Daarom wilt u vragen een reactie te geven op de volgende stelling voor uw tijdschrift: “Mensenrechten zijn een deel van de christelijke ethiek.”

Het beantwoorden van die vraag is voor mij niet heel moeilijk, omdat ik deze in feite beantwoord heb in mijn boeken Het monotheïstisch dilemma (2010), The Secular Outlook (2010) en Paul Cliteur in geprek met Dirk Verhofstadt (2012). Eerlijk gezegd ben ik het grofweg eens met de christenen die u noemt en die de mensenrechten zien als een product van de Franse Revolutie. Een beperking tot de Franse Revolutie is misschien niet helemaal terecht, maar ik denk wel dat mensenrechten een betrekkelijk modern concept zijn. Het gaat terug op het denken in de 17e en 18e eeuw. Mensenrechten zijn een product van het Verlichtingsdenken.

De wereld van de mensenrechten is een totaal andere dan de wereld van de bijbel, om maar iets te noemen. De profeet Elia laat in het verhaal zoals verteld in 1 Koningen 18 vers 40 de profeten van Baäl ombrengen omdat zij een andere godsdienst hebben dan de God van Israël. Hierin komt de dominante opvatting naar voren die je aantreft in het Oude Testament. Ook in het verhaal van Numeri 25 komt niet een bijzonder gunstige houding naar voren van de mensenrechten vrijheid van godsdienst, vrijheid van vereniging en vergadering en vrijheid van meningsuiting. Ik denk, eerlijk gezegd, dat de wereld die ons tegemoet treedt in de heilige schrift een totaal andere wereld is dan de wereld van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens.

Paul Cliteur


Mens is beelddrager van God

De scepsis van christenen ten aanzien van mensenrechten toont dat velen over het hoofd zien dat deze teruggaan op een lange ontwikkelingsgeschiedenis, reeds van ver voor de Verlichting of de Franse Revolutie. Zo zijn tal van noties die we terugvinden in de hedendaagse mensenrechten te herleiden tot passages in de Bijbel. Neem bijvoorbeeld het beginsel van de menselijke waardigheid, één van de centrale waarden van de moderne mensenrechten. Dit is ondenkbaar zonder het eerste hoofdstuk van Genesis te lezen over de schepping van de mens, waarin de unieke plaats van de mens in de schepping en zijn bijzondere waarde wordt aangegeven. Dat dit ethische en juridische implicaties heeft wordt verderop in de Bijbel wel duidelijk.

In de begintijd van het naoorlogse mensenrechtenproject werd nog onbekommerd gerefereerd aan godsdienst als bron van motivatie voor de inzet voor de bescherming van de rechten van de mens. Bij de inauguratie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg in 1959 citeerde de eerste president, Lord McNair, het woord van Jezus: “Voor zover u dit voor een van deze geringste broeders van Mij gedaan hebt, hebt u dat voor Mij gedaan” (Mattheüs 25 vers 40). Kom daar vandaag de dag eens om! Verdediging van de rechten van de mens op basis van religieuze bronnen wordt buiten de orde geacht. Sterker: religie geldt zelfs als een bedreiging van de rech ten van de mens.

Wat is er in de tussentijd veranderd? Teveel om hier allemaal op te noemen. In de kern komt het hierop neer dat de Bijbelse notie is losgelaten dat de mens een uniek schepsel is, kostbaar in Gods oog en dus beschermwaardig. Als gevolg hiervan komt de ‘inherente waardigheid’ van de mens in de lucht te hangen. Je komt dan bijvoorbeeld uit bij de visie van een postmoderne denker als Richard Rorty (1931-2007). Hij stelt dat er sinds Darwin niets is dat de mens uniek maakt, waaruit respect voor de rechten van mens zou moeten voortvloeien. Rorty wijst elke mogelijke fun dering van mensenrechten af. Een logische gevolgtrekking uit het evolutiedenken, dat een principieel onderscheid tussen mens en dier afwijst. Pleiten voor mensenrechten is volgens hem nog mogelijk met verhalen die mededogen opwekken.

Als de over tuiging dat de mens een uniek schepsel is, dat als beelddrager Gods respect verdient boven andere schepselen, verdwijnt, is er eigenlijk geen zinnig argument te bedenken waarom wij de mensenrechten zouden moeten respecteren. Groen van Prinsterer (1801-1876) voorzag reeds dat rechten, die voorheen “door onveranderlijke wetten en inzettingen Gods omschreven en bevestigd waren, nu afhankelijk worden van het goedvinden van de staat, van de wil van veranderlijke mensen.” Een christen neemt deze wissel niet en kan daarom met recht en reden opkomen voor de bescherming van mensenrechten.

Matthijs de Blois

Samengesteld door B. van den Belt MA en drs J.A. Schippers, redactieleden

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2013

Zicht | 80 Pagina's

‘Mensenrechten zijn een deel van de christelijke ethiek’

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 juni 2013

Zicht | 80 Pagina's