Digibron cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van Digibron te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van Digibron.

Bekijk het origineel

‘Laten wij het effect van sociale media niet overschatten’

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

‘Laten wij het effect van sociale media niet overschatten’

Rens Vliegenthart over de relatie tussen sociale media en politiek

15 minuten leestijd Arcering uitzetten

Voor de huidige generatie politici is het vrijwel ondenkbaar dat zij geen gebruik maken van sociale media. Sociale media zijn inmiddels zo ingeburgerd, dat zij eenvoudigweg niet meer weg te denken zijn uit de publieke ruimte. Hoe moet deze ontwikkeling geduid worden? Zijn er effecten merkbaar voor het functioneren van de politiek?

De communicatiewetenschap, een relatief jonge tak van sport binnen de academische wereld, houdt zich de laatste jaren intensief bezig met de vragen omtrent sociale media.
Het risico bestaat echter, zo erkent de Amsterdamse hoogleraar Rens Vliegenthart vol - mondig, dat het effect van sociale media overschat wordt.
Daarmee is alleen niet alles gezegd. Zicht sprak met een bevlogen, jonge wetenschapper over deze thematiek.

Wat bedoelen wij precies met sociale media?
‘Sociale media zijn een relatief recent fenomeen: zij bestaan zo’n vijf tot tien jaar. Nu denken wij vooral aan Twitter en Facebook, maar vijf jaar geleden hadden wij het nog over Hyves. Tien jaar geleden spraken we nog over nieuwe media als het over websites ging. Bij sociale media is vooral het interactieve karakter van het medium belangrijk: het biedt de mogelijkheid voor gebruikers om direct en snel te interacteren. Er wordt momenteel ontzettend veel onderzoek gedaan naar wat de effecten van deze mediavormen zijn, bijvoorbeeld of de effecten van websites vergelijkbaar zijn met die van sociale media. Het is een hot topic onder zowel politici, journalisten als wetenschappers.’

Zijn er nu al gevolgen of effecten zichtbaar in de wijze waarop sociale media politiek beïnvloeden?
‘Tot een paar jaar geleden was het een interessante vraag of een politicus Facebook of Twitter gebruikte. Toen was er nog onderscheid te maken tussen enkele politici die heel actief waren op sociale media en een hele grote groep die dat juist niet was. Tegenwoordig zie je dat het overgrote deel van de Tweede Kamerleden actief is op Twitter. Een relevante vraag is daarom: hoe maakt een Kamerlid bijvoorbeeld gebruik van Twitter en wat zijn de effecten? Eén van de mooie uitkomsten van het aan de Universiteit van Amsterdam verrichte onderzoek, is dat Twitter invloed blijkt te hebben op het aantal voorkeurstemmen dat iemand krijgt. Politici die heel actief waren op Twitter en dit gebruikten als een campagne-instrument, bleken meer voorkeurstemmen te behalen. De partijvoorkeur van kiezers veranderde eigenlijk niet. Hierbij moet wel aangetekend worden dat dit effect alleen zichtbaar was als op interactieve wijze van Twitter gebruik werd gemaakt: dat is niet alleen zenden, maar ook reageren, oftewel een soort gesprek beginnen. Uit onderzoek blijkt eveneens dat sociale media een klein effect hebben op de politieke betrokkenheid. Als politici op een interactieve, persoonlijke manier reageren op berichten van burgers, dan kan dat de betrokkenheid vergroten. Dit zijn twee positieve effecten. We moeten ons daarbij wel realiseren dat op Twitter juist politici en journalisten – de hoger opgeleiden en al politiek geïnteresseerde burgers dus – actief zijn en het overgrote deel van de Nederlandse bevolking niet. Dit betekent dat de effecten uiteindelijk klein zijn.’

Op welke wijze wordt onderzoek gedaan?
‘Bij het onderzoek naar sociale media is het heel belangrijk om af te vragen wat de effecten op wat zijn. Onderzoekers moeten voor zichzelf duidelijk hebben wat zij precies willen weten. In de wetenschap maken wij daarom onderscheid tussen de afhankelijke en de onafhankelijke variabele. Met de afhankelijke variabele bedoelen wij de effecten waarnaar je onderzoek doet. Hierbij gaat het bijvoorbeeld om politieke betrokkenheid of stemvoorkeuren. De andere vraag is: wat bestudeer je precies aan de sociale mediakant? Hierbij kun je denken aan het gebruik van sociale media of de specifieke inhoud ervan, bijvoorbeeld de mate van interactiviteit: zijn de tweets antwoorden op andere gebruikers of juist niet? Maar ook: over welke onderwerpen wordt op sociale media gesproken? Er zijn vervolgens meerdere manieren waarop je het onderzoek uitvoert. Een methode is de systematische inhoudsanalyse van berichten op sociale media. Deze vergelijk je bijvoorbeeld met het aantal voorkeursstemmen dat iemand behaald heeft. Een andere manier is om met experimenten te werken, bijvoorbeeld door de inhoud van Facebook of Twitter te manipuleren en vervolgens te onderzoeken hoe mensen daarop reageren.’

Niet zelden spreken de resultaten van onderzoek elkaar letterlijk tegen…
‘Dat is toch een beetje de manier waarop wetenschap bedreven wordt. Je doet bepaald onderzoek en je vindt iets. Een ander repliceert dat onderzoek in een andere context en krijgt er iets anders uit. Het laat wat mij betreft zien hoe volatiel en context-afhankelijk dergelijke effecten zijn. Het is belangrijk om je als wetenschapper bewust te zijn dat je een specifieke situatie in een specifieke context onderzoekt. Je moet jezelf afvragen wat de generaliseerbaarheid van het onderzoek is: zijn de gevonden effecten bijvoorbeeld ook van toepassing in een ander land? Als een ander type van onderzoek wordt verricht, zijn de resultaten dan hetzelfde? Voor buitenstaanders zijn die nuances vaak moeilijk te volgen. Uiteindelijk willen wij als wetenschappers graag toewerken naar een theorie met een aantal context-factoren en duidelijk maken hoe die in een samenspel al dan niet een effect sorteren. Bepaalde dingen kunnen dan in de Verenigde Staten werken en in Nederland niet, en andersom natuurlijk.’

Wat zijn de gevolgen van sociale media voor de verhouding tussen politici en de traditionele media?
‘Het belangrijkste effect van sociale media is dat zij het leven van journalisten een stuk makkelijker gemaakt hebben. De dynamieken en mechanismen die in de traditionele medialogica bestaan, zijn echter niet wezenlijk anders dan in de sociale media. Het is nog steeds zo, als bijvoorbeeld Diederik Samsom een tweet plaatst, dit veel eerder opgepakt wordt dan wanneer een backbencher van de PvdA een bericht de wereld in slingert. Dat soort regels zijn eigenlijk gewoon hetzelfde. Wel is het verschil dat alles zich enorm versneld heeft en veel directer van aard is: continue updates, elkaar voortdurend volgen, 24 uur per dag nieuwe informatie krijgen. Een tweet van één uur geleden is al echt oud. Dat is wezenlijk anders als je het vergelijkt met tien, vijftien jaar geleden. Voor journalisten zijn sociale media overigens om twee redenen handig. Normaal gesproken moeten journalisten bellen voor een quootje, nu kunnen ze gewoon op Twitter kijken. Het schrijven van een boodschap in 140 tekens leent zich daar natuurlijk goed voor. In kranten(artikelen) zijn veel tweets als quotes terug te vinden; soms wordt dat vermeld, maar veel vaker niet eens. Een tweede reden waarom sociale media het leven van journalisten makkelijker hebben gemaakt, is dat journalisten dit medium kunnen gebruiken om te peilen wat er leeft onder de bevolking. Zie het als een soort vox populi, de stem van het volk: wat vindt de bevolking hier of daar van? Via een – niet-representatieve – check op sociale media is dat te achterhalen.’

In welke mate zouden de traditionele media volgens u gebruik mogen maken van sociale media als informatiebron?
‘Het is een spannend onderzoeksveld om na te gaan hoe de traditionele media bedreigd worden door sociale media. Als het over het politieke bedrijf gaat, is de informatiesnelheid hoog. De normaal gesproken procedure voor het verkrijgen van informatie wordt daardoor dikwijls verstoord. Het komt zeer regelmatig voor dat informatie al via sociale media bekend is, terwijl de premier formeel eerst de Kamer zou moeten informeren. Je ziet tegenwoordig vaak dat dit proces niet helemaal ordelijk meer verloopt. Vooral Kamerleden hebben hier moeite mee. Als zij ergens gevoelig voor zijn, is het als politici of bewindslieden via de (sociale) media ideeën en plannen communiceren, terwijl ze nog niet met de Kamer hebben gesproken. Persoonlijk vind ik het belangrijk dat de institutionele regels in acht worden genomen. Dat zit echter meer in het gebruik van die media door de individuele politicus dan in het medium zelf.’

Oud-Kamervoorzitter Verbeet heeft eens gezegd: politiek debat moet in de Kamer gevoerd worden, niet via sociale media.
‘Daar ben ik het absoluut mee eens. Zelf wil ik overigens niet zo ver gaan om Kamerleden te verbieden tijdens debatten gebruik te maken van sociale media. Het politieke debat en de daadwerkelijke besluitvorming moeten plaatsvinden de Tweede Kamer. Het is een groot goed dat het op die manier gebeurt. Soms heb je wel eens het idee dat politici dit een beetje uit het oog verliezen. Het externe optreden op sociale media, maar ook in talkshows, lijken sommige Kamerleden veel belangrijker te vinden dan hun politieke bijdrage. Dat probleem is alleen niet specifiek gerelateerd aan sociale en nieuwe media.’

Moeten de institutionele regels in dit geval aangepast worden?
‘Het is zeker goed om na te denken hoe je als Tweede Kamer je eigen zichtbaarheid kunt verbeteren en debat aantrekkelijk kunt houden voor een groter publiek. De Tweede Kamer worstelt inderdaad met de vraag hoe het plenaire debat aantrekkelijker gemaakt kan worden voor de gewone burger. Je ziet dat vooral met het gerommel aan het vragenuurtje: om de zoveel tijd worden de regels aangepast. Wat mij betreft moeten debat en inhoud centraal blijven staan.’

Om daar even later aan toe te voegen:
‘We moeten niet te veel denken dat sociale media een enorme bedreiging voor het debat zijn. Het heeft meer te maken met welke informatie en stellingnamen je publiek doet en welke niet. Eigenlijk voegen sociale media een nieuw aspect of nieuwe dimensie aan de publieke ruimte toe.’

In 2012 publiceerde de Raad voor het Openbaar Bestuur een rapport waarin het betoogde dat sociale media de directe democratie zou kunnen bevorderen. 1 Onderschrijft u die stellingname?
‘Wat mij opviel in dit rapport was de naïviteit. De Raad voor het Openbaar Bestuur stelde dat sociale media een enorm potentieel hebben – overigens met de erkenning dat er ook een aantal beperkingen aan dit potentieel zitten. Het rapport schetste vervolgens een heel positief vooruitzicht wat betreft de mogelijkheden van sociale media. In de praktijk komt dit potentieel er nog niet echt uit. Mijn eerste vraag is: waarom komt het er niet uit? Eén van de redenen is de beperkte doelgroep die op sociale media zit. Als je het hebt over vormen van directe democratie via sociale media, moet je altijd in ogenschouw nemen welke mensen er actief zijn op Facebook en Twitter. Het is waar dat bij een gewoon referendum ook slechts een deel van de mensen meedoet, maar zij worden in ieder geval persoonlijk aangesproken door middel van een stempas, waarmee zij van zich kunnen laten horen. Bij sociale media is dat niet het geval. Bovendien moeten we bedenken dat sociale media eigen werkelijkheden zijn, die niet per definitie hoeven te stroken met hoe het grote deel van de bevolking over iets denkt. Met een voorbeeld is dit te illustreren. Zelf heb ik een aantal interne partijcampagnes en -verkiezingen gevolgd. Op sociale media lijken bepaalde kandidaten enorm veel kans te maken om lijsttrekker te worden, want op sociale media hebben zij gigantische steun. Op het partijcongres bleken ze echter maar een klein aantal stemmen behaald te hebben. De grote groep die de voor de andere kandidaat gekozen hebben, was blijkbaar niet op sociale media actief. Voor de individuele politicus bieden sociale media veel interessante mogelijkheden die zeker benut moeten worden. Maar van grote democratische veranderingen of mogelijkheden lijkt mij geen sprake.’

Sommige communicatiewetenschappers beweren dat verkiezingsuitslagen met behulp van sociale media beter te voorspellen zijn dan via de traditionele opiniepeilingen. Deelt u die mening?
‘Veel van dergelijk onderzoek is ingegeven door de Amerikaanse context. Met twee politieke partijen is het een stuk eenvoudiger voorspellingen te doen dan met de tien à vijftien partijen in Nederland. De resultaten die ik tot nu toe vanuit de Verenigde Staten gezien heb vallen mij niet tegen. Bij zulk onderzoek is het niet interessant wat individuele Twitteraars vinden. Op basis van sentimenten wordt voorspeld wat de uitslag zou kunnen zijn. Het kan bij toeval wel eens beter zijn gegaan dan bij traditionele opiniepeilingen, maar ik denk dat een goed verklaringsmodel op basis van sociale media nog ver weg is. Daarbij komt de Nederlandse context van een meerpartijenstelsel. Ik vraag mij af of het hier ooit wel zo ver komt. Voor de grap zou ik het wel eens willen proberen.’

U stelde dat de effecten van Twitter alleen dan zichtbaar zijn als een politicus er op een interactieve manier gebruik van maakt. Hoe interactief zijn sociale media daadwerkelijk?
‘We moeten onderscheid maken tussen hoe interactief sociale media kunnen zijn en hoe ze het daadwerkelijk zijn. Sociale media bieden hoe dan ook een heel aantal mogelijkheden. Als ik zelf reageer op een bericht van een politicus, krijg ik veelal een antwoord terug – de vraag is of dat ook het geval zou zijn als ik niet vermeld had dat ik hoogleraar communicatiewetenschap ben, maar goed… Het principe van interactie werkt in ieder geval wel.

Politici hebben het voordeel dat zij met sociale media de bestaande massamedia kunnen omzeilen door zich direct tot het publiek te richten en met hen contact te maken. De praktijk leert dat Twitter in het laatste geval niet zo gebruikt wordt, simpelweg omdat het veel te tijdsintensief is wanneer je hier volledig in bent. Als je als politicus op alles moet reageren, heb je daar gerust een dagtaak aan.
Bovendien, de mensen die reageren op sociale media zijn een heel specifieke groep binnen de Nederlandse bevolking: absoluut niet doorsnee en zeker niet behorend tot de categorie politiek minder geïnteresseerden. Toch zijn veel politici best interactief bezig. Het potentieel is er nogmaals wel. Ik vind het heel mooi en boeiend om te zien wat de mogelijkheden zijn. Iemand als minister Frans Timmermans is er in geslaagd een goed sociaal mediaprofiel op te bouwen, waarmee hij zijn volgers en geïnteresseerden kan boeien. Dat draagt bij aan de tastbaarheid en nabijheid van de politiek.’

Hoe succesvol zijn sociale media om mensen te mobiliseren?
‘Wij zijn pas enthousiast geworden over sociale media na de verkiezingscampagne van Obama in 2008. Daarvan wordt gezegd dat hij deze gewonnen heeft dankzij sociale media. Ik denk dat dit niet waar is. Wel hadden sociale media een heel specifieke functie: niet mensen te overtuigen, maar om hen te mobiliseren.
Zoals gezegd is een beperkte groep actief op Twitter. De politieke effecten zijn dus klein en moeten zeker niet overschat worden. In de hoek van de sociale bewegingen zie je dat sociale media wel een groot mobilisatie-instrument zijn. Denk aan de Pietitie [een online petitie voor het behoud van zwarte piet, BJTvdW]. Deze actie, waarmee mensen uiting gaven van hun maatschappelijke betrokkenheid, werd vrijwel geheel buiten de politiek om gevoerd, maar heeft in politieke termen gesproken uiteindelijk wel gevolgen. De opkomst bij de verkiezingen beïnvloedt het minimaal.’

Zijn de sociale media volgens u een tijdelijk iets of hebben zij de toekomst?
‘Ik denk het laatste. Tien jaar geleden had niemand kunnen bedenken dat Twitter zo groot zou worden. Het is goed om te beseffen dat er over vijf of tien jaar heel andere vormen van sociale media kunnen zijn. Al die online-activiteiten en -tools zijn echter zodanig deel geworden van onze samenleving en politiek, dat dat wel blijft. Het verandert wel continu, maar ik denk niet dat het fenomeen zelf verdwijnt.’

De SGP bezint zich op de vraag hoe het vertrouwen van burgers in de politiek versterkt kan worden. Op welke wijze kunnen sociale media daaraan op een positieve manier bijdragen?
‘De potentie is er zeker, mits politici en overheid de sociale media op een serieuze en juiste manier gebruiken. Daarmee bedoel ik: niet alleen om informatie te zenden, maar ook om te interacteren met burgers. Met alle beperkingen die er zijn, is het toch een middel om in direct contact te staan met ten minste een deel van de bevolking. Dit kan iets bijdragen aan het vertrouwen, hoewel je er geen wonderen van moet verwachten.
Binnen politieke partijen wordt tegenwoordig heel strategisch nagedacht over sociale media. Vaak worden zij ingezet bij verkiezingscampagnes met de bedoeling mensen te bereiken en te mobiliseren. Hiermee wek je echter geen vertrouwen. Voor vertrouwen is communicatie buiten de campagne belangrijker, evenals het reageren op berichten van individuele burgers.’


Rens Vliegenthart

Rens Vliegenthart werd in 1980 te Oudewater geboren. Na het behalen van zijn gymnasiumdiploma ging hij sociaal-culturele wetenschappen en politicologie studeren aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Aan diezelfde universiteit promoveerde hij in 2007 cum laude op het proefschrift Framing Immigration and Integration. Facts, Parliament, Media and Anti- Immigrant Party Support in the Netherlands. Sindsdien is Vliegenthart verbonden aan de afdeling Communicatiewetenschap en de Amsterdam School of Communication Research (ASCoR) van de Universiteit van Amsterdam. Eerst als universitair docent, later als universitair hoofddocent en sinds 2013 als hoogleraar politieke communicatie. Als hoogleraar doet hij onderzoek naar de rol van media in politiek en samenleving. Hij bestudeert hoe de berichtgeving tot stand komt en hoe het politieke proces en de publieke opinie hierdoor beïnvloed worden. Zijn onderzoek bevindt zich daarmee op het snijvlak van communicatiewetenschap, politicologie en sociologie. Voor het niet-wetenschappelijk geschoolde lezerspubliek schreef hij in 2012 het boek U kletst uit uw nek. Over de relatie tussen politiek, media en de kiezer.
Vliegenthart is lid van De Jonge Akademie, een zelfstandig orgaan binnen de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen.


B.J.T. van de Worp MA BSc, wetenschappelijk medewerker WI-SGP a.i.

Dit artikel werd u aangeboden door: Wetenschappelijk Instituut voor de Staatkundig Gereformeerde Partij

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 oktober 2014

Zicht | 84 Pagina's

‘Laten wij het effect van sociale media niet overschatten’

Bekijk de hele uitgave van woensdag 1 oktober 2014

Zicht | 84 Pagina's